Eenrichtingsseksisme

Marc De Vos © Marc De Vos

“Als je veel vrouwen in het bestuur opneemt, moet je een tijdslimiet instellen. Ze kunnen moeilijk stoppen met praten, wat irritant is, en hebben veel onderlinge rivaliteit.” Aldus de 83-jarige Yoshiro Mori, ex-premier van Japan en voorzitter van het organisatiecomité van de Olympische Spelen in Tokio. Die uitspraak kostte hem het voorzitterschap, onder druk van de publieke opinie, vrijwilligers, politici en multinationals die de Spelen sponsoren.

Ik ken niets van de achtergrond, de Japanse cultuur, het personage, de antecedenten. Ik vind de uitspraak belachelijk en verwerpelijk. Maar ik vind de heisa selectief. Dezelfde media die wereldwijd Yoshiro Mori uitspuwen, hebben er de afgelopen maanden gretig over gespeculeerd waarom vrouwelijke politici de pandemie beter zouden beheren: zijn ze voorzichtiger, meer empathisch, inclusiever, zorgzamer, communicatiever, minder imagobelust?

Er zijn nochtans veel te weinig landen met vrouwelijke leiders en veel te veel verschillen tussen landen en tussen leiders. Voor elke Jacinda Ardern – de bejubelde premier van Nieuw-Zeeland – is er een Ursula von der Leyen van de Europese Commissie, of een Frank Vandenbroucke in België. Er is geen evidentie dat vrouwen betere crisismanagers zijn dan mannen, of omgekeerd. Maar denk u het pandemonium in, mocht iemand het omgekeerde durven te suggereren.

Zelfs al zouden er geslachtsgebonden leiderschapsverschillen bestaan, dan nog is seksereductionisme misplaatst. De ene man of vrouw is nu eenmaal de andere niet. Ons respect voor gelijke kansen vergt een respect voor het individu, los van de groep waartoe dat individu behoort. We kunnen nog veel doen om die kansen voor iedereen te bevorderen, maar veralgemeningen zijn discriminerende stereotypen. Wie ze als maatstaf gebruikt, bevoordeelt individuen met minder merite of benadeelt individuen met meer merite.

We leven in een tijd van eenrichtingsseksisme. Als het vrouwen dient, is het moreel superieur. Dan eisen we meer vrouwelijke bestuurders in bedrijven, genderevenwichten onder ministers en topambtenaren, en in het algemeen meer vrouwen overal waar we veel mannen vinden. Als het mannen dient, is het een doodzonde.

Diversiteit beoogt non-discriminatie die afkomst en geaardheid irrelevant maakt. In plaats daarvan wordt de hele werkelijkheid door de bril van afkomst en geaardheid gelezen. Wat begint als emancipatie voor elke vrouw, eindigt in systematisch groepsseksisme waarin biologie, ongelijkheid, opvoeding, kleding, taal, kunst en geschiedenis allemaal discriminaties zijn. Idem voor het verbod op racisme. Dat is getransformeerd in een totale ‘racialisatie’ waarin Zwarte Pieten, standbeelden, straatnamen, stripfiguren en dies meer allemaal potentieel racistisch zijn. Ras is niet weg, het wordt overal ingevoerd. En of dat fundamenteel de kansengelijkheid verbetert, is nog maar de vraag.

Ons verlangen naar meer vrijheid eindigt met taboes en onvrijheden, opgejaagd door de activisten van de identiteitspolitiek.

Ons verlangen naar meer vrijheid eindigt met taboes en onvrijheden, opgejaagd door de activisten van de identiteitspolitiek. Noem dat het Oscar-model. De Oscars waren ooit filmprijzen. In de toekomst worden ze diversiteitsprijzen. Films zullen etnische en raciale minderheden, vrouwen, andersvaliden, gehoorgestoorden en alle variaties van niet-heteroseksualiteit moeten afspiegelen, en dat zowel in de inhoud, de cast als in de productie. Wie de percentages niet haalt, kan geen Oscar winnen. Alle geuren en kleuren tellen, behalve natuurlijk de blanke man: het ultieme eenrichtingsseksisme.

Ik verlang naar een geuren- en kleurenblinde open samenleving van persoonlijke vrijheid in verscheidenheid. Maar we kruipen richting een Oscar-land van opgelegde identiteit en geforceerde conformiteit, dat iedereen opsluit in een politiek correct web van groepsevenwichten.

De auteur is decaan aan de Macquarie University in Sydney en visiting fellow bij de denktank Itinera. @devosmarc

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content