Een schokdemper in uw portefeuille

Obligaties zijn een beleggingsproduct met specifieke kenmerken én met valkuilen. Halsoverkop in de eerste de beste obligatie stappen, is niet aan te raden. Waarop moet u letten?

Het belang van de obligatiemarkt mag niet worden onderschat. Dagelijks financieren overheden, bedrijven en instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds zich door voor miljarden aan obligaties uit te geven. De kopers van dat overheids- en bedrijfspapier zijn particuliere spaarders, maar vooral grote institutionele beleggers zoals verzekeringsmaatschappijen, vermogensbeheerders, financiële instellingen én centrale banken.

Anders dan de aandelenbeurs is de obligatiemarkt niet echt transparant. Probeer maar eens de koersen te achterhalen van een niet-beursgenoteerde obligatie op de secundaire markt – de markt waarop bestaande obligaties worden verhandeld – of te kijken hoeveel stukken op een handelsdag over de toonbank zijn gegaan.

Volgens Raphaël en Jonathan Goldwasser van de obligatiespecialist Goldwasser Exchange is de obligatiemarkt eigenlijk een nichemarkt. “Slechts een beperkt aantal obligaties noteert op de beurs. De overige worden verhandeld op de over-the-countermarkt (otc). Dat is een virtuele markt waar brokers, traders en institutionele beleggers onderling obligaties verhandelen.” Op die markt is niet alles geautomatiseerd. Menselijk contact is van tijd tot tijd nodig, en relaties en connecties zijn er onontbeerlijk. Goldwasser Exchange – dat 1500 klanten heeft en 350 miljoen euro beheert, waarvan 70 procent is belegd in obligaties – beschikt over een groot netwerk, benadrukt Raphaël Goldwasser. Daardoor kan het interessante prijzen en een hogere liquiditeit garanderen.

Prijsvorming

Voor Jonathan Goldwasser is het zo klaar als een klontje: “Obligaties horen in elke portefeuille thuis, omdat ze voor diversificatie zorgen. Toen de beurzen begin dit jaar met 10 procent terugvielen, hebben de meeste obligaties – zeker die van hoge kwaliteit – niets of weinig van hun waarde verloren. Ze speelden hun rol als schokdemper.”

Dat betekent niet dat een obligatie niet in waarde kan dalen. Tijdens haar looptijd kan ze altijd worden verhandeld. De prijs hangt af van de algemene renteontwikkeling, de nieuwsflow over de uitgever (ratingaanpassingen of omstandigheden die de terugbetalingscapaciteit van het bedrijf wijzigen) en het sentiment op de beurzen. “Op hoogrentend papier of highyieldobligaties (een emittent met een lage kredietwaardigheid die een hoge coupon moet uitkeren, nvdr) speelt de renteontwikkeling nauwelijks nog een rol. Daar sturen vooral het risico van de emittent en de beweging op de aandelenmarkten de koers”, nuanceert Jonathan Goldwasser. “Op schuldpapier van hoge kwaliteit daarentegen – zowel dat van topbedrijven als van landen met een hoge kredietwaardigheid zoals Duitsland – speelt bijna uitsluitend de renteontwikkeling.”

De prijs wordt altijd aangegeven als een percentage van de nominale waarde. Stijgt de marktrente, dan noteert de koers onder de nominale waarde, zodat de obligatie onder pari staat (bijvoorbeeld tegen 97 % van de nominale waarde). Als de belegger ze verkoopt, krijgt hij 97 procent op de vervaldag terug. Daalt de marktrente, dan noteert de koers boven pari (bijvoorbeeld 103 %).

Een voorbeeld: stel dat u een bedrijfsobligatie koopt voor 1000 euro tegen 100 procent, met een coupon van 5 procent en een looptijd van vijf jaar. Na een jaar is de marktrente fors gedaald en noteert de obligatie op 105 procent. Een geïnteresseerde koper kan van de coupon van 5 procent profiteren, terwijl de marktrente al veel lager is. Als hij een nieuwe, soortgelijke uitgifte zou kopen, krijgt hij zeker geen 5 procent. Maar hoewel hij er 105 procent voor heeft betaald, recupereert hij op de eindevervaldag slechts 100 procent. Hoe dichter een obligatie bij de eindvervaldag of maturiteit komt, hoe kleiner de impact van rente- of solvabiliteitswijzigingen is.

De belegger die zijn obligatie tot de eindvervaldag in portefeuille houdt, hoeft zich van die koersbewegingen weinig aan te trekken. Als de emittent zijn financiële verplichtingen nakomt, krijgt hij 100 procent van de nominale waarde terug, ook al heeft de obligatie tijdens haar looptijd op 75 of 125 procent gestaan.

Risico’s

“Wie een obligatie wil kopen, moet rekening houden met drie risico’s: de emittent, de looptijd en de munt van de uitgifte”, legt Raphaël Goldwasser uit. “Het kan nooit de bedoeling zijn die risico’s tegelijk te nemen, bijvoorbeeld een highyieldobligatie kopen met een zeer lange looptijd in een exotische en volatiele munt. We bouwen in onze portefeuilles wat muntrisico in, maar we doen dat op papier van emittenten van onberispelijke kwaliteit. Een correcte mix is aan te raden.”

Het risico van de emittent is dat die de initiële inleg niet kan terugbetalen of een deel van de coupons niet kan aflossen. Om zijn kredietwaardigheid te bepalen, geven ratingbureaus als S&P, Fitch en Moody’s de uitgever een rating, zodat de belegger het risico beter kan inschatten (zie tabel De kredietwaardigheidratings: een overzicht). Hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe groter de kans dat de marktrente fors beweegt en hoe hoger de kans op een wanbetaling.

Ten slotte kunt u op een munt flink wat geld verliezen als u de inleg weer omzet naar euro. Zo hebben de Turkse lira en de Zuid-Afrikaanse rand onlangs tientallen procenten verloren. “Ook al ligt het rendement van het papier in die munten zeer hoog, je kunt nooit het muntverlies compenseren”, onderstreept Raphaël Goldwasser.

Kosten en fiscaliteit

Bij het verhandelen van een obligatie komen kosten kijken, die zwaar wegen op de eindafrekening. De courtage- of transactiekosten schommelen tussen 0,4 en 1 procent, naargelang van de tussenpersoon. Bij Goldwasser hangen ze af van het totale aan- of verkoopbedrag. De beurstaks bedraagt zowel bij de aan- als de verkoop 0,09 procent. Daarnaast moet u rekening houden met de roerende voorheffing van 27 procent op de brutocoupon. Staar u dus niet blind op het brutorendement dat wordt geafficheerd. Op de meerwaarde na de verkoop is geen belasting verschuldigd.

Bij de aan- en de verkoop is het belangrijk te weten wanneer de coupon wordt uitbetaald. Als u een obligatie koopt een maand voor de coupononthechting, moet u elf twaalfde van de coupon aan de verkoper laten, omdat hij de obligatie gedurende elf maanden in zijn bezit heeft gehad. Hij heeft daardoor recht op het grootste deel van de coupon.

Belangrijk om te weten is dat u de brutocoupon moet betalen, maar een maand later ontvangt u wel de nettocoupon. Het is dus verstandig een obligatie net na de uitbetaling van de coupon te kopen. Er is een belangrijke uitzondering voor Belgische obligaties, die gemakkelijk te herkennen zijn aan de Isin-code die begint met BE. De voorheffing wordt automatisch bij de twee partijen afgehouden.

Renteverwachtingen

De rentevoeten zijn historisch laag. Geld op een spaarrekening zetten of een kasbon kopen, levert niets meer op. De centrale banken in Europa, de Verenigde Staten en Japan houden hun leidende rentetarieven al geruime tijd extreem laag, om de economische groei aan te zwengelen. Die instellingen bepalen de rentes op korte termijn, de markt bepaalt de rentetarieven op lange termijn. Aangezien de inflatie- en de groeiverwachtingen laag liggen en centrale banken zoals de Europese Centrale Bank (ECB) voor miljarden euro’s overheidspapier opkopen, zijn ook de rentes op staatsobligaties – die als referentie dienen voor andere uitgiftes – op zeer lage niveaus beland. Sommige rentetarieven zijn zelfs negatief. Zo bedraagt de vijfjarige rente op Belgisch staatspapier -0,22 procent. Op tien jaar is dat nauwelijks 0,55 procent.

Jonathan Goldwasser ziet die lage rentestand de komende jaren niet direct verdwijnen, maar hij sluit een renteopflakkering zoals midden 2015 niet uit. “Wie geld voor tien jaar in Duitse obligaties tegen 0,15 procent vastzet, loopt een groot risico. Als de rente plots oploopt, kun je al gauw tegen aanzienlijke verliezen aankijken. En zelfs als de rente stijgt tot 1 procent, is die naar historische maatstaven nog altijd extreem laag.” Raphaël Goldwasser vult aan dat een stijging van de inflatie tot een renteopstoot kan leiden. “Het effect van de enorme daling van de grondstoffenprijzen, waaronder olie, is aan het verdwijnen. De markt onderschat dat gegeven.”

En hoe liggen de kaarten in de Verenigde Staten? De Federal Reserve lijkt in actie te gaan komen. “Voor dit jaar verwachten we twee renteverhogingen, maar ook in de Verenigde Staten blijft de rente historisch laag. Al verscheidene jaren is er een premie met Europa van 1 à 1,5 procent. Dat zal zeker nog een tijdje blijven. Er is dan ook veel vraag naar bedrijfsobligaties in dollar.”

Dollar of euro

Waar moet een belegger zijn heil dan zoeken? “We zijn koper van bedrijfsobligaties in Amerikaanse dollar, omdat de rentevergoeding 1 à 1,5 procent hoger ligt dan op soortgelijk papier in euro – goed voor een rendement tussen 2 en 2,5 procent. De resterende looptijd mag niet boven drie à vier jaar liggen. Het risico op een hogere marktrente is substantieel. Daarenboven is de minimuminleg op de meeste uitgiftes 2000 dollar. Dat is haalbaar voor iedereen en er kan worden gespreid over emittenten. Voor bedrijfspapier in euro ligt het rendement lager en kijken we de kat uit de boom. De timing is heel belangrijk. Als de rente nog eens stijgt, kunnen we toehappen.”

“Ook op de highyieldmarkt zijn er kansen. De rentespread tussen overheids- en highyieldpapier bedraagt in euro 5 procent en in dollar 7 procent, een enorme premie. Maar voorzichtigheid is geboden, want het risico is hoog. De prestatie van dat segment is onlosmakelijk verbonden met de beurzen. Wat vreemde valuta betreft, staan we positief tegenover de Noorse kroon, nu de olieprijs is gestabiliseerd.”

Eric Wouters

“Een obligatie houdt drie risico’s in: de emittent, de looptijd en de munt van de uitgifte. Het kan nooit de bedoeling zijn die tegelijk te nemen”

“Wie geld voor tien jaar in Duitse obligaties tegen 0,15 procent vastzet, loopt een groot risico”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content