Europese begroting: de échte reden van de grote onenigheid

Het komt voor in de beste families: kibbelen over geld. Binnen de Europese Unie komt men maar niet tot een akkoord over de meerjarenbegroting. Een fel politiek geladen debat doet vaak de essentie vergeten: wie geniet het meest van het Europese manna? Wie betaalt het meest? En wat moet er veranderen om het systeem transparanter te maken?

In oktober 2002 bedisselden Jacques Chirac en Gerhard Schröder in een kamer in het Brusselse vijfsterrenhotel Conrad een akkoord. Er werd al gauw de naam van het hotel opgeplakt. Het Conrad-akkoord plafonneerde de Europese landbouwuitgaven tot en met 2013.

Maar (vooral) de Britten, momenteel voorzitter van de Europese Unie, zien die bevriezing van de uitgaven nog steeds niet zitten. Het leidde de voorbije drie jaar tot aanzwellend gekibbel over de Europese begroting. Hakt de Europese top van vandaag en morgen, 15 en 16 december 2005, knopen door? De mot zit in de Europese begroting. De Unie steekt al in een diepe crisis.

De voorbije maanden werd vergeefs getracht om een akkoord te bereiken over de aanwending van de Europese middelen voor de periode 2007-2013 en een bijsturing van de manier waarop de Europese begroting gefinancierd wordt. Dat er tijdens het Britse voorzitterschap geen akkoord uit de bus is gekomen, is des te jammerder, omdat de unie met de uitbreiding nieuwe prioriteiten moet stellen. Dat was niet de mening van de Britse premier Tony Blair, die in zijn voorstel een verlaging van het budget naar 846 miljard euro voorstelde.

“Het debat toont een totaal gebrek aan visie en wordt volledig bepaald door nationale belangen,” zucht Daniel Gros van het Centre for European Policy Studies (CEPS). “Een oplossing zal er nooit komen zolang de beslissingen over de begroting op intergouvernementeel niveau zullen worden genomen en niemand het Europese belang verdedigt. Iedereen wil zoveel mogelijk geld uit Europa halen, maar zo weinig mogelijk bijdragen. Niemand denkt aan het Europese belang.”

“Schaf landbouwsubsidies af”

Al in 2003 stelde de ULB-econoom André Sapir dat de huidige Europese begroting een anachronisme was. Zo wordt nog steeds ruim 43 % van de begroting aan landbouw gespendeerd. Terwijl er bijvoorbeeld veel meer geld naar onderzoek en ontwikkeling zou moeten gaan.

Daniel Gros: “Sapir had gelijk. Het geld moet naar O&O gaan. Ik zeg niet dat het budget moet toenemen, maar als je over zo’n bedrag beschikt, moet het niet naar landbouw gaan. Ik ben zeer pessimistisch en zie geen oplossing. We kunnen de procedure veranderen en het parlement een belangrijke rol laten spelen. Niet vragen om meer geld, maar minder geld en geld voor echte Europese doelstellingen. Het Europese Parlement heeft de neiging om bij elk budget een beetje meer te vragen. Hoe meer, hoe beter voor Europa, denkt men dan. Dat is niet meer geloofwaardig. Er is bijvoorbeeld een middel om de landbouwuitgaven te verminderen: nationaliseren. Maar niemand doet het.”

In een rapport waaraan hij zelf heeft meegewerkt, pleit Gros voor een radicaal andere aanpak van het Europese begrotingsbeleid. Gros wil de afschaffing van de landbouwsubsidies. Het geld moet vooral gaan naar onderzoek en ontwikkeling, en naar een aantal convergentiemaatregelen om van de Europese Unie een echte interne markt te maken. 10 % zou worden gebruikt voor allerlei maatregelen op het vlak van milieu om de achterstand die de nieuwe lidstaten op dat vlak hebben, dicht te fietsen.

Het plan van Gros zou niet leiden tot meer uitgaven. “Er is geld genoeg. De vraag is wat je ermee doet,” zegt hij. Wel zou de financiering slechts in beperkte mate gebeuren via een bepaald percentage van het nationale inkomen dat de lidstaten afdragen. “Waarom halen we het gros van de inkomsten niet uit de BTW die de lidstaten heffen? Een deel van die inkomsten zou gewoon moeten worden gebruikt voor Europese doeleinden. Het is eenvoudig en transparant.”

Pluimen op de hoed van Blair?

De moeilijke opmaak van de Europese begroting 2007-2013 maakt duidelijk dat de nationale reflexen overheersen. De nationale belangen beperken ook de bewegingsvrijheid van de Europese Commissie. Onder nationale druk werd het rapport-Sapir terzijde geschoven. Het enige wat de Commissie kon voostellen, was een verhoging van de Europese begroting van 1 % van het BBP naar 1,24 % in 2013. Wat natuurlijk niet naar de zin was van een aantal nettobetalers, vooral Nederland, Zweden en Groot-Brittannië, die het EU-budget onder de 1 % willen houden.

Al mogen die landen dan al dezelfde mening hebben over de bijdragen tot de Unie, ze zijn het zeker niet eens over een bijsturing van de uitgaven. De 43 % uitgaven voor landbouw (terwijl die sector slechts goed is voor 4 % van het Europese BBP) is een heilige koe voor de Fransen.

Het Britse voorzitterschap moet nog meer heilige koeien slachten. Woensdag 7 december 2005 trokken de 25 Europese ministers van Buitenlandse Zaken in conclaaf in het Justus Lipsius-gebouw. Het Britse begrotingsvoorstel werd bijna unaniem afgeschoten. De voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Barroso, schoot met scherp. Enkel lilliputter Malta onthield zich van kritiek.

Een getuige noemt dat geen ramp. Het was voorspelbaar en het maakt deel uit van het steekspel. De deur ging zeker niet definitief dicht. Het echte werk start vandaag, donderdag 15 december. Ondanks het overheersende pessimisme, bestaat de kans dat er alsnog een akkoord wordt bereikt. Tony Blair heeft nog niets van zijn hoge verwachtingen als voorzitter ingelost. Met een akkoord over de meerjarenbegroting kan hij dan toch enkele pluimen op zijn hoed steken.

Vreemde Britse kronkels

Waarom werd het Britse plan unaniem afgeschoten? De Britten willen het in de periode 2007-2013 doen met een begroting van 846 miljard euro. Of 1,03 % van het bruto nationale inkomen (BNI), de som van alle inkomens van de Europese Unie. Voor de andere lidstaten is dat te weinig. De Europese Commissie had aanvankelijk 1,24 % van het BNI voorgesteld. Een van de belangrijke hindernissen is dat de Britten de begroting willen herzien in 2008. Dat stoot op onbegrip bij de meeste andere lidstaten. Een herziening van de begroting is taboe. Want die werd in het Conrad-hotel door Chirac en Schröder tot 2013 in beton gegoten.

De Britten willen fiks snoeien in de begroting van het cohesiefonds ten gunste van de nieuwe lidstaten. Ze willen 8 % besparen (12,6 miljard euro) bij de nieuwe lidstaten. De redenering luidt dat er in het verleden meer werd vastgelegd dan effectief besteed. Een vreemde kronkel, zeggen de voorstanders. De nieuwkomers zijn pas één jaar lid. Het opsouperen van het geld komt pas de volgende jaren op kruissnelheid.

Ook de kandidaat-lidstaten Bulgarije en Roemenië moeten iets inleveren. De Europese Unie plant 8 miljard euro steun voor hun toetreding. De Britten zijn niet tegen dat bedrag gekant, maar Blair wil dat geld halen bij landbouw, zonder dat het landbouwbudget de hoogte in gaat. Met dezelfde pot wil hij de uitgaven voor 27 lidstaten betalen. Dat heet onaanvaardbaar voor de andere lidstaten.

Meer lidstaten betekent meer uitgaven. Je kunt niet met méér zijn en minder uitgeven. Daniel Gros (CEPS) laat hier een dissonant klinken. Hij waarschuwt voor te veel medelijden met de nieuwe lidstaten, nu Groot-Brittannië wil beknibbelen op de steunmaatregelen: “Die landen zijn misschien nog meer gedreven door eigenbelang dan de andere lidstaten. Begrijpelijk, want ze zijn arm.”

De erfenis van Thatcher

Groot-Brittannië is bovendien een gemakkelijke prooi voor de andere lidstaten. Sinds het akkoord van Fontainebleau in 1984 krijgt perfid Albion een korting op zijn bijdrage. De Britten blijven nettobetalers van Europa. Maar 66 % van wat ze te veel betalen, krijgen ze jaarlijks terug. In 2005 gaat het om 5,1 miljard euro. Die korting vormt hét grote struikelblok voor een akkoord en is volgens critici een even groot anachronisme als de hoge uitgaven voor landbouw.

Toenmalig Brits premier Margaret Thatcher eiste en kreeg de korting. De Europese begroting was het resultaat van afspraken van vóór het Britse lidmaatschap. Landbouw was toen goed voor driekwart van de uitgaven. Toen de Britten lid werden in 1973, was de landbouw relatief onbelangrijk voor de economie van het land. Maar de Britten mochten wel mee de rekening betalen.

De andere lidstaten vinden dat het gedaan moet zijn met een flink deel van die Britse korting. De korting voor de Britten zou tegen 2013 bovendien stijgen tot 7 miljard euro. Daarmee zakt Groot-Brittannië naar de negende plaats als nettobetaler. Vandaag bekleedt het plaats nummer vier. Het zal dan minder betalen dan de Fransen en zal ook de prijs voor de uitbreiding van de Unie niet moeten betalen. Die uitbreiding zal nieuwe uitgaven met zich meebrengen. Het zijn tenslotte minder welvarende lidstaten die zijn toegetreden. Groot-Brittannië zal hier echter opnieuw de dans ontspringen, want dankzij de korting waarvan het land geniet, zullen de extra uitgaven door alle landen moeten worden gefinancierd, de nieuwe lidstaten incluis.

Een van de voorstellen van de Britten kon daarom toch door de beugel tijdens het conclaaf van 7 december 2005. Tony Blair wil de korting weg voor de cohesiefondsen, de steun aan de nieuwe lidstaten. Voor de andere lidstaten zijn dat uitgaven waar de solidariteit zou moeten spelen. Alleen plakten de Britten er geen percentage op. In hun ontwerptekst stond X % van de korting op de cohesiefondsen, die ze willen laten varen.

De andere lidstaten willen dat die X een volle 100 % wordt. Dat wordt dus nog flink bakkeleien vandaag en morgen in Brussel. Of zal Blair toch water bij de wijn doen? De Britten willen 8 miljard euro van hun korting inleveren, de Fransen eisen 14 miljard euro. Komt er een akkoord uit de bus? Een bevoorrechte waarnemer blijft hoe dan ook optimistisch. Een mislukking zou wel een ramp zijn. Als Blair toegevingen wil doen, zal hij dat nu als voorzitter doen.

Alain Mouton, Wolfgang Riepl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content