De economie van het vogelspotten: ‘Een spreeuwenzwerm, dat is pure magie’

. © Getty Images

Vlamingen hebben een hart voor vogels, en dat gaat nog in stijgende lijn. Rond vogelspotten – ‘twitchen’ in de fanatieke vorm – is een hele economie ontstaan. “Oké, je kunt ook planten en paddenstoelen en insecten ontdekken. Maar vogels zijn toch net iets spannender.”

Hebt u de vetbollen al uitgehangen, de voederplankjes geprepareerd? De winter valt niet mee voor vogels. Insecten verdwijnen onder de grond, de bessen zijn geplukt, regen en kou en korte dagen maken overleven lastig. Maar we hebben een hart voor vogels, en slaan ze graag gade. En die twee dingen gaan kennelijk in stijgende lijn. Daarvan profiteert ook een heel ecosysteem van zakelijke en educatieve initiatieven.

Dat we een hart voor vogels hebben, is onder meer te merken aan het jaarlijkse Vogelweekend, het moment dat Natuurpunt iedereen uitnodigt om te tellen welke vogels in de tuin landen. Het afgelopen jaar turfden meer mensen mee dan ooit tevoren: 66.524. Het waren er ruimschoots 20.000 meer dan een jaar eerder (44.672). (De volgende editie van het Vogelweekend vindt eind januari plaats.) Ook Het Zwin, de ‘internationale luchthaven van trekvogels’, ontving de jongste tijd aanzienlijk meer belangstellenden. Dit jaar waren er meer dan 125.000 bezoeken, tegenover 112.000 in 2019. “En dan moet je weten dat tot september geen groeps- en schoolbezoeken toegelaten waren”, verduidelijkt directeur Ina De Wasch.

Als er vroeger ergens een gier landde, werd hij verwelkomd met de kogel. Nu ben je een held als je de eerste bent die de foto kan rondsturen’

Jan Desmet, vogelkenner

Wat een vogelaar weten wil

En sinds kort is er Fwiet, Vlaanderens eerste vogeltijdschrift, het tweede nummer is zojuist verschenen. Het is geen blad voor een kransje van specialisten, zoveel is wel duidelijk. Naast reportages en fotobladzijden wordt er gewandeld met cabaretier Freek de Jonge, en Herman Brusselmans presenteert in zijn column uit de duim gezogen vogelsoorten, zoals ‘de beroerde boerenpiet’.

“Er bestonden al ledenbladen voor liefhebbers, maar een commercieel vogelmagazine van 144 bladzijden was er nog niet”, legt Jeroen Denaeghel uit. Hij is een van de twee stichters en was in een vorig tijdperk hoofdredacteur van P-Magazine. Hij is net terug van een vogelspottocht in Griekenland: “Ik zag daar voor het eerst een cirlgors, een zangvogel die je zelden in België te zien krijgt.”

De andere initiatiefnemer is Begijn Le Bleu, bekend als komiek en het tv-programma Foute vrienden. Hij verzorgt ook een Fwiet-podcast en geeft lezingen over vogels. In een van zijn podcasts omschrijft hij het blad als “niet superwetenschappelijk, al vinden we dat ook wel interessant, maar vooral gebaseerd op verhalen die we horen in ‘t veld, en waarvan we zeggen: dat wil toch elke vogelaar weten?”

Gunstige thermiek

“De toenemende belangstelling voor vogels gaat zowel in de breedte als in de diepte. Meer mensen zijn ermee bezig, en ze willen ook méér weten. Daar spelen we met het magazine op in”, vult Jeroen Denaeghel aan. Van het allereerste nummer verkochten ze 5.000 exemplaren, zonder noemenswaardige campagne. “We moesten het hebben van wat Facebook-advertenties en onze persoonlijke socialemediakanalen.”

Fwiet zeilt mee op een gunstige thermiek voor vogels: de beeldspraak ligt voor de hand. Volgens Jeroen Denaeghel is dat mede toe te schrijven aan de coronacrisis: “Wandelen was een van de weinige dingen die je nog onbeperkt kon doen. Dat heeft bij veel mensen de waardering voor de natuur aangescherpt. En dan wil je wel eens weten wat daar boven je hoofd vliegt. Oké, je kunt ook planten en paddenstoelen en insecten ontdekken. Maar vogels zijn toch net iets spannender.” Dan zou het wel eens kunnen dat, zodra deze uitzonderlijke tijden voorbij zijn, die natuurbelangstelling ook weer inzakt. Of zat die al langer in de lift en zorgde corona voor een extra opstoot? “Ik geloof dat tweede”, zegt Pieter Vandorselaar van Natuurpunt. “De voorbije maanden heeft ons ledenaantal een flinke sprong gemaakt, we zijn voorbij de grens van 130.000 gegaan. Maar die stijging was al aan de gang. In 2016 stonden we op 100.000 leden, een jaar geleden op 123.000. Ik denk dus dat het een langetermijntrend is, die door corona een turboboost heeft gekregen.”

Vogels als natuurambassadeurs

Dat natuurbeleving hoog genoteerd staat, is ook aan andere dingen te merken, onder meer aan de stapeltjes in de boekhandel. Auteurs doen kond van hun verbondenheid met fauna en flora, doorgaans wat grootser en zwaarder aangezet dan de gewone sterveling vermag. Het aanbod gaat van lyrisch ( Schemervluchten, Helen Macdonald) en informatief ( Hoe het is een vogel te zijn, David Allen Sibley) tot uitzinnig: in De hertenman verandert Geoffroy Delorme in een hert (loopt naakt in het bos, eet blaadjes), en Charles Foster gedraagt zich in Leven als een beest als een vos, inbegrepen drollen leggend in iemands achtertuin. Die laatste twee gaan wel heel ver, maar allebei geven ze aan dat hun fascinatie voor de natuur ontstond door merels gade te slaan in de ouderlijke tuin.

De toenemende belangstelling voor vogels gaat zowel in de breedte als in de diepte. Meer mensen zijn ermee bezig, en ze willen ook méér weten’ Jeroen Denaeghel, Fwiet

“Eigenlijk is het logisch”, zegt Jan Desmet, die al decennialang boeken en reportages maakt over de natuur in al haar verschijningsvormen. “Vogels zijn de makkelijkste weg naar natuurbeleving. Een wezel, een bunzing, een das, dat zijn prachtige dieren, maar hoeveel mensen krijgen die te zien? En als er een opduikt, is die er in een oogwenk weer vandoor. Maar kijk uit het vensterraam, en je ziet minstens al een kauw of een roodborstje. Of een mus. Vogels zijn heel toegankelijk, en je ziet hen fantastische dingen doen, zonder dat je daarvoor veel hoeft te ondernemen. Een spreeuwenzwerm, dat is pure magie.”

Helemaal in de lijn van die vaststelling ligt dat alle natuurbehoudsorganisaties begonnen zijn als vogelbeschermers. Jan Desmet: “Natuurpunt heette vroeger De Belgische Vogelreservaten. Een van de pioniers was Léon Lippens, burgemeester van Knokke en vermaard vogelkenner. Ik heb hem ooit bezocht in zijn villa, op een van de hoogste duinheuvels van Knokke-Zoute. Aan de voet had hij een vijver laten uitgraven voor grauwe ganzen, vanuit zijn werkkamer had hij uitzicht tot in Sluis – je moet straks eens de meetlat op je landkaart leggen om een idee te krijgen. Het is door zijn inspanningen, en die van rijke medeburgers, dat het natuurpark Het Zwin en enkele grote Kempische natuurreservaten er gekomen zijn.”

JEROEN DENAEGHEL
JEROEN DENAEGHEL “De coronacrisis heeft bij veel mensen de waardering voor de natuur aangescherpt.”© GEERT VAN DE VELDE

Leger van luchtwezens

Vogelliefhebbers die verder willen kijken dan eigen land, worden eveneens bediend. Billy Hermans van het reisbureau Starling (‘spreeuw’) in Gent organiseert vogelreizen over de hele wereld. Zijn publiek bestaat uit meestal iets oudere deelnemers, gepassioneerde mensen die tijd kunnen vrijmaken. “Op dit ogenblik zijn er groepen op reis in Colombia, het vogelrijkste land ter wereld, in Botswana en in Oman. Klassieke bestemmingen dichter bij huis zijn Extremadura en Lesbos, en zelfs de Ardennen lonen de moeite. Wij organiseren ook lezingen die dieper ingaan op vogelfamilies en het herkennen van soorten.”

De hoogseizoenen voor vogelreizen zijn de periodes april tot juni, en van eind augustus tot oktober, de twee momenten van de vogeltrek. De absolute topper is dan Batumi, in Georgië. “Daar kun je op het einde van de zomer tot 180.000 roofvogels per dag zien. Het is niet te vatten in woorden als er zo’n leger van luchtwezens over je heen trekt.”

De markantste groep in het ecosysteem van vogelliefhebbers zijn evenwel de twitchers. Een twitcher is een soortenjager; hij houdt een lijst bij van alle vogels die hij geobserveerd heeft. Ziet een twitcher ergens een uitzonderlijk vogelexemplaar in een boom zitten, dan signaleert hij dat aan andere twitchers via het platform Belgian Bird Alerts. In een mum van tijd stromen ze samen vanuit alle windrichtingen, behangen met fotoapparaat, verrekijker en telescoop – en hopend dat het curiosum intussen niet is weggevlogen. “O ja, ik ben ook een twitcher”, beaamt Billy Hermans. “Mocht ik nú een telefoontje krijgen dat er ergens een zeldzame vogel is neergestreken, dan laat ik alles vallen en ben ik weg. Al zit ik op een bruiloft.”

Denk de kip weg, en de wilde fauna zou veel zwaarder geëxploiteerd worden’

Jan Desmet, vogelkenner

Dood omhoogsteken

“Daaraan merk je”, zegt Jan Desmet, “wat een enorme omwenteling we hebben doorgemaakt in onze verhouding tot vogels. Als er vroeger ergens een gier landde, werd hij verwelkomd met de kogel. Tot in de jaren zestig kreeg je daar zelfs een premie voor. De held was degene die die gier als eerste dood kon omhoogsteken. Nu ben je een held als je de eerste bent die de foto kan rondsturen. Hetzelfde met nestkasten voor vogels. Nu vinden we het normaal dat we daarmee vogels een steuntje in de rug geven. In andere tijden haalde men er de nestjongen uit om op te peuzelen.” Jan Desmet schrijft die evolutie toe aan de verstedelijking. Mensen met een stadse mentaliteit kunnen zich veroorloven de natuur esthetisch te beschouwen, anders dan landbouwers, die altijd beducht moeten zijn voor haar grillen. “Stel je iemand voor die afhangt van de opbrengst van een graanakker: die kijkt met andere ogen naar de natuur dan iemand die met zijn fiets komt voorbijrijden en geniet van dat vogeltje dat daar zit en zingt en wipt met zijn staartje.”

Kip en zwaan

Tien jaar geleden al documenteerde Jan Desmet, in zijn monumentale werk Vogels in de kop (1500 bladzijden), welke emoties vogels losmaken en hoe dat in de loop van de jaren evolueerde. Welke vogel werpt in die geschiedenis het meeste gewicht in de schaal?

“De kip. Ik maak geen onderscheid tussen wild en tam. Maar denk de kip weg, en de wilde fauna zou veel zwaarder geëxploiteerd worden. Dan werden die stadseendjes gevangen en opgegeten. Of de zwanen. Want die liggen nu wel fotogeniek te drijven op de Brugse Reien, maar dat is een vriendelijk overblijfsel uit de tijd dat ze werden gehouden voor hun vlees en dons. Tot ze slachtrijp waren, konden ze ongestoord rondzwemmen in de grachten of op de meersen. Het is juist door de luxe dat zulks niet meer nodig is, dat we kunnen achteroverleunen en vogels met een zekere vertedering bekijken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content