‘Er is geen respect meer voor Noordzeevissers’

Zijn liefde voor de zee en het vissersberoep is onvoorwaardelijk, maar eenmaal aan land stormt het in het hoofd van Noordzeevisser Joachim Moeyaert (41). “Mijn schoonbroer en ik vissen al een jaar en negen maanden met verlies. De gouden tijden zijn al lang verdronken.”

Joachim ‘Jo’ Moeyaert en zijn schoonbroer Bernd ‘Bertje’ zijn net terug van een tiendaagse op de Noordzee, samen met hun bemanning. De vissen zijn gelost en verkocht, maar het werk stopt nooit op hun 32 meter lange schuit Ramblers 279: er is een probleem met de motor en de netten moeten dringend hersteld worden. Visser op rust Johan De Groote, 35 jaar zee-ervaring, helpt mee. Zijn zeemansbenen gedijen enkel op een boot. Een visser moet elke dag de zee ruiken en voelen of hij wordt onrustig. Moeyaert — kaalgeschoren kop, pezig lijf, vlammende ogen — is zeven jaar mede-eigenaar van deze boot, samen met schoonbroer Bernd. Ze voeren eerst samen 19 jaar over zeeën, in dienst van andere reders. Natacha Baert, de vrouw van Joachim en zus van Bernd: “Met hun eigen schuit kwam hun droom uit, maar een spreekwoord zegt: je bent beter een rijke schipper dan een arme reder.”

Gevecht met quota

“Mijn vader, Daniel, was zijn hele leven visser”, zegt Moeyaert. “Van kindsbeen af wou ik visser worden. Ik leerde niet graag in de lagere school. Ze zetten me achteraan in de klas, de leraar gaf me 52 procent. Ik zei tegen mijn vader: “Steek mij in de visserijschool en ik zal wel leren.” Op de visserijschool in Nieuwpoort had ik meteen 80 procent. Die school bestaat trouwens niet meer, er waren te weinig leerlingen. Onze meester zei: ‘Spring maar in de auto, we rijden naar de kaai. We leerden er netten te herstellen en zoveel meer.'”

Na vier jaar visserijschool was Moeyaert aspirant-schipper. Hij kon kiezen: ofwel verder studeren in Oostende, ofwel de zee op gaan. Moeyaert koos het ruime sop, werkte jaren op schepen van reders en schopte het tot schipper. Als jonge visser sloeg hij Baert aan de haak, de start van een woelige, maar oprechte liefde. “Je mag niet trunten. Wanneer ze aanmeren, willen ze een opgewekte vrouw. Achter elke visser staat een sterke vissersvrouw.”

Die Noordzeevisser is steeds meer met uitsterven bedreigd. Enkele cijfers uit het Visserijrapport van 2012: in 1950 telde de nationale vissersvloot 457 vaartuigen, begin 2012 nog maar 86, al waren er begin 2012 wel nog 439 erkende zeevissers actief. De vloot balanceert op de rand van de economische leefbaarheid, de gemiddelde leeftijd van de schepen is opgelopen tot 24 jaar. Steun voor nieuwbouw is er niet meer, enkel nog voor renovatie aan de vaartuigen. Hoogstwaarschijnlijk zal de vloot blijven verkleinen door een gebrek aan opvolging bij reders en vissers en om rentabiliteitsredenen. Anders gezegd: de visser geraakt niet meer uit de kosten.

Moeyaert zucht: “Sinds ik mijn eigen baas ben, zijn de problemen enkel groter geworden. Neem nu de quota. Onze visgebieden zijn beperkt, het percentage vangst per vissoort ook. Vorig jaar hebben we 3000 kilo rog overboord moeten gooien voor we de haven binnenliepen. Anders kregen we ferme boetes. Maar die vis is sowieso kapot omdat hij onder te hoge druk heeft gestaan. De meeuwen eten ze nadien op. Dat doet pijn. Die vangst alleen al zorgde voor een verlies van 6000 euro. We moeten alles wat we vissen elke 24 uur doorgeven via het internet.”

Goedkope vis, dure brandstof

Eenmaal die vis aan land is, moet hij natuurlijk nog aan de man gebracht worden. Baert verkoopt de vis op de Vlaamse Visveiling. De viskopers, voornamelijk groot- en kleinhandelaars, bieden en bepalen de prijs. “Vaak spreken ze vooraf onder elkaar de prijs af”, weet Moeyaert. “Hoe zou je zelf zijn? Je kunt als visser de visveiling niet omzeilen in België. Wij kunnen dus niet rechtstreeks verkopen aan particulieren of restaurants. Natuurlijk zouden we dat graag doen, als we een betere prijs zouden krijgen.”

De vissers kunnen de prijs dus zelf op geen enkele manier beïnvloeden. Al is het wel zo dat wie mooie en kwaliteitsvolle vis aanbiedt, vaak een iets hogere prijs krijgt. “We steken onze vis altijd mooi weg in de pit (het visruim op de boot en verkopen hem supervers”, verzekert Baert.

Sommige vissers zetten ondertussen foto’s van prijslijsten van viswinkels op hun Facebook-pagina. “Wij krijgen 4 euro voor 1 kilo sliptong, in de viswinkel wordt hij verkocht tegen 22 euro per kilo”, legt Baert uit. “De viswinkels nemen de grootste marge. En hoe meer tussenspelers, hoe duurder de vis wordt.” Plots mengt Zwaene, de reservemachinist, zich in het gesprek. “Net zoals de boeren kunnen wij aan niemand ‘doorrekenen’, dat is ons grote probleem. Zit je een schakel hoger in de ketting, dan kan je dat wel.”

Bovendien kampen de vissers nog met een andere demon: de torenhoge brandstofprijzen. Baert: “We hebben net 26.000 liter getankt, goed voor tien dagen varen. Dat kost ons 16.000 euro. Zeven jaar geleden betaalden we voor die hoeveelheid maximaal 6000 euro. We vissen al een jaar en negen maanden met verlies. Via de Rederscentrale kan je wel heel goedkoop centen lenen, maar op een bepaald moment begin je financiële putten te maken. We blijven courageus, we moeten wel. We kunnen onze boot niet verkletsen. Al ons kapitaal zit erin, en we zouden er veel te weinig voor krijgen. Als het niet goed komt, zijn we alles kwijt. Maar we hebben geen keuze. Ach, er is geen respect meer voor Noordzeevissers.”

“Hopelijk blijven we meegaan, maar er zullen er nog uit gaan, dat kan niet anders”, vreest Moeyaert. “Bovendien betalen we ons blauw aan verzekeringen. Alleen al voor deze schuit betalen we 2000 euro per maand.”

Telkens nieuwe liefde

Baert neemt ons mee onderdeks, naar de machinekamer en kajuit. “Deze schuut betekent veel voor ons. Als ze binnenvaart, zie ik meteen aan de waterlijnstreepjes op de boot of het visruim goed vol is.” In september vaart ze voor de eerste keer tien dagen mee. “Ik ben niet bang om een visje in mijn handen te pakken.” Ze weet als geen ander hoe zwaar de vissersstiel is, al 24 jaar deelt ze lief en leed met Moeyaert. “Iedere keer is het loslaten en weer verlangen. Als hij terugkeert, is ‘t telkens nieuwe liefde. We hebben geen tijd om ons te ergeren aan elkaar.”

Soms is ze bang, zeker als ze ‘s nachts de wind tekeer hoort gaanen het mistig is. “Eén keer raakten zijn netten verstrikt in het anker van een groot containerschip. Toen heeft hij veel geluk gehad. De Noordzee wordt heel druk bevaren, je moet voortdurend op je hoede zijn.

(wijst naar de bedden) “Hier zie, zijn kooi.” Ze puilt uit van de foto’s en liefdesbrieven. “Iedere reis krijgt hij een briefje mee. Hijzelf laat briefjes in huis achter, soms vind ik ze pas dagen later. Mijn ventje ziet er heel stoer uit, maar van binnen is hij fragiel en heel gevoelig, zoals vele vissers.” ?

SAM DE KEGEL, FOTOGRAFIE STIJN PIETERS

“We betalen ons blauw”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content