Einde van een superperiode

De Britse economische horizon is snel aan het betrekken. Consumenten, huiseigenaars, financiers en de overheid moeten de broekriem aanhalen.

Voor de eerste keer in vijftien jaar wordt Groot-Brittannië geconfronteerd met het vooruitzicht op een ernstige economische vertraging. Het tijdperk van voorspoed is weliswaar nog niet helemaal voorbij. Maar na de langste periode van ononderbroken economische groei in de moderne Britse geschiedenis – een decennium van prijsstabiliteit, snel stijgende levensstandaard en lage werkloosheid – gaan consumenten, huiseige- naars, werknemers en financiers wel een periode tegemoet die magerder zal zijn dan al wat ze meemaakten sinds de Labourregering aantrad in 1997.

Een regelrechte recessie is nog altijd onwaarschijnlijk, tenzij de kredietkrapte en de verzwakking van de Amerikaanse en Europese economie scherper zal zijn dan de aanwijzingen tot het einde van 2007 suggereren. Maar de soepele, zachte vertraging waar de regering van Gordon Brown op hoopt, lijkt al even onwaarschijnlijk.

Minister van Financiën Alistair Darling had het technisch gezien bij het rechte eind toen hij in zijn economisch rapport van oktober zei dat zijn budgettaire veronderstelling van een groei tussen 2 en 2,5 % consistent was met de ‘consensus’-voorspellingen van de privésector. Hij liet echter wel een aantal belangrijke waarschuwingen achterwege.

Economen slaan doorgaans de bal mis bij cyclische keerpunten of periodes van belangrijke structurele veranderingen – en het ziet er steeds meer naar uit dat 2008 precies zo’n jaar zal worden. Overigens: de voorspellers uit de privé hokten vooral samen rond de bodem van de 2 % tot 2,5 %-marge die de minister aanhaalde. En verschillende prognoses die dateren van na de kredietkrapte tijdens de zomer en de crisis rond Northern Rock, gaven resultaten te zien van 1,5 % of minder. Als de groei ook maar ergens in de buurt komt van dat lage percentage, dan zal 2008 veruit het slechtste jaar worden voor de Britse economie sinds het einde van de jongste recessie in 1992.

Uiteraard is Groot-Brittannië niet het enige land dat te maken krijgt met economische kommer en kwel, maar in tegenstelling tot elke periode van vertraging sinds het begin van de jaren negentig, zou Groot-Brittannië het in 2008 wel eens slechter kunnen doen dan Amerika en continentaal Europa. De ongebruikelijk moeilijkheden van Groot-Brittannië borrelen op uit vier verschillende bronnen.

Bedreiging 1: kredietkrapte en woningprijzen

De eerste is de kredietkrapte van 2007, die waarschijnlijk op Groot-Brittannië een nog grotere weerslag zal hebben dan op de Verenigde Staten of om het even welk G7-land. Dat komt deels omdat de inflatie van de woningprijzen in het Verenigd Koninkrijk sneller toegenomen is dan in de VS, terwijl het percentage dat de verbruikers lenen er hoger ligt dan in de meeste Europese landen.

Volgens de index van The Economist zijn de reële huizenprijzen in Groot-Brittannië in de tien jaar sinds 1997 met 205 % gestegen. In de VS was dat 103 %, in Frankrijk 137 % en in Spanje 184 %. Intussen is de hypotheeklast van de Britse huishoudens opgeklommen naar 125 % van het beschikbaar inkomen, tegenover 104 % in de Verenigde Staten, 65 % in Frankrijk en aanzienlijk lagere percentages in andere Europese landen. Er spelen wel nog andere factoren mee, zoals de strikte beperkingen op het grondgebruik, die de huizenprijzen deels afgeschermd heeft tegen een meltdown Amerikaanse stijl. Dat een aanmerkelijke correctie dreigt, is evenwel duidelijk.

Bedreiging 2: slabakkende financiële sector

Wat Groot-Brittannië nog iets kwetsbaarder maakt voor de mondiale kredietcrisis, is het belang van de financiële sector in de binnenlandse economie. De bank- en verzekeringssector vertegenwoordigt in Groot-Brittannië 6,5 % van de bruto toegevoegde waarde, in andere Europese landen ligt dat aandeel eerder in de buurt van 4 à 5 %. Het is overigens significant dat de delen van de sector die het snelst gegroeid zijn – hedgefondsen, financiële groothandel en internationale securitisatie – tijdens het komende jaar de zwaarste klappen zullen krijgen.

Volgens het Centre for Economics and Business Research (CEBR), hebben de financiële groothandel en de ermee verbonden hoogwaardige zakelijke diensten, die allemaal gevestigd zijn in de Londense City, in de voorbije vier jaar 16 % van de groei van de Britse economie gegenereerd. Die activiteiten staan niet op het punt om in the storten. Groot-Brittannië beschikt op het vlak van financiële groothandel nog altijd over een internationaal comparatief voordeel en dat zal waarschijnlijk zo blijven.

Maar de fenomenale fontein van rijkdom die in de City opspoot en waarvan het land kon genieten, is gedoemd om te verzwakken tijdens de komende twaalf maanden. Volgens het CEBR, die er een specialiteit van maakt om tewerkstelling in de financiële sector op te sporen, zal het aantal topjobs in de financiële en bedrijfsdienstensector in 2008 met ongeveer 5000 dalen. Dat lijkt misschien niet veel, maar het zal toch nog een schok veroorzaken na vier jaar van groei met 100.000 banen per jaar. Veel erger nog: de bonussen van de City, die de Londense woningmarkt en verbruikseconomie hebben aangedreven, zullen volgens de CEBR op twee jaar tijd wellicht met 30 % zakken van ongeveer 12,2 miljard euro in 2006 en 10,3 miljard euro in 2007 naar iets meer dan 8,6 miljard euro in 2008. Dat zou een veel hogere achteruitgang zijn dan het verlies van 12 % aan bonussen dat vastgesteld werd tussen 2000 en 2002.

Naarmate de hedgefondsen en de investeringsbanken mensen beginnen te ontslaan en de bonussen naar beneden halen, zal de Londense economie, die grofweg 20 % van het nationale bruto binnenlands product vertegenwoordigt, een aanzienlijk inkomensverlies lijden. De schadelijke gevolgen daarvan zullen al snel doorsijpelen naar de rest van het land via de huisvestingsmarkt en de kleinhandelsverkoop. Bovendien kan de onverwachte aanval van de Brownregering op het uiterst gunstige belastingregime voor expats, langdurig schade toebrengen aan het Britse concurrentieel voordeel in die sector. Iets wat een tijdelijke cyclische vertraging moest zijn, evolueert op die manier naar een permanente structurele afgang.

Bedreiging 3: duurdere import

De derde bedreiging voor de Britse economie houdt nauw verband met de problemen in de City. In de voorbije vijftien jaar haalde Groot-Brittannië enorme ruilvoetvoordelen uit het feit dat de export waarin het zich specialiseerde (vooral zakelijke dienstverlening) in prijs steeg, terwijl de import (grotendeels grondstoffen en massaproducten) goedkoper werd. In 2006-2007 werd het ruilvoetvoordeel, dat de inkomens en het verbruik van de Britten had opgekrikt zonder dat ze er harder voor hoefden te werken, aangetast door de stijgende grondstoffenprijzen. In 2008 zou de ruilvoet drastisch kunnen omslaan omdat de financiële inkomsten zullen dalen, terwijl de kostprijs van de import uit China en de rest van Azië omhoog zal gaan.

Bedreiging 4: ontsporende begroting

Het vierde en laatste probleem zal deels het gevolg zijn van de lagere inkomsten en bestedingen: de overheidsfinanciën zullen nog meer in het gedrang komen dan Financiën aannam in zijn al verlaagde voorspellingen. Het resultaat zal zijn dat de golf van overheidsuitgaven, die de rijkdommen van de City verspreidde over de rest van het land, zal afnemen of zelfs omkeren.

Volgens de officiële voorspellingen zullen de overheidsbestedingen jaarlijks toenemen met 2,1 % in reële termen vanaf april 2008. Het valt aan te nemen dat er wat overbestedingen zullen zijn zodat het begrotingstekort zal blijven stijgen en de begrotingsregels van de overheid de prullenmand in kunnen. Maar de managers en de werknemers in de openbare sector zullen alleen nog maar kunnen dromen van een terugkeer van de groeivoet van meer dan 4 % die ze tussen 2001 en 2006 genoten.

Als de huisvesting, de consumptie, de financiële diensten en de overheidsuitgaven allemaal dreigen achteruit te gaan, is het begrijpelijk dat Brown in de verleiding kwam om vervroegde verkiezingen te organiseren. Het verklaart ook waarom het erg onwaarschijnlijk is dat hij dat in 2008 ook effectief zal doen.

DE AUTEUR IS PARTNER VAN GAVEKAL RESEARCH EN. FREELANCEREDACTEUR VAN THE TIMES

y Door Anatole Kaletsky

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content