Een schat van een weldoener

Grote filantropische instellingen laten zich voor de samenstelling van hun effectenportefeuille bijstaan door de grote zakenbanken en besteden alleen intresten en dividenden. De kleinschaliger Belgische liefdadigheidsorganisaties werken zonder een groot eigen vermogen en met verschillende inkomstenbronnen, want hun taksregime muilkorft gulle schenkers.

Brussel, Londen.

De Belgische liefdadigheid inventariseren, is een onmogelijke opdracht. Er is een zich voortdurend wijzigende lijst van – naar schatting 1200 bij Koninklijk Besluit periodiek erkende – instellingen, die fiscaal aftrekbare giften mogen aannemen en een of ander liefdadig doel dienen, maar een exhaustieve inventaris van de Belgische filantropie is niet voorhanden. De verenigingen hebben geen specifieke juridische grond, het gros zit verscholen achter een flexibel vzw-statuut. “Door die onduidelijke wetgeving lopen we giften mis,” denkt adjunct-directeur Jean-Paul Warmoes van de Koning Boudewijnstichting, de grootste filantropische organisatie van het land. “Niemand weet wat een stichting precies is en wat we kunnen verwezenlijken.” Onder meer daarom blijft de Belgische filantropie kleinschalig. De Koning Boudewijnstichting geeft jaarlijks 300 miljoen frank weg uit een vaste portefeuille van 7 miljard frank; de Francqui-familie – met de Universitaire Stichting, de Francqui-stichting, het Instituut voor Tropische Geneeskunde en de Belgian American Educational Foundation (BAEF) – geeft de intresten uit van een 1 miljard frank in effecten, belegd door de zakenbank Merrill Lynch. Het totale kapitaal van het Francqui-stichting bedraagt 1,2 miljard frank.

Ter vergelijking: de Britse mastodont onder de filantropische instellingen, The Wellcome Trust, pompt jaarlijks 17 miljard frank in (voor 85% Brits) fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. En de 9000 erkende liefdadige stichtingen op de Amerikaanse liefdadigheidsmarkt gaven volgens The Foundation Directory, een lijvig naslagwerk vol non-gouvernementele organisaties zonder winstoogmerk met programma’s in het onderwijs of met sociale of religieuze doeleinden, in 1997 462 miljard frank weg; Giving USA, het jaarrapport van de Amerikaanse liefdadigheid, telde volgens The Economist in 1997 zelfs schenkingen aan non-profitorganisaties ter waarde van bijna 5300 miljard frank. 4 miljard kwam uit individuele giften, 481 miljard uit stichtingen, nog eens 481 miljard uit legaten en 296 miljard van bedrijven.

Zegt voorzitter Raymond Georis van de Association for Innovative Cooperation in Europe (AICE) die kandidaat-filantropen adviseert: “Belgen geven liever aan mediagenieke acties als Levenslijn of Kom Op Tegen Kanker. Er zijn hier te weinig charismatische figuren die massaal giften genereren.” Bekende ondernemers dragen de grootste filantropische instellingen: farmaciegigant Henry Wellcome, oliebaron John Rockefeller, staalmagnaat Andrew Carnegie, autoproducenten Henry Ford, Giovanni Agnelli en Alfred Sloan – van Ford, Fiat en General Motors -, Ernest Solvay, baron Henri Lambert en Louis Empain in België.

In de wereldrangschikking

van filantropische instellingen komen de Belgen niet voor, noch naar vermogen, noch naar besteding – zie tabel: De gulste gevers in de wereld. “Maar vergelijken is moeilijk,” zegt voorzitter John Richardson van het European Foundation Centre (EFC), dat 160 Europese liefdadige instellingen met een jaarlijkse besteding van 200 miljard frank overkoepelt en 8000 andere vertegenwoordigt bij de Verenigde Naties, de Wereldbank en de Europese Unie. “Tot voor twee jaar waren verschillende beursgenoteerde Spaanse en Italiaanse banken – Cassa di Risparmio di Lombardia, Compagna di Sao Paulo, La Caixa – onderafdelingen van filantropische stichtingen, die de zware werkingskosten van de bank moesten torsen. Vandaag zijn de activiteiten gesplitst en is de filantropische activiteit enorm in waarde gestegen.”

Ook The Wellcome Trust die tot voor drie jaar het imperium controleerde van Henry Wellcome in de holdingmaatschappij The Wellcome Foundation, heeft gedesinvesteerd. Na drie verkooprondes in 1986, 1992 en 1995 houdt de Trust nog maar 4,67% van de aandelen in de fusiegroep Glaxo-Wellcome over. De Trust wordt trouwens gecontroleerd door een bedrijf, The Wellcome Trust Limited (WTL), de raad van bestuur – board of governors – zijn de zeven trustees. Dochteronderneming Cathalyst Biomedica, een kiemfinancier voor commercialisering van de bevindingen uit het ondersteund wetenschappelijk onderzoek, stort haar winsten als aftrekbare liefdadigheidsgiften terug naar het moederbedrijf. Drie andere vehikels, Genome Research Limited, Hinxton Hall Limited en NCI Holdings Limited, de financiële tak op de Kaaiman-eilanden, moeten respectievelijk de wetenschappelijke fondsen verdelen, de congresfaciliteiten beheren en de investeringen sturen. Het liefdadig kapitaal van WTL – 610 miljard frank – is belegd in een gediversifieerde aandelenportefeuille, samengesteld in samenspraak met onder andere Morgan Stanley, Schroder en Barclay’s.

Gooien met dividenden

De kapitaalkrachtige liefdadige instellingen – vooral Anglo-Amerikaanse stichtingen – hebben zich omgevormd tot efficiënte beleggingsclubs. De meeste internationale filantropische organisaties werken uitsluitend met de opbrengsten van een vaak gigantisch eigen vermogen. Hoe groter de intresten van die geldpot, hoe guller de giften. Maar liefdadigheid blijft vooral een Anglo-Amerikaanse aangelegenheid. Ze vindt een perfecte voedingsbodem in het sociale systeem in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten – of het gebrek daaraan. Jean-Paul Warmoes: “Wie minder belastingen betaalt en grotere fortuinen kan opbouwen, is sneller geneigd om een deel daarvan aan liefdadigheid te besteden. Zeker waar sociale, culturele en onderwijsprojecten vooral aan de lokale gemeenschappen overgelaten worden, en liefdadigheid dus een grotere visibiliteit krijgt. Filantropie is een vangnet waar de sociale voorzieningen ontbreken.” Britse en Amerikaanse overheden stemmen hun belastingsystemen dan ook af op hun liefdadige noden: rijke ondernemers oogsten er grote fiscale voordelen als ze een deel van hun kapitaal aan maatschappelijke doeleinden besteden. Ze kopen zich niet alleen heel wat goodwill, maar kunnen met hun liefdadige bestedingen voor de komende vijf jaar bijvoorbeeld een direct belastingvoordeel claimen (zie kader: Geven is krijgen).

De continentale Europese overheden daarentegen subsidiëren onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en genereren fondsen tegen armoede- en andere problemen. Zegt John Richardson: “Filantropische stichtingen zijn sociale banken. Hoe minder de overheid uitgeeft voor maatschappelijk welzijn, hoe groter hun belang.” Precies daarom is het juridische kader voor filantropen ook veel duidelijker in de Angelsaksische wereld. “De situatie in de VS of Engeland is veel minder complex dan op het continent”, verzekert Richardson. “Hier heeft een bestedingsminimum – ter waarde van 5% van het totale kapitaal in de VS – weinig zin, omdat de structuur van de filantropische instellingen onderling te sterk verschilt. Als Europa zijn belastingstelsels harmoniseert en de belasting op werk vermindert, zal de nood aan privé-geld voor publiek gebruik verhogen. Pas dan zal er een duidelijk kader komen.” Het verklaart ook waarom liefdadige organisaties op het oude continent zelden gekoppeld zijn aan de naam van één ondernemer. “Verschillende vormen van fondsenwerving gaan hier hand in hand,” zegt Richardson. “De Koning Boudewijnstichting is het schoolvoorbeeld van zo’n hybride instelling.”

Koning Boudewijn

22 jaar geleden vierde Boudewijn een kwarteeuw koningschap met de oprichting van de Koning Boudewijnstichting, die projecten moest ondersteunen om het welzijn van de Belgische bevolking te bevorderen. De stichting kreeg vorig jaar met de Foundation King Baudouin een dochter in de VS “om Amerikaanse schenkingen binnen te krijgen en samenwerkingen te consolideren met de Charles Stewart Mott Foundation en de stichtingen van Quantum-financier George Soros.” De Koning Boudewijnstichting beschikt sinds 1976 over een vast werkingskapitaal – de giften voor 25 jaar koningschap – en krijgt per jaar ook nog 400 miljoen van de overheid (via de Nationale Loterij) en zo’n 100 miljoen frank aan particuliere giften. Ze beheert ook verschillende nominatieve fondsen en bedrijfsfondsen. Legaten van privé-schenkers ter waarde van 840 miljoen frank keren per jaar zo’n 40 miljoen frank uit. De grootste zijn het Forton-fonds voor muscoviscidose-onderzoek, met een kapitaal van 500 miljoen frank, en het Prins Filip-fonds, waarde 100 miljoen frank. Cockerill Sambre, Ford, Johnson & Johnson, De Post, P&V verzekeringen, Levi Strauss Europe, SWIFT, de Generale Maatschappij en de Belgische Aardgasindustrie sluizen via de stichting samen bijna 80 miljoen frank per jaar naar allerhande filantropische projecten met bepaalde duur, vooral in de maatschappelijke sfeer. Samen met de Generale Bank zette de Koning Boudewijnstichting ook het Fonds voor Jonge Ondernemers op, een instelling voor microkrediet naar het voorbeeld van de Grameenbank in Bangladesh, waar beginnende ondernemers goedkoop kunnen lenen.

Verschillende Belgische ondernemingen regelen ook hun eigen filantropische activiteiten. Solvay plakt er geen bedrag op, onder meer “vanwege de haarscherpe grenzen tussen filantropie, mecenaat en sponsoring,” zegt woordvoerder Paul Muys. De chemiereus geeft materiële steun aan een aantal sociale projecten en financiële steun aan onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Gulle schenkers

zijn ook Jo Lernout en Pol Hauspie. De vzw Flanders Language Valley-stichting (niet te verwarren met de publieke vennootschap, het Flanders Language Valley Fund, het Ieperse durfkapitaalfonds dat commerciële criteria hanteert) wil met een half miljard frank uit het persoonlijke patrimonium van Jo Lernout, Pol Hauspie, Fernand Cloet en Nico Willaert aan streekontwikkeling in het Ieperse doen. Onder de stichting ressorteren zeven vzw’s die onderwijs, beroepsopleidingen en research financieren rond spraaktechnologie (ST) en artificiële intelligentie (AI), meewerken aan de Business Angels Club rond Fernand Cloet (zie Trends van 22 januari 1998), buitenlandse AI- en ST-bedrijven naar het Ieperse proberen te lokken en bedrijvencentra ter beschikking stellen van jonge Belgische ondernemers uit de sector in de VS en Singapore. “De stichting moet projecten opstarten,” zegt Pol Hauspie, “om die weer te verkopen als ze rendabel worden.” Ook LHSP, de commerciële poot van de initiatiefnemers, wordt er beter van. De stichting neemt allerhande ondersteunende projecten op langere termijn voor haar rekening, waarvan het bedrijf de kosten niet kan of wil dragen. Zegt Jo Lernout: “Noem het egoïstisch altruïsme: we danken de streek voor het vertrouwen die ze in de pioniersjaren in ons gesteld heeft door de regionale economie op gang te trekken en hier een Silicon Valley van de spraaktechnologie trachten uit te bouwen, maar we drijven zelf mee in de slipstream.” De initiatiefnemers willen hun inbreng verdubbelen, ze hopen dat de regionale overheden mee op de kar springen. “Maar het kapitaal zal altijd dienen om te investeren,” zegt Hauspie. “Beleggen en werken met de opbrengsten hoort niet tot onze plannen.”

Computer-, biotech- en mediamiljardairs denken wel vaker op die manier. Ze werken met eenmalige schenkingen – 10 miljard van Bill Gates om Windows-computers te kopen voor de Gates Library Foundation, 4 miljard van Oracle-baas Lawrence Ellison om scholen uit te rusten met netwerkcomputers, 1 miljard van Ted Turner voor de Verenigde Naties. De stichtingen van George Soros, Howard Hughes en van de familie Packard (van Hewlett-Packard) zijn uitzonderingen, die respectievelijk 18, 1,6 en 3,7 miljard frank per jaar weggeven. “Ook de nieuwe miljardairs zullen hun vrijgevigheid moeten structureren,” zegt John Richardson, “omdat ze in hun eentje niet snel genoeg de cheques kunnen tekenen met verstand van zaken. Ook in Europa komt er een boom, omdat de opeenvolging van generaties zonder oorlog ook de kapitalen aangedikt heeft.” Maar de aandeelhouders van moderne megabedrijven willen resultaten, of willen hun liefdadigheid over gelijkwaardige co-financiers verdelen. En de eisen verstrengen. Zegt Luc Eyckmans, directeur van de Francqui-stichting : “Ondernemers hebben me al gevraagd of ze aandelen kunnen kopen in het wetenschappelijk onderzoek dat wij financieren. Misschien wordt dat wel de filantropie van de 21ste eeuw.”

De Francqui-stichting,

met kantoren in het schitterende Jugendstil-herenhuis van de Universitaire Stichting aan de Naamsepoort in Brussel, is de belangrijkste Belgische liefdadige vereniging geschoeid op Anglo-Amerikaanse leest. De filantropische familie van Emile Francqui, waaruit ook het door de overheid overgenomen Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – NFWO, een federaal orgaan waarvan de Vlaamse vleugel alleen al werkt met een jaarbudget van 4,6 miljard frank – groeide, spitst zich sinds de jaren ’20 vooral toe op onderwijs en universitaire samenwerking, met kapitaal dat Amerikaanse schenkers bij elkaar brachten. Herbert Hoover, de latere president van de VS, schonk in 1918 de 240 miljoen frank van het voedselhulpcomité, het Committee for Relief of Belgium, aan Francqui om er liefdadige doelen mee te dienen. De Francqui-stichting, in 1932 opgericht met kapitaal van Francqui en VS-president-in-functie Hoover, heeft 66 jaar later een effectenportefeuille van 1 miljard frank, waarvan de helft op de New York Stock Exchange en de andere helft op de Beurs van Brussel belegd is. De kapitaalopbrengsten financieren een Francqui-prijs voor wetenschappelijk onderzoek, Francqui-leerstoelen en -monografieën, postdoctoraten in het buitenland en toelagen voor uitzonderlijke publicaties of beurzen.

De Belgische Stichting Roeping van de familie Bernheim, de Stichting Veranneman in Kortrijk of de Evens-stichting zijn voorbeelden van bescheidener geldpot-fondsen met een persoonlijk kapitaal als kiem, die studiebeurzen verlenen, architectuurprojecten ondersteunen, cultuurmecenaat bedrijven of handelingen financieren ter bevordering van het Europees gedachtengoed. De overheid stuurt onder andere de Stichting Vlaams Erfgoed en het NFWO. En ook de bedrijfsstichtingen zijn in opmars. In de Belgische diamantsector zijn enkele kapitaalkrachtige liefdadige fondsen gegroeid; PetroFina, Generale Maatschappij, het Noordstarfonds en Levi Strauss & Co investeren zowel in cultuur, architecturaal patrimonium, opvoeding of wetenschappelijk onderzoek. Er is een Stichting Leefmilieu, voornamelijk een Kredietbank-fonds, dat focust op Vlaamse milieuprogramma’s. En er is de Stichting van de Onderneming, een industriefonds dat onderzoeken financiert die de werking van de industrie moet bevorderen. Recentelijk richtte ook Fortis haar stichting op, een bescheiden doorslag van de VSB-Stichting in de Nederlandse poot van de groep. Voorzitter Marcel Vandendaele: “De Fortis Foundation moet de acties stroomlijnen van alle Belgische Fortis-ondernemingen in 200 kinder-, jeugd- en generatiekloofprojecten.” Ze leeft uitsluitend met jaarlijkse bijdragen van de verschillende Belgische Fortis-dochters, die voor drie jaar vast liggen: AG (15 miljoen frank) en Fortis-AG (5 miljoen), ASLK (10 miljoen) en ASLK-Verzekeringen (5 miljoen). Naast de 35 miljoen besteedt de groep (via ASLK- Verzekeringen, dat zwaar investeert in kankeronderzoek) bijna 80 miljoen aan filantropische doeleinden. Maar vooraleer de liefdadige inspanningen van de financiële megaholding en de andere Belgische mecenassen de weerklank krijgen van Nederlandse, laat staan Engelse en Amerikaanse collega’s, zullen er ongetwijfeld nog veel fondsen opdrogen.

FRANK DEMETS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content