ELK MILLENNIUM ZIJN MATHILDE

Wie in de geschiedenisboeken duikt, vindt soms heerlijke parallellen met actuele situaties.

Neem nu de verloving en het aangekondigde huwelijk van kroonprins Filip met mevrouw Mathilde d’Udekem d’Acoz. Bijna duizend jaar geleden – in 1053 om precies te zijn – huwde Mathilde, dochter van Boudewijn V van Vlaanderen, met Willem van Normandië. Willem van Normandië werd vaak ook aangeduid met de naam Willem de Bastaard, aangezien hij het onwettig kind was van de hertog van Normandie met de dochter van een leerlooier uit Falaise. Na de slag van Hastings in 1066 werd Mathilde behalve hertogin van Normandië ook koningin van Engeland, en meteen één der machtigste vorstinnen van Europa. Wie zijn culinaire uitstappen in Normandië met wat historische sightseeing kan omkaderen, heeft uiteraard al het prachtige, 130 meter lange wandtapijt van Bayeux bezocht, waarin het hele verhaal van de verovering met naald en draad wordt beschreven.

TWEE VOLKEREN.

De historische parallel rond de twee Mathildes overstijgt het anekdotische. De Mathilde uit de elfde eeuw was vorstin van twee sterk verschillende volkeren: de Franssprekende Normandiërs en de Engelssprekende Angelsaksers. Als koningin van Engeland was zij soeverein, als hertogin van Normandië een vazal van de koning van Frankrijk.

Waarschijnlijk staat deze situatie van staatkundige complexiteit ook de 21ste-eeuwse Mathilde in België te wachten. Er bestaat in de staatkundige traditie weinig ervaring met monarchieën in een federaal bestel. Alle moderne federale systemen (de Verenigde Staten, Bondsrepubliek Duitsland, India, de Russische Federatie) hebben een republikeinse staatsvorm. De meeste monarchieën zijn unitair, met Groot-Brittannië evenwel als specifiek geval. Het is dan ook niet te verwonderen dat de positie van de Belgische monarchie slecht is ingepast in het evoluerende federale model zoals het sinds 1980 geleidelijk vorm krijgt.

MINDER BELG.

Onze vorsten worden nog steeds exclusief beschouwd als koning en koningin der Belgen. Grondwettelijk gezien klopt dit evenwel niet. De burgers, die wonen op deze voorschoot Europese grond waar Maas en Schelde vloeien, zijn immers staatkundig gezien niet alleen Belg: ze zijn ook Vlaming, Waal of Brusselaar. Wij zijn staatkundig gezien slechts Belg voor de federale materies, terwijl wij voor de andere gemeenschaps- en gewestmateries Vlaams, Waals of Brussels burger zijn. Meer nog, de Grondwet heeft ter zake geen hiërarchie van normen ingesteld, wat betekent dat deze hoedanigheden van burgerschap op gelijke hoogte staan. Vlaming of Waal zijn is staatkundig gezien geen afgeleide van Belg zijn. Staatkundig gezien staan beide hoedanigheden op dezelfde hoogte.

In de toekomst valt het bovendien te verwachten dat het aandeel van de federale materies nog zal slinken. In de toekomst zullen we dus steeds meer Vlaming of Waal zijn, en steeds minder Belg. De monarchie blijft evenwel uitsluitend gerelateerd aan de Belgische dimensie. De uitvoerende besluiten op federaal vlak zijn koninklijk, deze op gemeenschaps- en gewestelijk vlak niet.

BELANGRIJKE VERANDERINGEN.

Inzake de vorming van de federale regering is de koning eerst aan zet bij de aanduiding van een informateur en formateur, niet bij de vorming van gemeenschaps- en gewestregeringen. In de Belgische Senaat zetelen prinsen en prinsessen van koninklijke bloede, dat is niet zo in de gemeenschaps- en gewestparlementen.

Het zou logisch zijn als de monarchie zou meegroeien met deze trend naar defederalisering en de vorsten zich veel meer zouden ontpoppen als vorsten van Vlaanderen, Wallonië en Brussel, en niet alleen als vorsten van België. Deze meervoudige hoedanigheid klinkt misschien complex, maar is nu eenmaal in overeenstemming met dit complexe landje. Deze hoedanigheid als echte federale vorsten kan worden bewerkstelligd door misschien symbolische, maar psychologisch erg belangrijke veranderingen. De koninklijke besluiten noemen we in de toekomst misschien beter federale besluiten; in de procedures van regeringsvorming op federaal, gemeenschaps- en gewestelijk vlak wordt aan de vorst best dezelfde rol toegekend. Hoe groot deze rol moet zijn, is uiteraard een andere discussie. En waarom zouden we onze prinsen geen zitje geven in de Vlaamse, Waalse of Brusselse parlementen? Als onze vorsten belangstelling hebben voor wetgevend werk, dan zijn zij voor actuele thema’s beter aan huis in deze laatste parlementen.

HISTORISCHE ONDANKBAARHEID.

Het nieuwe model van een authentieke federale vorst, een koning en koningin van Vlamingen en Walen zou een eind kunnen stellen aan de zeer dubbelzinnige relatie tussen Vlaanderen en het huis van Saksen-Coburg-Gotha. Een grote meerderheid der Vlamingen heeft in de woelige periode van de koningsstrijd de monarchie verdedigd en gered tegen de linkse plannen voor de invoering van een Volksrepubliek. Desalniettemin blijven vele Vlamingen, alhoewel monarchistisch ingesteld, met een gevoel van historische ondankbaarheid zitten. De vorsten leken in de voorbije decennia meer oor te hebben voor de Waalse verzuchtingen – getuige de autobaanontmoeting van koning Boudewijn met het symbool van de Vlaamshaterij, José Happart. De kennis van het Nederlands lijkt voor de vorsten nog altijd meer een verplicht politiek nummertje te zijn dan een natuurlijk en geïntgreerd bestanddeel van hun dagelijks bestaan.

Een federaal mee evoluerend vorstenhuis zou meteen ook een oud dilemma van de Vlaamse Beweging kunnen oplossen. Omdat het vorstenhuis als een onderdeel van het Belgisch pandemonium wordt gezien, trachten sommigen in de Vlaamse Beweging hiertegenover een Vlaams republikanisme te stellen. Het republikanisme is echter, paradoxaal genoeg, populairder in Wallonië dan in Vlaanderen. Mocht de vorst “Vlaamser” worden naarmate er ook op constitutioneel vlak wordt gedefederaliseerd, dan kan de Vlaamse Beweging in perfecte harmonie leven met de diepe monarchistische onderstroom bij de Vlaamse bevolking.

Na bijna duizend jaar mogen de Vlamingen misschien een tweede Mathilde van Vlaanderen verwachten. Het zou de moeite waard zijn voor een nieuw wandtapijt.

Prof. dr. Boudewijn Bouckaert is voorzitter van de vakgroep Grondslagen van het Recht, faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Gent.

Boudewijn Bouckaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content