EEN MOEILIJKE BELASTING

Levering of dienst ?

Of iets een levering is van goederen dan wel het verrichten van een dienst, zal de gemiddelde burger allicht geen zorg zijn. De BTW-Administratie daarentegen wel. Omdat een aantal BTW-regels verschillen al naargelang het gaat om een levering van goederen, dan wel om het presteren van een dienst.

Meestal levert dat onderscheid geen problemen op. Een schoenenhandelaar die een paar schoenen verkoopt, verricht ontegensprekelijk een levering van goederen. Terwijl een advizeur die een probleem onderzoekt, en daarover zijn mening te kennen geeft, al even ontegensprekelijk een dienst verricht. Maar er zijn randgevallen.

BAKSTEEN.

Een aannemer die een partij bakstenen afzet op de stoep voor mijn huis, verricht een levering van goederen. Maar als hij met diezelfde partij bakstenen meteen ook een muur optrekt, verricht hij geen levering meer, maar presteert hij een dienst. Die bestaat in het materieel uitvoeren van dat werk, ook als hij daarvoor zelf meegebrachte materialen gebruikt.

Een aktiviteit die helemaal op de scheidingslijn ligt, zodanig zelfs dat het voor niemand nog duidelijk is of het nu om een levering van goederen dan wel om een dienstverrichting gaat, betreft het zogenoemde maakloonwerk.

Een voorbeeld ter verduidelijking. Stel dat ik een partij mooie eiken planken in huis heb. En dat ik met die planken graag een tafel zou laten maken. Ik begeef mij met mijn planken naar een meubelmaker, met de vraag om mij zo’n meubelstuk te vervaardigen. De meubelmaker voert het werk uit. Met mijn planken. Zij het dat hij ook wel wat eigen materiaal gebruikt. Een paar bouten, misschien wat lijm, wat vernis enzovoort. Maar het werk wordt in hoofdzaak uitgevoerd met de materialen die ik zelf heb meegebracht. In die omstandigheden spreekt men van een maakloonwerk.

EERLIJK.

Is zo’n maakloonwerk een levering ? Men zou kunnen zeggen dat de meubelmaker na uitvoering van het werk een tafel levert. Of moet men besluiten dat het hier gaat om de uitvoering van een dienstverrichting ?

Om eerlijk te zijn, ik weet het niet. En niemand weet het. Het gaat hier immers om zo’n randgeval waarmee men alle kanten uit kan. En dus moet er iemand beslissen. In casu de fiskale wetgever.

Die besliste indertijd dat een maakloonwerk een dienstverrichting is. Maar zoals men weet, staat de nationale fiskus op het gebied van de BTW niet alleen. De BTW is een belasting die in het kader van de Europese Gemeenschappen is uitgewerkt, en waarvan het de bedoeling is dat ze in de verschillende lidstaten ongeveer op dezelfde wijze wordt toegepast. Als een maakloonwerk in België een dienstverrichting is, dan is het maar best dat dezelfde aktiviteit ook in de andere lidstaten als een dienstprestatie wordt aangemerkt. Een maakloonwerk blijft immers niet noodzakelijk beperkt tot het nationale grondgebied. Ik kan immers ook aan een buitenlander vragen om met materialen die ik hem vanuit België toelever, een maakloonwerk te verrichten. Als de Belgische fiskus die aktiviteit dan als een dienstverrichting behandelt, terwijl zijn kollega in de andere lidstaat er anders over denkt, kan dat niet anders dan tot een fiskaal Babylonische spraakverwarring leiden.

LEVERING.

Eén en ander heeft ertoe geleid dat België eind 1992 besloot het maakloonwerk voortaan als een levering van goederen aan te merken, en niet langer als een dienst. Maar daarmee waren niet alle problemen opgelost. Om te beginnen kozen niet alle lidstaten voor dezelfde kwalifikatie zij het dat in de praktijk wel een uniforme houding werd aangenomen ten aanzien van wat men het bilateraal maakloonwerk noemt. In de praktijk bleek bovendien dat de kwalifikatie als levering een hele boel toepassingsproblemen gaf. Op dergelijke levering moest dan immers heel het ingewikkelde stelsel van de intracommunautaire leveringen en verwervingen worden toegepast. Met alle gevolgen vandien.

Vandaar dat vorig jaar besloten werd het geweer nogmaals van schouder te veranderen, zodat het maakloonwerk vanaf begin dit jaar opnieuw als een dienst moet worden aangemerkt.

PLAATS.

Eén van de cruciale vragen bij diensten betreft de plaats waar de dienst geacht moet worden verricht te zijn. Ten aanzien van maakloonwerk dat nu dus opnieuw een dienst heet te zijn, is dat in principe de plaats waar het werk materieel wordt verricht. Als onze meubelmaker uit het voorbeeld zijn tafel in België maakt (met de planken die ik hem ter beschikking heb gesteld), dan vindt die dienstverrichting dus in beginsel in België plaats. En moet dus in principe ook Belgische BTW worden aangerekend.

VESTZAK.

Stel in het voorbeeld dat de opdrachtgever van de Belgische meubelmaker niet zelf in België woont, maar bijvoorbeeld een Nederlandse firma is. Die Nederlandse onderneming moet dan in principe Belgische BTW betalen. BTW die deze firma in de veronderstelling dat zij zelf BTW-plichtig is in ieder geval kan rekupereren. Maar daarvoor is dan wel nodig dat deze Nederlandse onderneming zich tot de Belgische BTW-Administratie wendt, om de betaalde BTW terugbetaald te krijgen. Een vestzak/broekzak-operatie dus, met veel administratieve rompslomp, en waarvan niemand beter wordt : de Belgische fiskus niet, want die moet de ontvangen BTW opnieuw afgeven, de Nederlandse fiskus niet, want die heeft niets gezien, en ook de Nederlandse onderneming niet. Die is alleen wat grijze haren rijker.

NEDERLAND.

Vandaar dat men voor dergelijke toestanden op zoek is gegaan naar een vereenvoudigde toepassing van de BTW-regeling. Hoe ? Door de dienstverrichting (het maakloonwerk) fiktief te lokalizeren, niet in België, maar wel in Nederland. Op voorwaarde althans dat de Nederlandse firma haar Nederlands BTW-nummer opgeeft, en dat de bewerkte goederen (in casu, de tafel) na uitvoering van het werk buiten België vervoerd of verzonden worden (in het voorbeeld nemen we aan dat dit naar Nederland gebeurt).

De fiktieve lokalizatie van de dienstverrichting in Nederland heeft dan meteen tot gevolg dat het werk niet meer onder toepassing kan vallen van de Belgische BTW (die kan immers alleen handelingen treffen die in België plaatsvinden), maar wel onder toepassing van de Nederlandse BTW. De Nederlandse firma zal bijgevolg Nederlandse BTW moeten betalen. Dit maakt de zaken op zich al een stuk eenvoudiger. Immers, voor de rekuperatie van die BTW moet de Nederlandse firma dan niet meer bij de voor haar vreemde Belgische BTW-Administratie terecht. Ze kan aankloppen bij de haar vertrouwde Nederlandse Administratie. Alleen al het probleem van het taalgebruik wordt daardoor al stukken eenvoudiger. Nederlanders en Belgen verstaan mekaar doorgaans nog wel. Maar werk eenzelfde voorbeeld uit tussen een Portugese maakloonwerker en een Griekse opdrachtgever, of tussen een Finse opdrachtgever en een Italiaanse maakloonwerker, en de spraakverwarring slaat gegarandeerd in volle hevigheid toe.

SCHATKIST.

Door die dienst in ons voorbeeld in Nederland te lokalizeren, kunnen de zaken bovendien nog veel verder vereenvoudigd worden. In de veronderstelling dat de opdrachtgever zelf BTW-plichtig is, en als zodanig in Nederland geïdentificeerd is, zullen de rollen immers worden omgekeerd : het zal dan niet langer de dienstverrichter (de maakloonwerker) zijn die de BTW moet afdragen aan de Nederlandse schatkist, maar wel de opdrachtgever zelf. De Belgische maakloonwerker zal bijgevolg op zijn faktuur geen BTW in rekening moeten brengen ; die BTW zal rechtstreeks door de Nederlandse firma aan de Nederlandse schatkist worden betaald. Via haar periodieke BTW-aangifte en afrekening, waarin die BTW dan ook automatisch en onmiddellijk kan worden gerekupereerd.

FIKTIE.

Heel deze regeling brengt in herinnering dat het lokalizeren van dienstverrichtingen voor de toepassing van de BTW grotendeels een fiktieve aangelegenheid geworden is. Diensten vinden niet noodzakelijk plaats daar waar ze effektief worden verricht ; wel daar waar ze door de nationale (of door de Europese) wetgever geacht worden plaats te vinden.

Neem bijvoorbeeld de dienst die bestaat in een nationaal vervoer van goederen. Normaal zou men verwachten dat die geacht wordt plaats te vinden daar waar de vrachtwagen rijdt. Maar ook weer omwille van administratieve vereenvoudiging, neemt men ook vanaf begin dit jaar aan dat die dienst geacht wordt plaats te vinden in de lidstaat waarvan de opdrachtgever zijn BTW-identifikatienummer heeft opgegeven, althans voor zover dat nationaal vervoer samenhangt met een intracommunautair goederenvervoer. Een Belgische transportfirma vervoert bijvoorbeeld in opdracht van een Spaanse onderneming goederen van Antwerpen naar Luik, waarna die goederen verder intracommunautair vervoerd zullen worden naar Spanje. Als de Spaanse firma haar Spaans BTW-nummer opgeeft, zal dat nationale vervoer (Antwerpen-Luik) voortaan geacht worden in Spanje plaats te vinden. Met toepassing dus van de Spaanse BTW, die door de Spaanse opdrachtgever ook weer zelf aan de Spaanse schatkist betaald zal moeten worden (via de eigen periodieke aangifte, waarin die BTW dan ook weer onmiddellijk kan worden gerekupereerd).

FANTASIE.

Moet het nog gezegd dat voor het toepassen en verstaan van de BTW tegenwoordig een grote dosis fantasie nodig is, waardoor men bijvoorbeeld in België rijdende vrachtwagens fiktief over Spaanse wegen moet zien hobbelen ? Alleen daardoor al is de BTW tegenwoordig een moeilijke belasting.

Jan Van Dyck

Jan Van Dyck is fiskalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content