“Enig machogevoel is mij niet vreemd”

Bert Lauwers
Bert Lauwers redacteur bij Trends

Wouter De Geest staat sinds enkele maanden aan het hoofd van de BASF-enclave in Antwerpen. Dat de Gentenaar zich voordien ontpopte tot een volbloed netwerker met ambitieuze en welomlijnde ideeën, was nauwelijks geweten. In zijn eerste interview als BASF-topman zet hij dat recht.

Sinds het plotse vertrek van John Dejaeger begin dit jaar houdt de 52-jarige De Geest de teugels strak in de hand bij BASF Antwerpen. Dat is ook nodig om het kluwen van 54 productie-installaties bij BASF Antwerpen, de parel aan de kroon van de Antwerpse chemiecluster, naadloos te laten draaien. De Geest wordt in de sector en in het lokale bedrijfsleven omschreven als een veeleisende dossiervreter met een sterke strategische visie. Voor het moederhuis in Ludwigshafen is hij de ideale gezant en gaat hij – indien nodig – door het vuur.

Een pokerface is hem niettemin vreemd. Irritatie bij kritiek op zijn broodheren kan hij nauwelijks verhullen. Wouter De Geest: “Laten we wel wezen: BASF investeert tussen 2006 en 2008 voor 1 miljard euro in Antwerpen. Als dit geen bekentenis is tot een site, weet ik het ook niet meer. Dat BASF voortaan minder zal investeren in Antwerpen? Dat slaat toch nergens op: de nieuwe installaties draaien nog niet, we zijn ze nog aan het bouwen én ze moeten zeker 20 tot 30 jaar meegaan. Trouwens, sinds BASF hier in 1964 begon, heeft Antwerpen altijd een deel van de investeringskoek gekregen. Jaar na jaar waren dat belangrijke investeringen voor 150 tot 200 miljoen euro. Daardoor zijn onze installaties topfit en horen ze bij de besten ter wereld inzake energie-efficiëntie. We moeten dringend af van die defensieve houding dat we hier niets meer zouden krijgen.”

WOUTER DE GEEST (BASF). “Ik werk hier 25 jaar, en BASF is altijd vertrokken van de idee dat in zijn vestigingen een sterke lokale aanwezigheid moet zijn. Zonder lokaal management met een lokale uitstraling en beslissingsruimte, functioneert het niet. We hebben hier nooit te lijden gehad van centraal gedicteerde beslissingen. Wat BASF wel doet is de lijnen uittekenen en de richting aangeven waar het naartoe moet. Is dat betutteling? Neen, ik noem dat liever visie en consequente strategie.

“Een dochteronderneming is zich er echter ook zeer goed van bewust dat ze moet worden geaccepteerd. Samenwerken is niet alleen ‘vrijheid-blijheid’. We moeten allemaal eenzelfde doel voor ogen houden: wordt BASF er beter van? Ik ben er ook van overtuigd dat wie zijn vestiging afschermt, diegene is waar de tsunami over zal rollen. En zie: er zijn ook activiteiten die vanuit Ludwigshafen naar hier komen, maritieme activiteiten bijvoorbeeld. We leven in een globale wereld: ofwel ben je part of the game, ofwel zet je jezelf buitenspel.”

Toch is er die latente vrees dat vroeg of laat de hoofdzetel zou beslissen toekomstige investeringen elders te doen.

DE GEEST. “BASF wil in chemie nummer één blijven in verschillende regio’s, maar hoe de markten zich ontwikkelen wordt niet in Ludwigshafen bepaald. Als bepaalde afnemers zich verplaatsen richting Azië moeten wij daar uiteraard ook zijn. Desondanks: Europa is nog altijd de grootste chemiemarkt. Die groeit trager, maar in absolute cijfers is een groei van 2 % hier, in euro’s of in dollars nog altijd meer dan een groei van 8 of 10 % in China. Dat vergeet men soms. “

Waar wil u met deze onderneming naar toe?

DE GEEST. “Antwerpen is na Ludwigshafen de tweede belangrijkste productievestiging van de BASF-groep, zelfs wereldwijd. Regionale ontwikkelingen kunnen er misschien voor zorgen dat dit verandert. Maar hoe dan ook zal Antwerpen in Europa de tweede belangrijkste stek van het BASF-concern blijven. Met de nadruk op blijven. En dat is een constante opdracht. Als de chemiecluster in Antwerpen zal overleven, zal dat mee bepaald worden door onze onderneming.”

Heeft de overheid voldoende oog voor het belang van de chemiesector?

DE GEEST. “Er is een grote bewustwording ontstaan bij de Vlaamse maar ook bij de federale overheid over het belang van de chemiesector in ons land. Die bewustwording is ontstaan door het feit dat de sector en de individuele ondernemingen beter zijn gaan communiceren.

“We hebben nu geleerd op een verstandige manier over onze prestaties te praten. We doen dat door niet alleen economische maar ook maatschappelijke prestaties te benadrukken.

Er zijn nogal wat initiatieven geweest, onder meer de Ronde-tafel Chemie, georganiseerd door Vlaams minister van Economie Fientje Moerman. Er is dus wel een kentering gekomen in het beleid. Men zegt diensteneconomie, maar zonder industriële basis is dat waarschijnlijk voor België niet de juiste oplossing.”

België kent vaak het probleem dat er wel bereidheid is tot luisteren en voorstellen doen, maar dat veranderingen al een heel stuk moeilijker liggen.

DE GEEST. “Ik kan alleen maar hopen dat de dynamiek die is ontstaan in Vlaanderen ook in een federale regering wordt voortgezet. Ik heb daar alle vertrouwen in, en hoop dat we die dynamiek ook Europees kunnen ontplooien. Het beeld dat we nood hebben aan een chemiebeleid dat leidt tot efficiëntie en kostenbeheersing, moet daar nog groeien.”

Is dat er in België dan wel? Het memorandum van de chemiesector voor de volgende regering oogt angstwekkend lang.

DE GEEST. “Het memorandum is in feite een herhaling van boodschappen die al continu uitgezonden zijn. Met als voornaamste bezorgdheid: laten we niet verliezen wat we al bereikt hebben, laten we over energie op een niet-emotionele manier praten en het debat opentrekken.”

Hoe sterk leunen jullie binnen de chemiecluster op elkaar. Als Bayer zoals nu overweegt een nieuwe fabriek te bouwen in Antwerpen, is dat dan mede dankzij jullie engagement?

DE GEEST. “Neen, als er bij Bayer ook investeringsoverwegingen zijn, is dat omdat er een marktgroei is in Europa. Het toont wel dat Antwerpen altijd mee in de weegschaal ligt.”

Is die cluster een goed geoliede machine, of moet er fundamenteel nog wat wijzigen?

DE GEEST. “De olie die er voor de cluster nodig is, is het besef dat die cluster uniek is. Dat besef groeit, en de acceptatie om over deze cluster na te denken en hem goed te positioneren in Antwerpen is er. Ikzelf zit namens Voka (nvdr – het Vlaams netwerk van ondernemingen) in de raad van bestuur van het Antwerps Havenbedrijf. Dat is niet voor niets, hé. De helft van de toegevoegde waarde en dus welvaart van de haven komt uit industrie, en van die helft is 50 % chemie, en daarvan komt op zijn beurt het grootste stuk van BASF. Het havenbedrijf erkent het belang van onze cluster en erkent dat die ook een strategische ontwikkeling moet kennen, te beginnen met bedrijventerreinen. Hebben we ze, moeten we ze niet reserveren?

“Er zijn natuurlijk studies bezig over wat nog beter kan. Bijvoorbeeld de uitbouw van het netwerk van pijpleidingen. De cluster uitbouwen, zou ook betekenen dat de chemiebedrijven steeds meer samenwerken in zogenaamde softe materies. Deze cluster is een kenniscluster. Nooit is er meer energie gegaan naar ideeën over opleiding, en wordt er zoveel samengewerkt als vandaag. Dat zijn nieuwere dimensies in de chemiecluster en die openen bijkomende perspectieven. De chemiebedrijven kennen elkaar hier goed genoeg om over die dingen te praten, want eigenlijk zijn we allemaal over hetzelfde bezig.”

U bent ook erg actief binnen Voka, de sectorfederatie Essenscia en het Gemeentelijk Havenbedrijf. U droomt over een ander werkgeverslandschap?

DE GEEST. “Dat engagement is begonnen in de Kamer van Koophandel Antwerpen-Waasland, omdat ik met een aantal andere mensen geloof dat de industrie daar een zeer sterke rol moet spelen. Wij zijn begonnen met een clubje, zeg maar een subsector grootindustrie, met zo’n 18 ondernemingen. Ik kom nu in de raad van bestuur van Voka, wat voor mij opnieuw kansen biedt om te zeggen ‘hoe krijgen we dat allemaal in mekaar geschoven’.

“Het is niet mooi dat verenigingen die dezelfde aspiraties en doelen hebben altijd maar andere wegen bewandelen. Dat is niet efficiënt. Het werkgeverslandschap moet een landschap zijn dat aaneengesloten is. En de kans die ik heb in de raad van bestuur van het Antwerps Havenbedrijf is de kans om de wereld van de industrie naar de haven te brengen en de bezorgdheden van de haven nog beter te begrijpen. En als we dat doen, stroomlijnen we automatisch het werkgeverslandschap. Ik wil mij daar persoonlijk voor engageren. Ik zeg niet dat er maar één werkgeversvereniging moet zijn, maar er moeten er misschien wel minder zijn dan nu.”

Omdat jullie te veel in verspreide slagorde naar de overheden trekken?

DE GEEST. “Je kan je afvragen of we op dit moment in staat zijn om een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen over de industrie.”

Kan het dan zonder het VBO?

DE GEEST. “Neen. Het VBO wordt soms gestigmatiseerd, maar neemt toch belangrijke initiatieven, zoals de oprichting van een Industrieplatform. We mogen ook het Europese niveau niet vergeten; dat is zeer belangrijk. Het VBO zit in BusinessEurope, het vroegere Unice (nvdr – koepel van Europese werkgeversorganisaties). Het is belangrijk dat de stem van België daar wordt gehoord.”

U kent als ex-personeelsdirecteur heel wat fijngevoeligheden van uw werknemers. Dat komt ongetwijfeld goed van pas. Als volcontinubedrijf is BASF Antwerpen natuurlijk erg stakingsgevoelig.

DE GEEST. “We mogen het aantal effectieve stakingen binnen de sector niet overdrijven. Maar de stakingsdreiging komt altijd om de hoek kijken bij sociaal overleg. Staking is niet iets wat mensen graag doen, hier toch niet. De mensen weten wel wat hier staat aan investeringen en economisch potentieel. Een staking creëert een verhoogd risico door het stilleggen van chemische productie-eenheden.”

U staat bekend als veeleisend maar ook als een harde werker.

DE GEEST. “Ik werk hard, maar ik werk daarom niet harder dan de mensen die ik rondom mij zie. Ik vind dat er soms een beetje ten onrechte aan heldencreatie wordt gedaan van managers in grote ondernemingen, en het stoort mij soms dat het bedrijf te veel met één persoon wordt geïdentificeerd. Dat beeld rond ‘captains of industry’ wil ik een klein beetje demystifiëren. In grote ondernemingen de dag van vandaag, zeker in onze industrie, zijn we allemaal kenniswerkers met een vrij hoge graad van zelfstandigheid.”

Maar u bent wel het speerpunt van een organisatie?

DE GEEST. “Speerpunt… dat vind ik wel een mooie beeldspraak. Uiteindelijk verwacht men van mij dat ik doeltreffend ben; dat ik een standpunt zuiver naar voor kan brengen in die dossiers die wezenlijk zijn voor de onderneming.

“En hard werken? Ja, ik werk graag, het is voor mij een manier om mijn eigen ontwikkeling te stimuleren. Het geeft mij een enorme drive. Dat komt ook omdat mensen respect verdienen, en een manier om respect te tonen is weten waarover het gaat. Anders zit je er tijdens een vergadering maar bij als een soort veredelde toerist. Het plezante aan een job als de mijne is daarbij dat je het geluk krijgt om met zeer veel thema’s bezig te kunnen zijn. Door die samen te brengen kan je perspectieven en horizonten openen die misschien niet zo voor de hand liggen.”

Bert Lauwers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content