‘Een nieuw museum, dat blijft het project’

MUSEUM VOOR OUDE KUNST "De fragielste werken bevinden zich op de moeilijkste plek in het museum." © Franky Verdickt

De lekkende daken zijn lang niet de enige uitdaging voor Michel Draguet, de herbenoemde directeur van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België op de Kunstberg in Brussel. Maar de droom van een nieuw museum voor moderne kunst geeft hij niet op.

“De federale musea zijn te lang verwaarloosd, terwijl het de parels van het land zijn, en de symbolen van Brussel en België”, leest Michel Draguet voor. Het zijn woorden van staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid Zuhal Demir (N-VA) in Le Vif/L’Express. “Perfect! Ik heb daar niets aan toe te voegen”, zegt de directeur van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel. “Ik denk dat we kunnen samenwerken.”

Demir, die bevoegd is voor het museum, heeft het mandaat van Draguet vorige maand met zes jaar verlengd. Zijn vorige termijn – zijn tweede – verliep op zijn minst turbulent. Zo lag hij onder vuur omdat de collectie van na 1914 – op het werk van René Magritte na – grotendeels naar de reserves verhuisde, en zijn relatie met staatssecretaris Elke Sleurs (N-VA), de voorganger van Demir, was bar slecht. Het museum kwam geregeld in het nieuws omdat het binnenregende in de afdeling oude kunst. En het moest een forse besparing slikken: in 2011 kreeg het nog een overheidstoelage van 10,2 miljoen euro, dit jaar is dat nog 9,3 miljoen. Het personeelsbestand slonk van 210 voltijd- equivalenten zes jaar geleden tot 191 nu. Elk jaar tot 2019 moet het museum nog eens 2 procent inleveren.

Ook in zijn nieuwe mandaat staat Draguet voor een zware opdracht. Deze zeven uitdagingen vindt hij de komende zes jaar zeker op zijn weg.

1. Het einde van de museumstrijd

Het museum opsplitsen in themamusea was de belangrijkste beleidslijn van Michel Draguet in de twaalf jaar dat hij er directeur is. In 2009 opende het Magritte Museum. Het werd meteen een publiekssucces. Vier jaar later kwam het Fin-de-Siècle Museum, over de periode van 1868 tot 1914, toen België een sleutelrol speelde op de internationale kunstscene. In 2018 moest een museum voor moderne kunst volgen, en later een voor oude kunst. Themamusea beantwoorden beter aan de vraag van het publiek, vindt Draguet, en het museum kan voor elk onderdeel aparte tickets verkopen. Het aantal bezoekers steeg van 310.000 in 2003 tot 760.000 in het recordjaar 2015, en de instelling klom uit de rode cijfers.

Maar zijn beleid kreeg ook tegenkanting. Om plaats te maken voor het Fin-de-Siècle Museum werd de verzameling moderne kunst in 2011 ondergebracht in de reserve. Een voorlopige maatregel, beloofde Draguet. Die beslissing leidde zelfs tot betogingen voor het museum. Ook andere delen van de collectie, zoals de romantische schilderijen uit de negentiende eeuw, hangen niet in de zalen, maar daar is geen ophef over. In 2013 kreeg Draguet weer zware kritiek, toen het museum een prestigieuze tentoonstelling rond Rogier van der Weyden moest afbreken, omdat door boringen een waterlek in de zalen was ontstaan.

Tot de critici van de directeur behoorde ook staatssecretaris Elke Sleurs. “Ik erf een wespennest. Iedereen die iets van kunst kent, heeft kritiek op die man”, verklaarde ze in De Morgen. Een audit die ze liet uitvoeren, bracht problemen aan het licht die ze “niet blauwblauw” kon laten. Volgens Draguet bevatte die doorlichting foute informatie en had hij “op geen enkel moment contact met de auditeur”. Na nog meer getouwtrek diende hij een strafklacht in wegens intimidatie en samenspanning. Enkele maanden later kreeg hij een uitstekende evaluatie. Zuhal Demir, die Sleurs in maart opvolgde, baseerde zich daarop om hem te herbenoemen.

“Die evaluatie is gebeurd door een extern bureau. Ik had doelstellingen, en het heeft vastgesteld dat ik die heb gehaald”, zegt Draguet. “De rechtszaak tegen Sleurs gaat door, dat is duidelijk. Ik heb mijn reputatie, ze heeft geruchten over mismanagement verspreid zonder bewijs. Ik zou de komende zes jaar niet graag de toestanden van mijn vorige mandaat herbeleven.”

2. Emmers uit de zalen

“Toen ik hier aankwam, was de toestand van het gebouw mijn grootste verrassing”, bekent Michel Draguet. Sinds 2013 verschijnen in de kranten geregeld foto’s van emmers in de Rubenszaal. Maar eigenlijk zijn de lekkende daken van het museum een oud zeer. De directie sloeg al in 1991 alarm over de vochtproblemen. Dat jaar liepen twee doeken van Rubens waterschade op.

“Elke keer als het sneeuwt of hevig regent, zijn we extra waakzaam”, vertelt Maarten Lousbergh, de facilitymanager van het museum. “En mocht het binnenregenen, dan hopen we dat het beperkt blijft tot de plaatsen die we kennen. Gelukkig is de voorbije jaren geen enkel werk beschadigd geraakt.” Op de zwakke plekken in de afdeling oude kunst – een oppervlakte van 3800 vierkante meter, waar meesterwerken van de Vlaamse primitieven tot de barok hangen – heeft het museum sinds 2010 een tiental schilderijen afgehaakt en ze in de reserve in veiligheid gebracht. Een deel is nog altijd niet teruggekeerd.

“Als er een lek is, probeert de Regie der Gebouwen (de vastgoedbeheerder van de federale overheid, die verantwoordelijk is voor het gebouw, nvdr) zo snel mogelijk te helpen”, zegt Lousbergh. “Maar het gaat telkens om reparaties. Die hebben alleen een tijdelijk effect. Het zinken dak boven de afdeling oude kunst is helemaal op. Het ligt er van eind jaren zeventig, het moet volledig worden vernieuwd. Bovendien is de kwaliteit van sommige aannemers ondermaats. We hebben hier eens werklui gehad die gesmolten roofing gewoon op het dak lieten druppelen. Dat haalt natuurlijk niets uit. Toen we vroegen welk vak ze hadden, bleken ze tuinmannen te zijn.” “Het is een feit dat aannemers moeilijkheden ondervinden om gekwalificeerd personeel te vinden”, reageert Johan Vanderborght, de woordvoerder van de Regie der Gebouwen.

De vervanging van het dak is eindelijk in zicht. In mei 2016 heeft de ministerraad 35,9 miljoen euro opzijgezet voor de “dringende renovatie” van de daken van de drie musea op het Jubelpark en de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten. De werken zijn gepland in 2018 of 2019. Tegelijk wordt isolatie aangebracht. “Als je onze energiekosten ziet, val je omver”, zegt Lousbergh. Het kost 1,7 miljoen euro per jaar om het museum te klimatiseren.

In de nabije toekomst zijn enkele andere werken op til. Zo gaat de patio vlak bij de Rubenszaal dicht. Die ruimte werd nog maar pas in 2003 gerenoveerd, maar door een constructiefout laat ook dat dak water door. De kleine Rubenszaal is gesloten sinds 2012. Daar verscheen vocht op de muren door een chemische interactie tussen twee verf-lagen. De ruimte moet later dit jaar opnieuw open zijn.

3. Een nieuwe renovatie

Zuhal Demir hoopt “de staatssecretaris te zijn die het startschot geeft van de grondige renovatie” van de federale musea, liet ze optekenen in het Brusselse stadsmagazine Bruzz. De federale regering trekt 94 miljoen euro uit om de musea in het Jubelpark, het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) en de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten onder handen te nemen. Demir hoopt dat die werken uiterlijk in 2019 beginnen, al is het nog wachten op het masterplan dat de behoeften in kaart brengt.

Dat is een mooi vooruitzicht, maar in de Koninklijke Musea is al geruime tijd een reeks renovaties bezig – sinds 1979. Die zitten in de fase 4B: de herinrichting van het auditorium, de Delportezaal erboven en de inkomhal in de zogenoemde extensies – de vleugel langs het Museumplein. De werken begonnen in 2003, maar liepen vertraging op toen asbest werd aangetroffen in de ventilatieschachten. De oplevering is gepland voor september – een verbouwing van veertien jaar. Het lijkt vreemd dat de renovatie van het auditorium voorrang krijgt, terwijl de daken lekken. “Er moest een brandveilige compartimentering komen tussen dat deel van het gebouw en de rest van het museum”, licht Michel Draguet toe. “Dat is nu gebeurd.” De instelling wil het auditorium zelf gebruiken en verhuren aan andere organisaties.

In de fase 4C zouden de zalen op de eerste en de tweede verdieping van de extensies worden gerenoveerd. Ook die zijn dicht sinds 2003. Maar op die werken is het nog wachten. “Er wordt niet meer gesproken over de fase 4C, aangezien er een masterplan wordt opgemaakt voor het hele museum”, zegt Johan Vanderborght.

4. De terugkeer van de moderne kunst

Als de extensies volledig zijn vernieuwd – in het beste geval over enkele jaren – heeft het museum er 2500 vierkante meter tentoonstellingsruimte bij. Staatssecretaris Elke Sleurs drong erop aan dat de verzameling moderne kunst in die zalen zou komen. Maar dat gebeurt niet: het museum heeft de Delportezaal voorbestemd voor de collectie Hollandse meesters uit de zeventiende eeuw.

“De fragielste werken bevinden zich op de plek in het museum die we het moeilijkst optimaal kunnen klimatiseren”, stelt Michel Draguet vast. “De extensies zijn veiliger. We moeten erover nadenken of we de oude kunst niet beter daarnaartoe verhuizen. Een deel van de moderne verzameling kunnen we dan tentoonstellen in de vrijgekomen ruimtes. Al moeten grote werken zoals die van Rubens op hun plaats blijven, want de extensies zijn daar te klein voor.” Aangezien in die vleugel veel minder plaats is, kan dat tot gevolg hebben dat een deel van de verzameling oude meesters dan in de reserve verdwijnt, met alle controverse van dien. “Het is niet zeker dat we dat doen. Die discussie moet ik nog voeren met het team. En het zou alleen een tijdelijke oplossing zijn.”

5. Een nieuw museum

Als de verhuizing van een deel van de oude kunst tijdelijk is, wat is dan de echte oplossing? “Een nieuw museum”, antwoordt Michel Draguet meteen. “Ik blijf geloven dat de hoofdstad een museum voor moderne kunst moet hebben, het publiek wil dat ook. Dat blijft het project. Ik kan niet begrijpen waarom in Lens en Metz wel nieuwe musea zijn gebouwd, en dat in Brussel niet kan. We hadden een goed plan voor een museum voor moderne kunst. Maar die kans hebben we gemist.”

In februari 2014 zette de regering-Di Rupo het licht op groen voor de verhuizing van de verzameling moderne kunst naar het Vanderborghtgebouw, het voormalige Dexia Art Center, dicht bij de Sint-Hubertusgalerijen. De verbouwing zou 10 miljoen euro kosten. Elke Sleurs schroefde die plannen terug. “Gebouwen op andere locaties zijn voor mij geen prioriteit”, schreef ze in haar beleidsverklaring. “Sleurs heeft dat plan afgewezen zonder alternatief”, verzucht Draguet. “Ze heeft veel ongefundeerde beslissingen genomen.”

Elke Sleurs sloeg ook het aanbod van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest af, dat de Citroëngarage aan het Kanaal had gekocht. Het wilde dat gebouw inrichten als een museum voor moderne kunst met de collectie van de Koninklijke Musea. Het Brussels Gewest sloot vorig jaar dan maar een partnerschap met het Centre Pompidou in Parijs.

“Het geld is duidelijk naar de regio’s gegaan”, zegt Draguet. “Het kost 170 miljoen euro om de Citroëngarage te verbouwen. Die bedragen zijn niet meer voor ons. Het is surrealistisch: wij hebben een collectie zonder museum, en het Brussels Gewest heeft een museum zonder collectie. Maar nu we op de Kunstberg moeten blijven, moet ik een nieuwe richting uitgaan. Het beleid van de themamusea die verbanden leggen met andere kunstdisciplines, is noodgedwongen gestopt. We hebben daar geen plaats voor.”

Voor Zuhal Demir is het Vanderborghtgebouw geen optie. “Ik ga er alles aan doen om de collectie moderne en hedendaagse kunst weer binnen de muren van het museum te tonen”, laat ze weten. Maar wie geloofde dat de werken van Constant Permeke, Paul Delvaux, Marcel Broodthaers en Luc Tuymans na een afwezigheid van zes jaar snel zouden terugkeren in de zalen, heeft zich illusies gemaakt.

6. Een visitekaartje voor België

Het bezoekje van de first lady’s aan het Magritte Museum tijdens de voorbije NAVO-top maakte nog eens duidelijk wat een visitekaartje de Koninklijke Musea voor België kunnen zijn. Toch ziet het internationale publiek Brussel nog te weinig als een museumstad. “Door het Magritte Museum trekken we meer buitenlanders aan”, zegt Isabelle Vanhoonacker, het hoofd van de publiekswerking. “Maar we zijn nog niet klaar.”

Sinds de zesde staatshervorming is het Brussels Gewest mee bevoegd voor de toeristische promotie van de hoofdstad. Maar Michel Draguet had meer verwacht van het toerismeagentschap Visit Brussels. “Ik heb de indruk dat het vooral zijn eigen projecten in de kijker zet, terwijl het museum een echte locomotief voor de hoofdstad kan zijn.”

Daarmee zit Draguet op dezelfde golflengte als Toerisme Vlaanderen, dat ook Brussel promoot. Het Vlaamse agentschap mikt vooral op wat het de ‘culturelemeerwaardezoeker’ noemt, met ankerprojecten zoals de Vlaamse Meesters. Zo investeert het 3,5 miljoen euro in twee projecten van de Koninklijke Bibliotheek, een andere federale wetenschappelijke instelling op de Kunstberg. In 2019 moet daar onder meer een nieuw museum met Vlaamse middeleeuwse handschriften opengaan. De Regie der Gebouwen draagt 2 miljoen euro bij. Toerisme Vlaanderen heeft een budget voor de internationale promotie van de Vlaamse meesters en het investeerde tot nu 9 miljoen euro in de productontwikkeling van het Rubensjaar 2018 en het Bruegeljaar 2019. Van beide kunstenaars hebben de Koninklijke Musea een internationaal vermaarde collectie. Het lijkt een droomhuwelijk, en toch werken de twee niet samen.

Peter De Wilde, de administrateur-generaal van Toerisme Vlaanderen, begrijpt het zelf niet. Maar zolang de infrastructuurproblemen aanhouden, wil hij het museum niet promoten. “We kunnen nu niet zeggen: kom naar een state-of-the-artmuseum waar je de Vlaamse meesters in al hun pracht kunt aanschouwen. In het buitenland zien ze ook die artikels over emmers in de zalen. Dat speelt ons overal parten.”

“We verkopen niet wat niet ontwikkeld is, en we ontwikkelen waar internationaal interesse voor is”, vat De Wilde zijn beleid samen. “Had het museum voor de afdeling oude kunst bijvoorbeeld een goed businessplan van 10 miljoen euro ingediend, dan hadden we daarvan mogelijk 6 miljoen op tafel gelegd. De Koninklijke Bibliotheek heeft die spelregels gevolgd, maar het is jammer dat het museum ons die gelegenheid niet heeft geboden. Ik kan me niet indenken waarom je zo’n kans zou laten liggen. Dat is niet in het belang van de organisatie, en niet in het belang van Brussel en van Vlaanderen. België heeft zo’n sterke toeristische trekker nodig.”

“Zo eenvoudig is het niet”, reageert Michel Draguet. “Het gebouw is niet onze verantwoordelijkheid. We moeten eerst met de Regie der Gebouwen een akkoord sluiten over de renovatie, voordat ik met een voorstel naar Toerisme Vlaanderen kan gaan. We weten nog altijd niet hoeveel die werken zouden kosten. En we moeten over zo’n samenwerking discussiëren met onze staatssecretaris. Maar het is duidelijk dat we contact zullen opnemen met Toerisme Vlaanderen.” Het museum heeft wel een dossier ingediend voor de opening van een Bruegelhuis in de Marollen. Daarover heeft Toerisme Vlaanderen nog geen beslissing genomen.

7. Een nieuw publiek

Het museum renoveren met als belangrijkste doel dat de werken dan droog hangen, is dat wel een goed beleid? “Nee, als je renoveert, moet je vertrekken van een visie op wat het museum moet zijn”, stelt professor Olga Van Oost, stafmedewerker musea van het Vlaams Steunpunt voor Cultureel Erfgoed (FARO) en docent kunst- en cultuursociologie aan de VUB. “Dit blijft toch nog altijd een ouderwets museum dat zich vooral richt tot bezoekers met een kunsthistorische bagage. Er is ook een brede groep mensen die naar een museum komen om zich te ontspannen, iets te leren of gewoon mooie dingen te zien. Ik denk niet dat die aan hun trekken komen en dat ze terugkeren. Als je weinig af weet van kunst, vrees ik dat je niets bijleert.”

“Je moet een verzameling toegankelijk maken”, legt Van Oost uit. “Hier wordt op geen enkel schilderij je aandacht getrokken, behalve op de Bruegels. Voor zover er zaalteksten zijn, zijn die kunsthistorisch en saai. Maar met goed geschreven zaalteksten kun je mensen ook wijzen op details, waardoor ze een ingang vinden in een werk. Het museum toont gewoon zijn verzameling, en daar houdt het mee op. Veel nieuwe musea vertrekken niet van de collectie, maar van het publiek. Je moet die bezoekers verdienen. Je moet goed beseffen dat ze niet hoeven te komen, ze kunnen evengoed naar een film of een concert gaan.”

Het Magritte Museum vindt Van Oost wel geslaagd. “Je ziet daar niet alleen de schilderijen van René Magritte, je leert de kunstenaar ook als persoon kennen. Dat spreekt aan. Maar het Fin-de-Siècle Museum is een gemiste kans. Dat was zo’n belangrijke periode voor België, maar dat verhaal wordt niet verteld.”

“We hebben activiteiten voor jongeren, gehandicapten en kansarmen, maar de aandacht voor de gewone bezoeker moeten we misschien opvoeren”, antwoordt Michel Draguet. “Ik ben ervan overtuigd dat we altijd beter kunnen. Maar ik vraag me toch af: is het wel een goed idee altijd meer te willen doen met steeds minder middelen?”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content