Eenheidsstatuut zaait tweedracht

Het enthousiasme bij de sociale partners over het nieuwe eenheidsstatuut arbeiders-bedienden is beperkt. De werkgevers vrezen een oplopende kostprijs, de vakbonden zijn beducht voor de beperking van de onderhandelingsmarge over de opzegtermijnen.

Nog voor er een compromis was over de harmonisering van de statuten tussen arbeiders en bedienden verklaarde minister van Werk Monica De Coninck dat ze pas haar werk goed zou hebben gedaan als iedereen ontevreden was. Aan de reacties van vakbonden en werkgevers te zien heeft de sp.a-minister zeer goed werk geleverd. Niemand is enthousiast over het compromisvoorstel en de voorbije weken ventileerden de sociale partners met de regelmaat van een klok hun ongenoegen over punten uit het akkoord.

Iedereen is het er wel over eens dat het een goede zaak is dat het gedateerde onderscheid tussen arbeiders en bedienden wordt weggewerkt. Maar de werkgevers vrezen dat de kosten voor de bedrijven zullen toenemen door de gestegen opzegtermijnen voor arbeiders. De vakbonden zijn dan weer ontevreden omdat de nieuwe maximale opzegtermijn op interprofessioneel en sectoraal niveau vastligt. Enkel op bedrijfs- of individueel niveau kunnen bonden een hogere opzeg eisen. Ferre Wyckmans, algemeen secretaris van de christelijke bediendebond LBC-NVK, vindt dat er meer ruimte moet zijn voor overleg over de opzegtermijnen, zeker bij herstructureringen. Voor Jo Libeer, de gedelegeerd bestuurder van werkgeversorganisatie Voka, is dat een verstoring van het fragiele evenwicht van hogere, maar tegelijk maximaal vastgelegde opzegtermijnen.

“Ik heb nooit gehoord dat de nieuwe regeling inhoudt dat je niet boven de maximale opzegtermijn mag komen”, benadrukt Wyckmans. “Ik vind dat een onevenwicht. Je zou sectoraal onder de maximale opzegtermijn mogen gaan, maar niet erboven. Als niets mogelijk is behalve de wet, dan bedreigt dat de so-ciale vrede en is overleg onmogelijk.”

“Er waren twee mogelijkheden”, riposteert Jo Libeer. “Ofwel leg je minimale opzegtermijnen vast en laat je uitzonderingen naar boven toe. Ofwel leg je een maximum vast en is er verder geen discussie mogelijk. Maar nu kiest men voor een derde weg: een maximum waar je via onderhandelingen nog eens boven kan gaan. Het resultaat zijn de duurste ontslagkosten in Europa.”

Vooral werkgevers met veel arbeiders vrezen dat de ontslagkosten aanzienlijk verhogen. Klopt dat?

JO LIBEER. “Ja, en dat terwijl onze loonkostenhandicap al een groot probleem vormde. Op een moment dat in decente landen als Zweden gediscussieerd wordt over herindustrialisatie, schrikt bij ons zo’n duur akkoord investeringen en tewerkstelling af. Nochtans moeten we ernaar streven dat voldoende bedrijven winst maken, zodat de handelsbalans positief wordt. Wat we hier zien, is totaal verkeerd. De rekening volgt.”

FERRE WYCKMANS. “Ik wacht nog altijd op de eerste berekeningen waaruit blijkt wie wat exact betaalt. Ik denk dat het akkoord voor een belangrijk deel betaald wordt door de hogere bedienden die meer dan 32.254 euro bruto per jaar verdienen. Hun opzegtermijnen gaan erop achteruit. Voor bedrijven met veel arbeiders zijn er financiële compensaties. Ik vraag mij af of er echt zo’n groot onevenwicht is.”

LIBEER. “Betrouwbare simulaties hebben aangetoond dat we ons kunnen afvragen of herstructureringen nog betaalbaar zullen zijn. Voor de textielsector zal de kostprijs van collectief ontslag verdubbelen tegen 2015 en verviervoudigen tegen 2016. Dat is toch substantieel.”

WYCKMANS. “Welke berekening is dat? Wanneer je iedereen moet ontslaan?”

LIBEER. “Neen. Als bij een herstructurering dertig of veertig mensen moeten vertrekken, kom je zeker met arbeiders in zo’n situatie terecht. Herstructureren wordt dan zo goed als onmogelijk. Ofwel ga je failliet, ofwel heb je heel diepe zakken nodig om een herstructurering te betalen. Met de huidige winstmarges is dat een gigantisch probleem. De regering kent een lineaire lastenverlaging toe van 80 miljoen euro. Dat is een loonkostendaling van ocharme 0,005 procent.”

WYCKMANS. “Die compensatie is er voor de afschaffing van de carenzdag, de eerste ziektedag die arbeiders niet uitbetaald krijgen. Discriminaties wegwerken, is iets anders dan loonkostensubsidies toekennen.”

LIBEER. “Er is nog een compensatie van 56 miljoen euro die wordt uitbetaald aan bedrijven die hun loonkosten zien stijgen door het royale arbeidersstatuut. Dat is 0,007 procent. Plus een tegemoetkoming waarbij de solidariteit tussen rijke en arme sectoren wordt versterkt: 60 miljoen euro. Als je alles samentelt, kom je op 0,019 procent. Op de totale loonkostenhandicap is dat niets. Het eenheidsstatuut is sowieso kostenverhogend.”

WYCKMANS. “Wat wordt gecompenseerd? Het verschil tussen de normale opzeg voor 31 december 2013 en de nieuwe van 1 januari 2014. Ik wil trouwens wijzen op de goede zaken van het compromis. Voor het LBC-NVK was het belangrijk dat de al opgebouwde rechten vastgeklikt zijn, zodat er per 31 december voor elke werknemer rechten bestaan waarover niet meer gediscussieerd kan worden.”

Een van de compensaties houdt in dat het voor bedrijven fiscaal interessant wordt een reserve aan te leggen voor stijgende ontslagkosten.

WYCKMANS. “Ik heb niets tegen vooruitzien om zich voor te bereiden op een mogelijke herstructurering. De vraag is of je het fiscaal kan aanmoedigen. Als je dat sociaal passief aftrekt van de winst, betaal je minder vennootschapsbelasting.”

LIBEER. “Het probleem is: als je een gigantisch sociaal passief opbouwt, dan vreet dat in op je eigen vermogen. Met alle gevolgen van dien voor de leningscapaciteit van die bedrijven bij banken, wat op zijn beurt investeringen afschrikt. Je zit dus met een loonlastenverhoging, maar als je die wil compenseren via een so- ciaal passief ben je de poten van je eigen stoel aan het afzagen.”

WYCKMANS. “Maar bij mijn weten is deze regeling er gekomen op vraag van de werkgevers.”

Zijn werkgevers met veel hogere bedienden beter af? In vergelijking met de oude opzegtermijnen leveren die bedienden in.

WYCKMANS. “Ik heb de leden van Febelfin en Assuralia, de bedrijven uit de financiële en verzekeringssector, niet horen klagen. Maar let toch op met de term hoge bedienden. Dat zijn mensen met 2300 euro bruto op maandbasis. Dat is geen hoog loon. Een flink deel van de bedienden én de arbeiders zit boven die loongrens. Ik denk niet alleen aan de financi-ele sector, maar ook aan al wie in ploegen werkt. Zelfs de non-profitsector, waar weekend- en nachtwerk extra vergoed worden, komt in die categorie terecht.”

LIBEER. “2300 euro is inderdaad een modaal loon. Maar wat de Febelfins en de non-profitsector betreft: we gaan onze welvaart niet herstellen door enkel in te zetten op loonsystemen die alleen op de binnenlandse markt werken. Ik ben misschien brutaal, maar het zijn niet de ondernemingen die op interne markten actief zijn, die de handelsbalans in de goede richting doen gaan.”

WYCKMANS. “Ze zorgen wel voor een belangrijk deel van het nationale inkomen.”

LIBEER. “Als we onze handelsbalans niet positief krijgen, ontstaat een collectieve verarming. Ik herhaal het: zoiets komt op ons af op een ogenblik dat er via onze verzwakte handelsbalans jaarlijks 24 miljard euro uit België weglekt. Dat is de begroting van de Vlaamse regering. Het zal niet de bouw of de horeca zijn die de handelsbalans gezond maakt. Het probleem is dat net de zeer exportgerichte bedrijven door het eenheidsstatuut een loonkostenstijging moeten slikken. We zitten al aan een loonhandicap van 16 procent.”

WYCKMANS. “En volgens sommigen is het 25 procent. Dat zijn toch zeer uiteenlopende cijfers. De expertcommissie zegt dat de loonhandicap tussen 0,4 en 5 procent bedraagt als je de loonsubsidies al of niet volledig meetelt.”

LIBEER. “Als we het verdisconteren voor bepaalde sectoren, zit je aan 25 procent handicap. Ten opzichte van onze buurlanden, hé. Niet ten opzichte van China.”

WYCKMANS. “Als dat waar zou zijn, dan heb je binnen een grens van 15 kilometer van de grens met Duitsland of Nederland toch geen half bedrijf meer staan?”

LIBEER. “Er is sluipend jobverlies. De regering schuift het concurrentieprobleem constant voor zich uit.”

Als minister van Sociale Zaken Laurette Onkelinx zegt dat loonkosten minder dan 1 procent bedragen, dan telt ze de subsidies in de non-profitsector en de dienstencheques mee. Maar die branches zijn niet in een internationale omgeving actief, zeggen de werkgevers.

WYCKMANS. “De loonkostendiscussie geldt toch ook voor die sectoren. De reële loonstop is er ook voor hen. Maar de loonsubsidies zou je dan niet mogen meerekenen. De loonkostenmaatregelen voor ploegenarbeid zijn toch niet niets. De laatste loonlastenverlaging is niet naar de non-profitsector gegaan, terwijl die sector ook een meerwaarde voor de economie levert.Dat dat geen effect heeft op de handelsbalans? De economie is meer dan dat.”

LIBEER. “Die mensen in de non-profitsector doen zeer waardevol werk. Je zal mij nooit in de hoek krijgen waar de welvaartsstaat wordt afgebouwd.”

Wat vindt u van de uitzonderingen voor de bouwsector? Daar worden de opzegtermijnen voor bouwarbeiders niet opgetrokken zoals voor andere arbeiders.

WYCKMANS. “Die uitzondering is geen verstandige keuze. De Raad van State en het Grondwettelijk Hof zullen dat principe verwerpen. Op zich zijn er argumenten om sectorale uitzonderingen in rekening te nemen. Maar dat kan je niet structureel en voor eeuwig en altijd blijven doen. Dat er bijvoorbeeld vier jaar tijd wordt gegeven om de verschillen weg te werken, zou ik geen probleem vinden. Het compromis is er gekomen om een discriminatie tussen arbeiders en bedienden weg te werken, niet om die tussen arbeiders onderling te versterken. Want dat is wat in de bouw gebeurt. De werknemer in een smidse van een bouwbedrijf zal een ander statuut hebben dan zijn collega die het smeedwerk op de werf levert.

LIBEER. “Daar zijn we het eens. Het feit dat je in uitzonderingen voorziet, toont aan dat het akkoord mank loopt. We hebben de voorbije jaren trouwens een kans gemikt om een modern arbeidsrecht in te voeren. Ligt dat aan macht der gewoonte? Of omdat structuren zoals paritaire comités belangrijker zijn dan mensen?”

WYCKMANS. “Los van de discussie over het eenheidsstatuut, erken ik dat een hertekening van de paritaire comités nodig is. Maar dat mag niet in het wilde weg gebeuren. Je kan geen geschiedenis van 125 jaar op de keien gooien.”

Hoe kijkt u aan tegen de afschaffing van de proefperiode? Voortaan geldt voor alle nieuw aangeworven werknemers een opzegtermijn van twee weken, terwijl er vroeger in de proefperiode een termijn van een week was voor bedienden en geen voor arbeiders. Bedrijven zeggen dat ze daardoor minder snel laaggeschoolden zullen aannemen.

WYCKMANS. “Vanwaar de heisa? Voor ons was het in juli al duidelijk dat dat zou gebeuren. Overigens is de proefperiode op zich niet afgeschaft. Elke werkgever kan daarover afspraken maken met zijn werknemer. De goedkope manier om iemand aan de deur te zetten, is wel afgeschaft. Je begint met een opzegtermijn van twee weken. Na een jaar anciënniteit heb je recht op acht weken. Dat is nog altijd vijf weken minder dan in het huidige stelsel.”

LIBEER. “U hebt er jarenlang tegen gevochten, maar ik denk dat de precaire arbeid zal toenemen. De proefperiode zal vervangen worden door zes maanden uitzendarbeid. En als de werknemer het bedrijf bevalt, doen ze samen verder.”

ALAIN MOUTON, FOTOGRAFIE THOMAS SWEERTVAEGHER

“Ik heb nooit gehoord dat de nieuwe regeling inhoudt dat je niet boven de maximale opzegtermijn mag komen” Ferre Wyckmans “We krijgen de duurste ontslagkosten van Europa” Jo Libeer

“Het eenheidsstatuut is er gekomen om een discriminatie tussen arbeiders en bedienden weg te werken, niet om die tussen arbeiders onderling te versterken. Dat is wat in de bouw gebeurt.” Ferry Wyckmans “Daar zijn we het eens. Het feit dat je in uitzonderingen voorziet, toont aan dat het akkoord mank loopt.” Jo Libeer

“De proefperiode is niet afgeschaft. De goedkope manier om iemand aan de deur te zetten, is afgeschaft” Ferre Wyckmans “De proefperiode zal vervangen worden door zes maanden uitzendarbeid” Jo Libeer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content