Een stappenplan voor Syrië

Niemand kan de oorlog in Syrië winnen. Een einde stellen aan het conflict is de prioriteit.

In een luxueus kantoorgebouw in Moskou ontwerpen tientallen pientere jonge Russen illustraties tot meerdere glorie van Vladimir Poetin. Op een van de posters staat ‘Waar droomt Superman van?’. Hij toont een slapende Man van Staal in een Poetin-pyjama.

De Russische propaganda is een goede gids voor Poetins intenties. Om de aandacht van de bevolking af te leiden van de krimpende economie in het binnenland, voerde de Russische president een reeks machovertoningen op: de annexatie van de Krim, de opdeling van Oekraïne en de bombardementen op Syrië. Poetin is de meest ontwrichtende kracht in de geopolitiek. Syrië is het meest verknoeide land op aarde. In 2016 ziet de wereld hoe beide met elkaar omgaan.

Poetin zegt dat hij Islamitische Staat (IS) wil bekampen, maar zijn bommen en raketten regenen neer op andere rebellengroepen. Waarschijnlijker is dat hij ernaar streeft Bashar al-Assad overeind te houden en zich te verzekeren van een plaats rond de tafel als de wereld beslist wat er met Syrië moet gebeuren.

Cynici zeggen dat Poetin het nauwelijks erger kan maken in Syrië. De burgeroorlog heeft al 250.000 mensenlevens gekost. De helft van de bevolking is op de vlucht. Ze stromen de buurlanden binnen en veroorzaken een vluchtelingencrisis in Europa. Het kan zijn dat Assad slecht is, zoals sommigen zeggen, maar zijn omverwerping zou nog tot veel ergere dingen leiden: een chaos zoals in Libië, de afslachting van de Alawieten (Assads volk) door sjiitische Arabieren, de versterking van IS.

Maar Poetin kan de dingen wel degelijk erger maken in Syrië. Hij kan de oorlog niet winnen, maar bij ontstentenis van een krachtig Amerikaans engagement, kan hij wel verhinderen dat Assad de strijd verliest. De Amerikanen moeten een einde maken aan het machtsvacuüm. Was Barack Obama tussenbeide gekomen aan het begin van de oorlog, dan zou Syrië nu wellicht niet zo’n knoeiboel zijn.

Na bijna vijf jaar burgeroorlog valt Syrië nu veel moeilijker te ontwarren. Twee van de sterkste rebellengroepen, IS en Jabhat al-Nusra, een filiaal van al-Qaeda, zijn net zo slecht als het Assad-regime. Zeggen dat de andere rebellen verdeeld zijn, is een duidelijk understatement: ze zijn opgesplitst in zowat 7000 groepen. De Verenigde Staten hebben getracht een nieuwe macht van gematigde rebellen in het leven te roepen, met een lachwekkend resultaat. Tegen eind 2015 waren amper een half dozijn door de Amerikanen opgeleide rebellen werkelijk aan het vechten in Syrië, nauwelijks genoeg om een controlepost te bemannen. De Verenigde Staten hebben terecht besloten dat op te geven en in de plaats daarvan steun te verlenen aan de minst afschuwelijke rebellengroepen die effectief vooruitgang geboekt hebben op het terrein.

Alle opties ogen slecht. Een einde maken aan de oorlog moet voor Europa een prioriteit zijn. Maar daarvoor moet de NAVO meer assertiviteit tonen. Een stoutmoediger Amerikaanse president zou al lang een bombardementsvrije zone ingesteld hebben boven Syrië en toevluchtsoorden geschapen hebben voor ontheemde Syriërs. De Verenigde Staten moeten in elk geval hun steun aan de minder extreme rebellengroepen opvoeren. Zodra ze een nieuw feit gecreëerd hebben op het terrein, staan de Verenigde Staten in een betere positie om te onderhandelen over een einde aan de oorlog. Dat houdt de betrokkenheid in van alle externe machten die een belang hebben in het conflict, zoals Rusland, Iran, Turkije, Qatar en Saoedi-Arabië. Om Rusland aan de tafel te krijgen moeten de Amerikanen het vertrek van Assad wellicht uitstellen.

De vrede een kans geven

Elk land wil IS verslagen zien, maar voor de meeste is dat pas de tweede doelstelling. Nu ze gezien hebben hoeveel moeite het Amerikaanse leger had in het noorden van Irak, wil niemand zich daar nog wagen en IS verdrijven uit zijn bolwerken om uiteindelijk vast te stellen dat ze hetzelfde onhandelbare stukje soennitisch grondgebied bezetten.

De meest plausibele basis voor een onderhandelde vrede is dan ook de volgende. Ten eerste moeten de externe machten erkennen dat ze op het slagveld niet alles kunnen veroveren wat ze willen. Ten tweede moeten ze inzien dat hoe langer de gevechten in Syrië aanslepen, hoe meer het gevreesde extremisme aangepord wordt.

Net als in Bosnië in de jaren negentig kan druk van de Amerikanen en hun bondgenoten uiteindelijk de meeste strijders tot een wapenstilstand dwingen. De diplomatieke compromissen die nodig zijn voor een duurzame vrede zien er lelijk uit: de post-Assad-regering zal niet liberaal zijn en niet heel Syrië controleren. Op iets beters hoeft Syrië evenwel niet te hopen. Maar zodra de burgeroorlog van allen tegen allen bedaart, kan de lange karwei om IS te isoleren en te ondermijnen eindelijk beginnen.

De auteur is redacteur buitenland van The Economist.

Robert Guest

Was Barack Obama tussenbeide gekomen aan het begin van de oorlog, dan zou Syrië nu wellicht niet zo’n knoeiboel zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content