“Erger dan een tatoeage”

Zakenlui die in voorhechtenis worden genomen, zien hun wereld ineenstorten. Dat is ook de bedoeling. Zo gaan ze sneller tot bekentenissen over. Blijkt het onderzoek met een sisser af te lopen, dan blijft het stigma. Getuigenissen van zakenlui die het hebben meegemaakt.

De voorbije weken kwamen enkele prominente zakenlui op onzachte wijze in aanraking met het gerecht. Jo Lernout en Paul Hauspie vertoeven momenteel in voorlopige hechtenis. De Brusselse zakenman Stéphan Jourdain, de man achter de zakenclub Club van Lotharingen, werd eind april opgepakt en loopt momenteel weer op vrije voeten. Het Ieperse duo was nog niet voor commentaar bereikbaar. Jourdain kon wel een interview geven.

We legden ook contact met enkele onfortuinlijke collega-zakenlui. Domo-topman Jan De Clerck verbleef, samen met zijn echtgenote, in 1997 zes weken in voorhechtenis in het kader van een fiscaal onderzoek bij het Beaulieu-imperium, een onderzoek dat onlangs werd afgesloten. Zijn advocaat Johan Verbist ( De Bandt, Linklaters & Alliance) geeft meer uitleg bij de praktijken van onderzoekers. Peter Kluft was al twee keer het voorwerp van een onderzoek wegens fraude. In 1991 werd hij opgepakt in een (achteraf geseponeerd) dossier over belastingfraude bij Lederland. Enkele jaren later was het weer prijs en kreeg hij het Limburgse parket over de vloer in de affaire rond de Kempense Steenkoolmijnen. Peter Kluft is éénmaal 24 uur aangehouden, dus zijn ervaring is beperkt. Wel kan hij meer vertellen over dat soort ondervragingen. Kluft gaat trouwens in beroep tegen de beslissing van de rechtbank, die hem in januari tot één maand voorwaardelijk en een boete veroordeelde. Pr-man Raoul Stuyck verbleef in 1990 en 1992 ettelijke weken in voorhechtenis en werd later veroordeeld tot achttien maanden effectief (en evenveel voorwaardelijk) wegens zijn aandeel in een carrousel met fictieve facturen. Hij verbleef vierenhalve maand in de gevangenis van Wortel.

De actie

Peter Kluft: “Mijn aanhouding in verband met de zogenaamde fraude bij Lederland ging gepaard met de nodige show. De rijkswacht kwam met veel vertoon een huiszoeking verrichten. De pers was er overigens eerder dan de rijkswachters. Van het geheim van het onderzoek gesproken.”

Raoul Stuyck: “De tweede keer dat ik werd aangehouden – dat was in de periode dat ik voor uitgeverij De Vlijt werkte – brachten de onderzoekers op maandagmorgen een bezoek aan de Gazet van Antwerpen. Doodleuk lieten ze me naar de receptie komen. Gaat uwe frak maar halen, want we nemen u mee. En dat was het.”

Johan Verbist: “Een van de elementen die extra meespelen voor ondernemers, is de negatieve publiciteit. Het gerecht lekt bewust de aanhouding om de zakenlui te discrediteren. Het effect van de beelden van een bedrijfsleider die geboeid en met loeiende sirenes wordt afgevoerd, kan desastreus zijn.”

De pers

Raoul Stuyck: “De pers doet gewoon haar werk. In mijn geval was het normaal dat ze de zaak volgden. Er waren zeer prominente zakenlui bij betrokken.”

Johan Verbist: “Onderzoeksrechters laten zich meer dan vroeger leiden door de pers. Zo werd in een van mijn zaken een aantal mensen opgepakt voor ondervraging, en eigenlijk was de zaak rond. Toch werd de ondernemer nog in voorlopige hechtenis geplaatst. Bij de publieke opinie mag niet de sfeer ontstaan dat kleine garnalen worden aangepakt en grote vissen blijven rondzwemmen. Dat is ook een van de elementen waarom Jo Lernout en Paul Hauspie achter de tralies belandden. Ook rechters laten zich vangen door stemmingmakerij.”

Peter Kluft: “Een onderzoeksrechter had in de KS-zaak al erg belastende verklaringen in de pers afgelegd, zonder enig bewijs. De politiek heeft de affaire toen uitgebuit. Achteraf bleek de hetze op niets gebaseerd. Maar er blijft altijd iets hangen.”

Jan De Clerck: “Ik ben het slachtoffer van mijn bekendheid geworden. Was ik een Albanees geweest die fraude had gepleegd, dan zouden mijn vier kinderen waarschijnlijk zelfs niet hebben geweten dat het gerecht me had ondervraagd. Heel mijn leven moest in de pers de revue passeren. Het gerecht heeft dat doelbewust gedaan. Nu ik erop terugblik, blijkt dat ik eigenlijk geen extra informatie heb verschaft tijdens mijn verblijf in de gevangenis. Er speelden andere motieven mee.”

De bedreigingen

Johan Verbist: “De voorlopige hechtenis schiet vandaag haar doel voorbij. Deze vrijheidsberoving is zogezegd alleen toegelaten als er een gevaar bestaat voor de samenleving, als men vreest dat de gearresteerde naar het buitenland zal vluchten of dat hij bepaalde bewijsmiddelen zal verduisteren. We zien echter dat ondernemers worden vastgezet om druk uit te oefenen, niet meer of minder. De onderzoekers komen daar ook eerlijk voor uit. ‘Als uw cliënt bekent, laten we hem vrij,’ kreeg ik meermaals zonder enige schaamte te horen. Onaanvaardbaar.”

Raoul Stuyck: “Mijn moeder en mijn vriendin werd verteld dat ik vrij zou komen als ik bekende. Men zet je ook op die manier onder druk. Mijn strategie was: zwijgen. Ze lieten je enkele dagen zitten, en riepen je dan terug. ‘En, al van gedacht veranderd? Wil je praten? Neen? Keer dan maar terug naar de cel,’ zeiden ze. En daar ging je.”

Peter Kluft: “De revolver werd tijdens de ondervraging met het nodige machtsvertoon op tafel gelegd. De sfeer is ronduit intimiderend. Zelfs mijn secretaresse moest eraan geloven. ‘En madammeke, wilt gij uw kinderen zien, vanavond? In dat geval zou ik maar alles vertellen.’ Als na verloop van tijd blijkt dat ze het totaal mis hebben, worden de ondervragers zenuwachtig. Bij Lederland was het eenvoudig: de tip als zou het bedrijf via Nederland frauderen, kon makkelijk worden weerlegd en bleek na enkele uren gewoon fout. Voor KS lag de zaak anders. Wekenlang waren 26 onderzoekers in de weer geweest om allerlei geruchten over vrouwenhistories, corruptie en fraude te onderzoeken. Niets bleek waar. Leg dat maar eens uit aan de belastingbetaler. Na een tijd werden de ondervragers echt zenuwachtig. Agressiever, ook.”

De ondervraging

Jan De Clerck: “Wat me enorm stoorde, was het feit dat er erg weinig ondervragingen gebeurden. De onderzoekers namen hun tijd. Die afhankelijkheid van iemand anders zijn agenda is moeilijk te dragen.”

Raoul Stuyck: “In het begin testen ze je uit. Chantage, vertrouwenspersonen in diskrediet brengen, familiale pressie, zalven, dreigen, redeneren, humor, inspelen op het schaamtegevoel… Alle trucs worden bovengehaald om je aan het wankelen te brengen. Zodra ze weten hoe ze je moeten aanpakken, wordt dat consequent in de praktijk gezet.”

Jan De Clerck: “Het gerecht beschikte over alle gegevens om de zaak af te ronden, in elk geval wat mijn aandeel in de fiscale constructie betreft. Toch bleven de onderzoekers mij onder druk zetten. Niet alleen moest ik mezelf erin praten, maar ook moest ik heel mijn familie meesleuren. Dat heeft uiteraard diepe wonden geslagen.”

Johan Verbist: “De gebroeders De Nul ( nvdr – de twee gedelegeerd bestuurders van het bouw- en baggerbedrijf De Nul werden in februari naar de correctionele rechtbank doorverwezen voor corruptie) bleven in hechtenis, zo klonk het officieel, om te vermijden dat ze stukken uit de boekhouding zouden verduisteren. Net of zo’n boekhouding pootjes heeft en kan weglopen. Toen heb ik onder toezicht van een gerechtsdeurwaarder de boekhouding in een container gestopt en die laten verzegelen. Zo was het risico op een verduistering nihil. Het lukte: de cliënt mocht vertrekken.”

Jan De Clerck: “De voorlopige hechtenis is een niet verhulde vorm van chantage, die werd versterkt door bewuste perslekken die je reputatie moesten aantasten. Toch heeft deze tactiek weinig uitgehaald. Zwijgen is niet moeilijk. Maar je gaat kapot aan de druk van buitenuit.”

Het bedrijf

Jan De Clerck: “De bankier begint zich vragen te stellen over de toekomst van je bedrijf. Leveranciers eisen een snelle betaling van de facturen. Klanten beginnen uit te kijken naar alternatieven. Het personeel wordt ongerust. Je kinderen krijgen last op school. Geloof me, ook als ik niet word veroordeeld, heb ik mijn straf al gehad.”

Raoul Stuyck: “Plots laat iedereen je vallen. De beste zakenrelaties haken af. Begrijpelijk hoor. Het stigma foefelaar raak je niet kwijt.”

Stéphan Jourdain: “Dat zit me het meeste dwars. Ik had geen frank toen ik op mijn achttiende begon. Ik moest het vertrouwen van de bankiers winnen. Ik heb 24 jaar nodig gehad om mezelf geloofwaardig te maken. En dan komt er een procureur des Konings die zegt dat de heer Jourdain een oplichter is, en alle banken draaien de kraan dicht. Het zal jaren duren om dat allemaal opnieuw op te bouwen. De bankiers redeneren niet in termen van schuld en onschuld. Ze zien alleen dat de klant problemen heeft met het gerecht.”

Johan Verbist: ” Het zou niet de eerste keer zijn dat de banken de kredieten opzeggen na zo’n aanhouding. Zelfs als de ondernemer van alle blaam wordt gezuiverd, kan zijn bedrijf onherstelbare schade oplopen.”

Stéphan Jourdain: “Kameraden, vrienden, familie, de mensen die je kennen, ze nemen onmiddellijk een standpunt in. De zakenrelaties zijn voorzichtiger. Dat is menselijk. Ik heb nochtans 230 brieven met steunbetuigingen gekregen tijdens de twintig dagen dat ik achter de tralies zat. Dat is balsem op de wonden. De personen op wie ik dacht te kunnen rekenen, waren er. Degenen waarover ik geen illusies koesterde, hebben mijn indruk bevestigd. Ik heb me maar in één persoon vergist. Ik ben zelfs aangenaam verrast geweest door de houding van grote bedrijfsleiders, die hun afgrijzen hebben getoond over hetgeen met mij gebeurde.”

De privacy

Stéphan Jourdain: “Ik zat in een afdeling met verscherpte bewaking. Om het kwartier, vooral ‘s nachts, hoorde ik het ijzeren ‘spionnetje’ in de deur opengaan. Een van de cipiers scheen dan enkele seconden met een zaklamp in de cel om te zien of alles in orde was. Kortom, je komt gewoon niet aan slapen toe. Het is bijna een psychologische foltering.”

Johan Verbist: “De gebroeders De Nul werden opgesloten in één cel met één bed. Een normale nachtrust was dus onmogelijk. Ze moesten ‘s nachts van plaats verwisselen om enige slaap te hebben. U kan zich indenken in welke omstandigheden ze antwoordden op de vragen die werden gesteld.”

Stéphan Jourdain: “Toen ik aankwam, heeft men mij bij de veroordeelden opgesloten. Ik deelde een tweepersoonscel onder meer met een Serviër die een rijkswachter had gedood en met een drughandelaar. Daarna werd ik overgeplaatst naar een individuele cel, die we echter met zijn drieën moesten delen, en vervolgens naar een eenpersoonscel waar we nog met zijn tweeën waren. Voor mij bestaat de grootste luxe erin alleen te kunnen zijn, iets wat bijna onbereikbaar is in de gevangenis. De enige ogenblikken van alleen-zijn die ik had, waren toen mijn celgenoot bezoek kreeg.”

Raoul Stuyck: “Ik heb het cachot gedeeld met een zoon van een advocaat, die vastzat wegens het verkopen van geleasde auto’s. Niet echt een groot licht dus. Tijdens mijn effectieve gevangenisstraf in Wortel wilde ik vooral met rust worden gelaten. Ik bleef het liefst alleen in mijn cel.”

Stéphan Jourdain: “Er leven vier categorieën van gevangenen naast elkaar in de gevangenis: pedofielen, moordenaars, drugdealers en bankovervallers. Ik was een financieel delinquent en ze hebben me ondergebracht bij de laatste categorie, samen met een veiligheidsagent die ervan werd verdacht hand- en spandiensten te hebben geleverd bij een overval.

“Toen ik aankwam, hadden ze me allemaal al op televisie gezien. Ik heb geen problemen gehad. Ik kan de harde uithangen als ik wil. Ik had al snel begrepen dat ik mijn baard moest laten staan en een wat ongure houding aannemen. Op die manier kon ik vermijden dat ik werd bedreigd. Af en toe kreeg ik wel een ‘Hé, miljonair’ naar het hoofd geslingerd, maar dan riposteerde ik steevast met een ‘Pardon, halve miljardair’ ( nvdr – het bedrag dat zou zijn gefraudeerd). Ik heb er trouwens kameraden gemaakt: een Luikse handelaar en een aantal bankovervallers.”

Het bezoek

Raoul Stuyck: “Je rechtstreekse familie en je echtgenote of vriendin mag je zien. En je advocaat. Daar blijft het bij. Tijdens de voorlopige hechtenis praat je met elkaar door een glazen wand.”

Stéphan Jourdain: “De carreau noemen ze het. Dat is een kleine cabine waarin je afgezonderd zit van je bezoekers (maximum vier, 45 minuten per dag in één keer) door een dikke glasplaat, net als in een bankkantoor. Maar er is geen luidspreker, noch een of andere opening. Je moet brullen om jezelf verstaanbaar te maken. In Namen moet je minstens drie maanden achter de tralies zitten voor je je bezoekers ‘aan tafel’ mag ontvangen. Dat gezegd zijnde, heb ik toch het bezoek gekregen van twee mensen van aanzien: bisschop Léonard van Namen is me komen opzoeken in mijn cel en ook een bevriend parlementslid is op bezoek gekomen. Dat heeft mijn prestige aanzienlijk verhoogd. Ik heb er een supplementaire rol wc-papier uit gehaald (lacht).”

Ontspanning

Stéphan Jourdain: “Drie keer per week mag je naar de bibliotheek. Dat was tof! Ik heb al mijn Lucky Lukes en mijn Kuifjes kunnen herlezen. Iets anders lezen kon ik niet, want ik had moeite om me te concentreren. En dan is er nog twee keer per week de douche en de wekelijkse misviering. Ik had me wel willen inschrijven voor de diensten van elke cultus. Als ik maar uit mijn cel raakte.”

Raoul Stuyck: “Ik kon eventueel wel tegen betaling diensten verrichten. De meeste gevangenen doen dat, om enig menselijk contact te hebben. Ik had dat niet nodig en las kilo’s kranten en boeken in mijn cel. Zo heb ik die maanden toch enigszins nuttig gebruikt. Een aanrader is het echter niet.”

Stéphan Jourdain: “Je kan natuurlijk je dossier inkijken. Dat is één grote komedie. Je komt voor de raadkamer op de vijfde dag na je aanhouding. Als daar twee dagen weekend tussen zitten, blijven er nog maar drie dagen over. Vanaf de tweede dag heeft de advocaat toegang tot het dossier, net als het parket en de voorzitter van de raadkamer. Ik was zo onnozel om te denken dat er fotokopieën bestonden. Wie in de gevangenis zijn dossier nakijkt, maakt het zijn advocaat onmogelijk dat te doen. Ik heb dat ontdekt tijdens een babbel met mijn cipier.”

De leefomstandigheden

Stéphan Jourdain: “Twee matrassen op de grond, een tafel en twee stoelen, een toilet, een wastafel zonder spiegel, afgeschilferd plafond, bekraste muren, tralies in alle richtingen aan de vensters, een metalen deur. De omstandigheden waarin men in België gevangen wordt gehouden, zijn vernederend en onterend. Er is een paradox. Wie in voorhechtenis zit, wordt slechter behandeld dan een veroordeelde. Toch word je vermoed onschuldig te zijn. Je komt in een cel terecht waar je je hond niet zou willen in stoppen. In mijn cel was er een inkerving die dateerde van 1953. Dat wil zeggen dat er in 48 jaar geen likje verf was gebruikt. Ik stond zelfs op het punt een fotocamera te laten binnensmokkelen om te kunnen aantonen hoe mijn cel eruit zag.”

Jan De Clerck: “De gevangenis zelf had iets weg van een kostschool, zij het dat de poort dicht bleef. Ik wil hier zeker niet beweren dat de bewakers brutaal of onmenselijk waren. Ik kan me voorstellen dat men maanden kan zwijgen en in afzondering blijven. Zo erg is het echt niet achter de muren. Veel erger is de sfeer aan de andere kant van de tralies. Dáárvan ga je onderuit.”

Raoul Stuyck: “Je weet perfect wat er gebeurt in de buitenwereld, omdat je in voorarrest een tv mag huren. Dat kost in Antwerpen 50 frank per dag. Te delen door twee, als er nog iemand in de cel zit. De familie stortte geld op een bankrekening om zulke kosten te dekken.”

Het eten

Stéphan Jourdain: “Om 11 u. ‘s morgens biedt de gevangenisadministratie een warme maaltijd aan: een stuk varkensvlees bedolven onder een berg aardappelen of rijst. Om 17 u. komt er dan een half bruin of wit brood en water. Dat is alles. De materiële ontberingen hebben me niet zozeer geraakt. Dat ik uiteindelijk toch vijf kilo ben verloren, had meer te maken met het feit dat ik mezelf opvrat van ongerustheid omdat ik niet wist hoelang het allemaal zou duren en omdat ik werd beschuldigd van iets dat ik pertinent niet had gedaan.”

Raoul Stuyck: “Een manier om een beetje in je eigen behoeften te voorzien, is eten kopen in de kantine. Alcohol is uiteraard verboden.”

Stéphan Jourdain: “In de kantine kun je zowat alles krijgen. Toiletpapier, bijvoorbeeld. Per persoon krijg je normaal één rol per week. Wil je meer hebben, dan moet je een aartsingewikkeld formulier invullen en van buiten geld laten storten op een postchequerekening. Voor het overige is het al plantrekkerij wat de klok slaat: aanpappen met de medegedetineerden en de cipiers. ‘Chef, kan mijn makker Het Laatste Nieuws krijgen?’. En dan komt de krant eraan, in ruil voor een stuk chocolade. En dan zijn er natuurlijk ook de droppings op de binnenplaats. Iemand schopt een voetbal over de omheining naar binnen en die kan dan van alles bevatten, een pot Nutella, een gsm…”

De cipiers

Stéphan Jourdain: “Als je aan vier cipiers vraagt hoe ze een bepaalde maatregel interpreteren, krijg je vier verschillende antwoorden. Een voorbeeld: mag ik brieven meegeven met mijn advocaat? Ja voor de ene, neen voor de andere. Nog een andere bewaker zal je vertellen dat je daarvoor langs de censuur moet gaan. Soms mag je vrouw een telefoonkaart geven, op andere ogenblikken dan weer niet. Alles is mogelijk en je vindt al vlug je weg.”

Raoul Stuyck: “Petje af voor de cipiers. Die mensen zetten zich 100% in om het een beetje draaglijk te maken. Je moet ze natuurlijk niet constant lastigvallen.”

Stéphan Jourdain: “Die mensen hebben het trouwens niet makkelijk. Ze verdienen tussen 42.000 en 45.000 frank per maand en werken in ploegendienst. Eerlijk waar, als je ze met een minimum aan beleefdheid behandelt, gaat het wel. Het is me één keer overkomen dat ik me opwond. Ik had een telefonische afspraak met mijn advocaat om 8 uur ‘s morgens. In de cellen is er geen belletje en om de bewaker te roepen, moet je door de spleet van de gepantserde deur het nummer van de cel roepen tot hij je hoort en naar je toe komt. Pas om kwart over acht kwam hij eindelijk. Mijn afspraak was in het water gevallen. Ik stond te foeteren, maar de bewaker gaf me de raad het kalmpjes aan te doen. Hij dreigde met een verslag en acht dagen cachot! En dat is helemaal verschrikkelijk: een cel zonder venster, geen toilet maar een emmer, geen wasbak, geen water, geen verwarming, dag en nacht verlicht en geen wandeling op het binnenplein. Het is daar dat ze je breken.”

Achteraf…

Jourdain: “Ik zal me het geluid van grendels, kettingen en ijzeren hekken nog lang herinneren. Psychologisch gezien was het vrij zwaar.”

Jan De Clerck: “Achteraf gezien heb ik tijdens mijn voorlopige hechtenis dingen gedaan en gezegd die ik nu betreur. Details kan ik niet geven. In ieder geval hebben de gesprekken met mijn advocaat me geleerd dat de zaak heel anders had kunnen lopen. Maar ja, wie bereidt zich wel voor op zo’n situatie?”

Peter Kluft: “Jaren na het afsluiten van het dossier Lederland blijft de zaak je achtervolgen. Het sepot volgde overigens vrij snel. En neen, een excuusbriefje heb ik nooit gekregen.”

Stéphan Jourdain: “De gevangenis is als een gele ster die je hele leven lang op je huid kleeft. Ook op die van je kinderen. Later zullen de mensen zich niet meer herinneren waarom je naar de gevangenis ging, noch waarom je er weer uitkwam, maar alleen maar dat je er geweest bent. Je staat ineens aan de andere kant van de barrière. Het is erger dan een tatoeage.”

Hans Brockmans Marie Brandeleer Amid Faljaoui

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content