België verwelkomt een nieuwe rechtspersoon: de private stichting. Wie heeft er baat bij? En kunt ook u voortaan uw successieplanning regelen zonder dat uw erfgenamen te veel moeten afstaan aan de overheid?
De auteurs zijn advocaten gespecialiseerd in vermogensrecht. Alain Verbeke is tevens hoogleraar Burgerlijk en Notarieel Recht aan de universiteiten van Leuven en Tilburg.
Naast de vennootschappen (zoals de BVBA en de NV), de vereniging zonder winstoogmerk (vzw) en de stichting van openbaar nut, kent België nu ook de private stichting. De nieuwe rechtspersoon telt geen leden (zoals een vzw), maar ook geen aandeelhouders (zoals een vennootschap). De wet definieert de stichting als een rechtshandeling waarbij de stichters een vermogen bestemmen ter verwezenlijking van ‘een bepaald belangeloos doel’. Het enige wettelijke orgaan dat de stichting kent, is een raad van bestuur die ten minste drie bestuurders moet tellen. Voor het overige bepaalt de stichter vrij hoe het bestuur eruitziet.
Als de stichting zich beperkt tot belangeloze activiteiten of certificering is de rechtspersonenbelasting van toepassing. Als ze een onderneming exploiteert, geldt de vennootschapsbelasting. In principe is er geen belasting van de winst en wordt de stichting grosso modo belast zoals de particulieren.
Maar ook indirecte belastingen kunnen een voorname rol spelen. Een arrest van het Arbitragehof van maart 2004 maakt alvast duidelijk dat een inbreng in een stichting onderworpen is aan het schenkingsrecht. Sinds 1 januari 2004 hanteert Vlaanderen hiervoor een bijzonder vlak tarief van 7 % voor de schenking van roerende goederen tussen ‘vreemden’. De klassieke manieren van belastingvrije overdracht staan overigens ook ter beschikking, maar dan moet rekening worden gehouden met successierechten (bijvoorbeeld indien de inbrenger overlijdt binnen de drie jaar na de inbreng). Voor de schenking van onroerende goederen aan de stichting geldt in Vlaanderen ook het afzonderlijk verlaagd tarief van 7 %. Legaten aan een private stichting genieten sinds 1 januari 2004 in het Vlaams gewest van een verlaagd tarief van 8,8 %. Op het belastbare brutovermogen van de private stichting wordt jaarlijks een taks van 0,17 % geheven. De taks vervangt de successierechten. Voor deze laatste belasting is wel vereist dat het brutovermogen hoger ligt dan 25.000 euro. Verder zijn bepaalde activa uitgesloten (bijvoorbeeld aandelen in het kader van certificering).
Maar is het nieuwe vehikel echt nuttig? Niet elke ‘uitvinding’ van de wetgever is een succes gebleken. Terwijl de eenpersoons-BVBA grote navolging heeft gekregen, bleek de vennootschap met sociaal oogmerk een flop. De mogelijkheden tot certificering van aandelen biedt de nieuwe telg groeikansen. Bij zo’n operatie worden aandelen overgedragen aan de stichting die certificaten in ruil geeft. Door de certificering wordt de stichting de ‘juridische eigenaar’ van de aandelen, terwijl de overdrager certificaathouder wordt. Dat geeft hem het recht op de ‘economische eigendom’. Kortom, de stichting beheert de participatie (stemrecht). De zeggenschapsrechten zijn gebundeld in het bestuur van de stichting, maar de certificaathouder heeft het recht op alle opbrengsten (dividenden en meerwaarden). Zo’n certificering kan in verschillende situaties haar diensten bewijzen: van een klassieke familiale regeling tot het behoeden van de onafhankelijkheid van een zuivere dochtervennootschap.
Opvolging in familiebedrijf
Stel dat Pierre-Paul d’Entreprise een flink uit de kluiten gewassen KMO heeft met 150 werknemers in diverse landen. Pierre-Paul heeft drie kinderen, Pierre, Jean en Marie. Pierre leidt een eerder teruggetrokken bestaan als kunstenaar. Jean is een geëngageerde geneesheer en werkt voor Artsen Zonder Grenzen in Tadzjikistan. Alleen Marie werkt in het bedrijf. Pierre-Paul wil vermijden dat zijn levenswerk moet worden verkocht na zijn dood. Hij wil zijn kinderen wel gelijk behandelen. Bij leven staat Pierre-Paul als rechtgeaarde autoritaire bedrijfsleider liefst geen macht af. Hij heeft per slot van rekening het bedrijf zelf uit de grond gestampt.
De oprichting van een private stichting en de certificering van de aandelen van het familiebedrijf kunnen Pierre-Paul van heel wat zorgen verlossen. In het bestuur van de stichting zetelt hijzelf, zodat hij bij leven alleen beslist. Na zijn overlijden bepalen de statuten van de stichting dat Marie het voor het zeggen krijgt. Zij is immers de enige die bekwaam én geïnteresseerd is om het bedrijf voort te zetten. Via allerlei controlemechanismen op het niveau van de stichting kunnen Pierre en Jean ook betrokken worden bij het beheer. Zo wordt vermeden dat Marie te grote aspiraties krijgt op de hele koek. Ondertussen bepaalt Pierre-Paul in zijn testament dat elk van zijn kinderen een gelijk deel van de certificaten zal krijgen. Met de stichting wordt dus zowel de continuïteit van het bedrijf als de gelijkheid van de erfgenamen gevrijwaard.
Onafhankelijkheid bewaren
Een ander voorbeeld. Een jong succesrijk IT-consultancybedrijf heeft groeikapitaal nodig om de internationale expansie te kunnen dragen. Een grote onderneming is bereid de groei te financieren, maar zo dreigt de zeggenschap van de bestaande aandeelhouders volledig te verwateren. Precies die onafhankelijkheid heeft geleid tot het succes. Om die cultuur te behouden, wordt een private stichting opgericht. De grote speler krijgt bijna alle certificaten (‘economische eigendom’), maar in het bestuur van de stichting wordt de onafhankelijkheid gebetonneerd.
Instandhouding van verzamelingen
Vaak wensen verwoede verzamelaars hun collectie over het graf intact te houden. Ook het beheer en de instandhouding van een historisch pand of familiegebouw kan via de private stichting gerealiseerd worden. In de statuten van de private stichting wordt het doel duidelijk omschreven. Tevens wordt bepaald wie in het bestuur kan en mag zitten. Dat is niet altijd enkel in het belang van de fanatieke verzamelaar zelf, maar ook van zijn erfgenamen. Een voorbeeld maakt duidelijk waarom: een verzamelaar van stoommachines uit het begin van de industriële revolutie overlijdt. Op dat ogenblik moeten zijn erfgenamen op de verkoopwaarde van die machines successierechten betalen. Het is zeer de vraag of een erfgenaam ‘gelukkig’ is met een verzameling machines waarmee hij niets kan doen, die bovendien nog moeten worden gestald en waarop hij bijvoorbeeld 27 % successierechten moet betalen.
‘Dode hand’
Het concept van de ‘dode hand’ is misschien wel de beste remedie tegen successierechten. Onder voorbehoud van een aantal fictieve legaten, zijn successierechten slechts verschuldigd op wat men nalaat bij overlijden. Indien men het vermogen onderbrengt in een structuur die niet verdwijnt en het vermogen dus niet vererft, realiseert men een ‘dode hand’. De private stichting leent zich hiertoe. Ze mag een ‘privaat’ doel nastreven en moet haar vermogen niet aanwenden voor een of ander doel van algemeen belang. Een stichting heeft ook geen eigenaars zoals de aandeelhouders van een vennootschap. Het vermogen van de private stichting ‘zweeft’. Het behoort niemand toe en wordt beheerd door de raad van bestuur. Wie de macht heeft in de raad van bestuur, heeft ook de macht over het vermogen. Deze macht moet uitgeoefend worden binnen de grenzen van de wet, de statuten én het doel van de stichting.
Successieplanning
Het succes van buitenlandse private stichtingen en trusts bij vermogende particulieren is vooral te danken aan de mogelijkheid om vermogen af te zonderen en vervolgens later uit dit doelvermogen uitkeringen te doen aan familieleden. Zo kan men een ‘zwevend doelvermogen’ creëren dat niet vererft bij het overlijden van de oprichter. Men kan regeren vanuit het graf.
Kan dit ook met de nieuwe Belgische private stichting? Het antwoord is niet eenvoudig en zelfs een beetje controversieel. Behalve de oprichter of de bestuurders van de stichting, kan iedereen een voordeel (uitkering of iets anders) krijgen uit de stichting indien de uitkering past in de ‘verwezenlijking van het belangeloze doel’ van de stichting. De bruikbaarheid van de stichting voor estate planning staat of valt dus in grote mate met de invulling van het begrip ‘belangeloos doel’.
Over dit concept bestaat de grootste verwarring. Bij de totstandkoming van de wet werden twee redenen gegeven voor de creatie van de nieuwe rechtsvorm: de certificering en het feit dat aan ouders van een gehandicapt kind de mogelijkheid moet worden geboden om de toekomst van dit kind te waarborgen. Dit laatste zou slechts kunnen via een soepele en doeltreffende structuur die langer dan de ouders zal bestaan.
Sommigen menen dat een Belgische private stichting niet kan worden gebruikt voor de overdracht van vermogen naar een volgende generatie. Wij vinden van wel, maar niet onbeperkt. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt immers dat de notie ‘belangeloos doel’ ruim moet worden opgevat. Uit het voorbeeld van het gehandicapte kind blijkt dat uitkeringen aan familieleden van de stichter niet verboden zijn. Volgens ons moet het ‘belangeloos doel’ uit hoofde van de stichting zelf worden beoordeeld. Dit betekent dat de stichting geen activiteit mag voeren met als bedoeling winst voor zichzelf na te streven. Welnu, het doel ‘uitkeringen doen aan derden’ kan nooit een doel zijn waarbij de stichting winst voor zichzelf nastreeft.
In deze zienswijze wordt het nut van de Belgische private stichting in het raam van een successieplanning ruimer dan alleen maar een certificeringsvehikel. Een voorbeeld: een vermogende particulier wil zijn vermogen niet overdragen aan de volgende generatie. Maar hij maakt zich (terecht) zorgen over de impact van de successierechten. Verder wil hij regeren vanuit het graf, vooral vanuit een zekere voorzienigheid voor het welzijn van zijn familie over de generaties heen. Sterk vereenvoudigd, zou deze persoon zijn vermogen kunnen overdragen aan een stichting. De stichting heeft als doel zijn familie te begunstigen en het vermogen in het jaar 2103 uit te keren aan de in leven zijnde afstammelingen in rechte lijn. Bijvoorbeeld dertig jaar later, in 2034, sterft hij. Het vermogen van de stichting is flink gegroeid. Dat vermogen, waarover hij bij leven de directe of indirecte zeggenschap heeft gehad, zit niet in zijn nalatenschap. Hierdoor is het in principe niet belastbaar voor successierechten. Zijn erfgenamen in rechte lijn worden onderhouden door dit vermogen (bijvoorbeeld voor behuizing en opleiding) en dit tot het jaar 2103. In dat jaar vindt een uitkering plaats aan de nog levende afstammelingen in rechte lijn.
Als de private stichting effectief gebruikt kan worden in het kader van een vermogensoverdracht naar volgende generaties, dan hebben we een on-shore alternatief voor de Angelsaksische trust of bepaalde exotische private stichtingen.
Alain Nijs – Anton van Zantbeek – Alain Verbeke
Met de stichting wordt zowel de continuïteit van het bedrijf als de gelijkheid van de erfgenamen gevrijwaard.Sommigen menen dat een Belgische private stichting niet kan worden gebruikt voor de overdracht van vermogen naar een volgende generatie. Wij vinden van wel, al kan het niet onbeperkt.