Een zonnepaneel volstaat niet

Gij zult geen schaarse open ruimte innemen, gij zult hernieuwbare materialen gebruiken en gij zult zuinig omspringen met energie. Het zijn drie van de tien geboden van het bio-ecologisch bouwen. Een randfenomeen? Leuk voor overtuigde groene jongens? Of het bouwen van de toekomst?

Gaat de Belg binnenkort milieuvriendelijker bouwen en verbouwen? Als het van de paars-groene regering afhangt wel. Krachtlijn vier van de recente belastinghervorming luidt immers: “meer aandacht voor de duurzame ontwikkeling”. Een krachtlijn die concreet vertaald wordt in enkele fiscale stimuli rond mobiliteit en in een belastingvermindering voor wie “bepaalde energiebesparende uitgaven verricht”. Wie een oude stookketel vervangt, een zonne-energiesysteem voor waterverwarming installeert of zonnepanelen plaatst, kan voor deze uitgaven rekenen op een belastingvermindering van 15 %.

Als u van plan bent om dubbele beglazing te plaatsen, uw dak te isoleren, een kamerthermostaat met tijdsinschakeling of thermostatische kranen te installeren of een energie-audit te laten doen van uw woning komt u zelfs in aanmerking voor een belastingvermindering van 40%. Er zijn twee grote ‘maren’: de belastingvermindering is geplafonneerd op 500 euro per jaar en per woning, en de maatregel treedt pas in werking vanaf inkomstenjaar 2003.

Het goede voorbeeld

De provincie Limburg heeft niet gewacht op de belastinghervorming om het goede voorbeeld te geven. Vorig jaar bouwde de provincie volgens de principes van het duurzaam bouwen en onder de begeleiding van het VIBE ( Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch Bouwen en Wonen) een conciërgewoning voor de Provinciale School in Diepenbeek. Het is een gebouw met twee functies: huisvesting van de conciërge en bewustmaking van het grote publiek. Als eigenaar van het gebouw organiseert de provincie Limburg op geregelde tijdstippen geleide bezoeken aan de woning. Op het eerste gezicht is het een gewone eengezinswoning. Een vrij gedurfde moderne architectuur, dat wel, maar geen lemen muren, geen rieten dak en ook geen om aandacht schreeuwende zonnepanelen. “Het was een deel van de opdracht om een herkenbare woning te ontwerpen,” zegt architecte Marij Gabriëls. “De provincie wou laten zien dat duurzaam bouwen uiterlijk niet zoveel hoeft te verschillen van gewoon bouwen. We hebben dus gekozen voor traditioneel metselwerk, voor bekende technieken.”

Het is pas tijdens de rondleiding met de architecte dat het duurzame karakter van de woning volledig duidelijk wordt . De gebruikte materialen lijken conventioneel, maar dat zijn ze niet. Zo werden draag- en binnenmuren opgetrokken in kalkzandsteen. Een duurzaam materiaal, want het bestaat uit de natuurlijke grondstoffen kalk en zand, het komt uit de onmiddellijke omgeving (Genk) en het vergt weinig productie-energie. Het hout voor de afwerking van de noordgevels lijkt op het veel gebruikte, uit Canada afkomstige ceder, maar is Europese lork. En de schilderwerken in huis werden gedaan met natuurverf. Ook de indeling van de woning blijkt niet zo traditioneel te zijn als we eerst aannamen. Kamers en ruimten die niet of minder verwarmd hoeven te worden (bergruimte, toilet, gangen) liggen aan de koudere noordkant. Zones waar geleefd wordt (woonkamer, eetkamer en veranda) en die dus verwarmd moeten worden, liggen aan de zuidkant.

Ook de veranda is niet zomaar een veranda. In de winterperiode fungeert ze als bufferruimte tussen de leefruimte en de koude buitenlucht. Dikke muren (14 centimeter), tussenin geïsoleerd met rotswol, scheiden de koude-warmtecompartimenten. Isolatie is er uiteraard ook in de buitenmuren en in het dak. In de noordgevel is de isolatie 14 centimeter dik, de dakisolatie is 20 centimeter dik. En het huis heeft ook vloerisolatie (30 centimeter). Een en ander resulteert in een zeer lage K-waarde (een graad voor het isolatieniveau van een gebouw; hoe lager de K-waarde, hoe beter geïsoleerd) van 27 en een kleine verwarmingsketel (6 kilowatt). Ter vergelijking: zowel in Vlaanderen als in Wallonië bedraagt de maximaal toegestane K-waarde voor nieuwbouwwoningen 55, een norm die echter lang niet wordt gehaald. Voor een open bebouwing is een verwarmingsketel met een vermogen van 30 kilowatt niet ongebruikelijk. Ook met water en elektriciteit wordt er duurzaam omgesprongen in de woning. Fotovoltaïsche zonnepanelen – ze zijn er dus toch, maar vallen niet echt op – zorgen voor zowat 75% van de elektriciteitsvoorziening in het huis. Voor het spoelen van toiletten wordt regenwater gebruikt. Ook een aantal tapkranen is aangesloten op de regenwatertank.

Duurzaam en duur

Het mag duidelijk zijn, duurzaam bouwen verschilt toch wel grondig van het klassieke bouwen. Dat wordt ook bevestigd door Peter Thoelen, bestuurder van het VIBE. “Het concept duurzaam bouwen wordt vandaag nogal eens gebruikt – of misbruikt – als een verkoopargument. Producenten van pvc-ramen, bijvoorbeeld, verkondigen dat ze een duurzaam product aanbieden omdat ze pvc recycleren. Dat is toch wel een heel beperkte visie op duurzaam bouwen. Het gaat immers alleen over het materiaalgebruik en dan nog alleen maar over het deelaspect recyclage, de afvalfase dus.” Thoelen benadrukt dat duurzaam of bio-ecologisch bouwen een totaalconcept is. Het volstaat niet om een zonnepaneel op je dak te plaatsen om te spreken van een bio-ecologische woning. Materiaalgebruik, energievoorziening, watergebruik en ruimtegebruik, ze moeten de bio-ecologische toets (is het milieuvriendelijk, is het niet schadelijk voor de menselijke gezondheid?) doorstaan. “We houden verder ook rekening met het concept van duurzame ontwikkeling,” vervolgt Thoelen. “Dan hebben we het over uitputting van grondstoffen en energiebronnen, over sociale aspecten, over noord-zuidrelaties.”

Een en ander leidt vooral op het vlak van materiaalgebruik nogal eens tot niet voor de hand liggende keuzes. Schapenwol, vlas, hennep of papiervlokken van gerecycleerde kranten als isolatiemateriaal, bijvoorbeeld. Nog een drempel: duurzaam bouwen is duurder dan gewoon bouwen. Marij Gabriëls schat de meerprijs van de conciërgewoning ten opzichte van een vergelijkbare gewone woning op zo’n 25% à 30%. Bepaalde investeringen, zoals de isolatie, de zonnepanelen, zorgen wel voor terugverdieneffecten. Maar toch valt het totale financiële plaatje ook op lange termijn in het nadeel van de bio-ecologische woning uit, geeft Peter Thoelen toe: “Dat heeft te maken met de voorlopige nog kleine markt voor bio-ecologische materialen en producten. En ook de certificering zorgt voor hogere prijzen.”

Peter Thoelen maalt er niet om dat om deze redenen bio-ecologisch bouwen nog aan het gros van de bouwers en verbouwers in ons land voorbijgaat. “We vervullen een voortrekkersrol,” zegt hij. “Stilaan maar zeker groeit het bewustzijn, zowel bij professionelen als bij de particulier. En steeds meer producenten, ook grote, nemen materialen die voldoen aan de bio-ecologische criteria in hun gamma op.”

Voor het grote publiek

Ook het Centrum Duurzaam Bouwen ( CeDuBo) promoot, zoals de naam al doet vermoeden, duurzaam bouwen. Het CeDuBo omschrijft duurzaam bouwen als “een manier van bouwen die uitgaat van een effectieve bescherming van het leefmilieu; een sociale vooruitgang die rekening houdt met de noden van iedereen; het behoud van stabiele en kwalitatieve economische groei en tewerkstelling.” Directeur Berthold Simons maakt een vergelijking met de triple bottom line-benadering van het duurzaam ondernemen. “We proberen een goede balans te vinden tussen de ecologische, sociale en economische componenten van het bouwproces,” stelt hij. De aanpak van het CeDuBo is veel pragmatischer dan die van het VIBE. Niet verwonderlijk als je weet dat de bouwnijverheid in hoofde van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Bouwnijverheid ( WTCB) een van de belangrijkste initiatiefnemers van het CeDuBo is.

“Toch gaat het niet om echt tegengestelde visies,” zegt Berthold Simons. “De meeste opvattingen lopen parallel. We promoten allebei energiebesparingen, rationeel waterbeheer, een gezonde woonomgeving. Maar vanuit de visie dat het tijd wordt om duurzaam bouwen echt te laten doorbreken, kiezen wij ervoor om het grote publiek bewust te maken. En we opteren er ook voor om duurzaam bouwen samen met de industrie te realiseren.” Frans Henderieckx, director industrial development and innovation bij het WTCB, wijst op nog een ander verschilpunt: “We staan erop technisch en wetenschappelijk zeer goed onderbouwde adviezen te geven. Een heel rationele benadering, dus. Zo willen we bijvoorbeeld ook weten wat materialen in de tijd waard zijn. En dat is niet altijd even makkelijk. Het betekent ook dat je toch voorzichtig moet zijn om bepaalde materialen te promoten of af te raden.”

Zorgt de meer pragmatische aanpak van CeDuBo er ook voor dat er meer “volgers” zijn? Henderieckx: “Wat een aantal deelaspecten van duurzaam bouwen betreft, bijvoorbeeld het belang van goede isolatie, stellen we toch een sterk toegenomen bewustzijn vast. Maar het grote publiek is nog niet goed vertrouwd met het totaalconcept van duurzaam bouwen. Het is de opdracht van het CeDuBo om daar verandering in te brengen. Maar we moeten ons ook geen illusies maken. Bewustmaking vraagt tijd. Als je op korte termijn iets wil veranderen, kan dat alleen via regelgeving en meer subsidiëring.”

Laurenz Verledens [{ssquf}]

“Duurzaam bouwen hoeft uiterlijk niet zoveel te verschillen van gewoon bouwen.”

“Bewustmaking vraagt tijd. Als je op korte termijn iets wil veranderen, kan dat alleen via regelgeving en meer subsidiëring.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content