“Een kaal kot verkoopt niet”

De Vlaamse toparchitect Jo Crepain geeft de fakkel van zijn bedrijf door aan confrater Luc Binst. Architectuur ging er weliswaar op vooruit in Vlaanderen, maar we tippen niet aan de noorderburen. Aldus orangist Crepain.

De kerstboom bij hem thuis. Dat is de vroegste herinnering van de Vlaamse toparchitect Jo Crepain. Hoewel hij in Brugge geboren is, groeide hij op in een moderne villa in Kapellen. Daar werd hij zich bewust van de kracht van architectuur.

De familie Crepain verhuisde omdat vader bij rederij CMB werkte. De kapitein ter lange omvaart bekeerde zich in dit toen Franstalige bastion tot het flamingantisme. Zijn zoon kreeg het ideeëngoed met de paplepel mee en ondertekende ook het Vlaamse onafhankelijkheidsmanifest van de denkgroep ‘In de Warande’. Uit vrees voor negatieve commerciële gevolgen, wou hij hierover in Trends geen uitspraken doen.

Pas afgestudeerd, won Crepain enkele belangrijke prijzen en vanaf 1986 bouwde hij zijn kantoor uit tot een van de meest prestigieuze in Vlaanderen. Nederland is tegenwoordig al goed voor de helft van de opdrachten, vooral in de woningbouw. In ons land tekende hij onder meer prestigieuze bedrijfsgebouwen voor Telindus, Renson, Niko, Duval Guillaume en UCO. De architect ontvangt ons in de Antwerpse Vlaanderenstraat. Daar verbouwde hij een gewezen koffiemagazijn tot kantoor annex appartement. Uiteraard met zicht op de Schelde.

“Ik had al lang met pensioen moeten gaan”

“Ik wilde mijn opvolging absoluut regelen voor ik 55 werd. Om te vermijden dat een schitterend bedrijf verdwijnt. Uiteraard vind ik het spijtig dat ik deze boîte niet – zoals mijn Brusselse collega Jaspers deed – kan overdragen aan iemand van de familie. Mijn twee dochters zijn geen architecten. Mijn schoonzoon wel, maar hij had geen interesse om dag en nacht met dit bedrijf in de weer te zijn.

“Ik doe deze stiel ongelooflijk graag, zestien uur per dag, vijf dagen op zeven. Als je alles bij elkaar telt, had ik al lang met pen- sioen moeten gaan. Ik kreeg onlangs een brief van het ministerie van Pensioenen. Hun computer had uitgerekend, dat ik, mijnheer Crepain, recht had op een pensioen van 2,03 euro per maand. Bruto. Pure Kafka. Ik gaf 20 jaar les en ben bijna 35 jaar zelfstandig. Ik heb heel mijn leven gewerkt en belastingen betaald. En wat krijg je terug?

“Luc Binst zal me opvolgen. Van 1999 tot 2005 werkte hij bij mij. Hij was zijn weg aan het zoeken en heeft die nu gevonden als vennoot van Crepain Binst Architecture. Luc verwerft elk jaar 5 % van de vennootschap. Als ik 65 word in 2015, heeft hij de meerderheid. Er is een contract dat alle scenario’s in kaart brengt: wat er gebeurt als ik tegen een boom rijd, wat als Luc dat doet, als ik ziek word, als we ruzie krijgen of wat dan ook.

“Aan 69 medewerkers heb ik uitgelegd waarom hij werd gekozen en zij niet. De ploeg bezocht de eerste woning die Luc had ontworpen en ik vroeg of iemand dat beter had kunnen doen bij de start van zijn carrière. Niemand stak zijn hand op. Het managementtalent zit bij Luc bovendien in de genen. Zijn familie bestuurt een wereldbedrijf dat aardappelen koopt en verkoopt. Ik heb het management van dit kantoor zelf met scha en schande opgebouwd. Ik leerde over management in Trends. Het falen en het succes van ondernemers fascineert me.

“Een architect moet veel talenten hebben. Om het verschil te maken met de collega’s moet hij wat slimmer en mooier kunnen tekenen. Hij moet als goede advocaat zijn plan verdedigen bij de klant en de overheid. Wie niet kan klappen, bouwt niet. Hij moet technisch een kei zijn, want als het binnenregent in zijn huizen, knaagt dat vlug aan zijn reputatie. Hij moet ook kunnen rekenen: zonder uitgekiende ramingen en planningen loopt het fout. Als een architect er niet in slaagt deze rollen te vervullen, is hij gedoemd heel zijn leven verbouwinkjes te doen.

“De meeste van mijn medewerkers ontwikkelen deze talenten binnen het team. Ze werken een dag op vijf voor eigen projecten. Ons kantoor is hun lanceerplatform voor een eigen kantoor. In ons land werkt 80 % van de collega’s liefst alleen.

“Nederlanders werken totaal anders, in grotere gehelen. Ben je een goede architect en kom je in de picture met mooie projecten, dan krijg je opdrachten. In België moet een architect recepties afdweilen om via de juiste contacten ergens binnen te geraken. Ik won in 1993 de prijs van Trends voor het mooiste bedrijfsgebouw, de zetel van UCO. Ik kreeg de cover en ettelijke artikels in de kranten. Nu gaat het gebeuren, dacht ik. Ondernemers zullen aanschuiven aan mijn deur om hun kantoor te bouwen. Twee jaar kreeg ik geen enkele telefoon voor een bedrijfsopdracht. Vlaamse architecten overleven van project naar project.

“Mij hoor je uiteraard niet klagen, maar een groot deel van de collega’s komt gewoon niet rond. Let wel: het is hoogconjunctuur. Wie vandaag in de bouwsector niet rondkomt, heeft ooit iets mispeuterd. De sector wordt ook als eerste getroffen door een economische laagconjunctuur, zoals ik zelf heb beleefd in het begin van de jaren tachtig. Toen was ik wat blij dat ik les gaf.

“Gelukkig haal ik vandaag de helft van de omzet in Nederland, waar ik al 1000 huizen en appartementen heb gebouwd, dikwijls in opdracht van de overheid. Die niche is minder conjunctuurgevoelig. Nederland betaalt trouwens fatsoenlijk. België heeft de laagste erelonen, het hoogste aantal architecten per inwoner en tegelijk de hoogste aansprakelijkheid. Elke architect is zelfs na een prutsopdracht van een paar duizend euro met heel zijn hebben en houden aansprakelijk voor de veroorzaakte schade. Ik ken collega’s die zelfmoord pleegden na een schadegeval. Mijn kantoor betaalt jaarlijks 100.000 euro verzekeringspremies.

“Volgens de geruchtenmolen kreeg architect Richard Rogers voor de bouw van het Antwerpse Justitiepaleis 17 % ereloon. En dat enkel voor het ontwerp, de technische en de stabilisatiestudies. In België is de norm slechts 8 tot 9 % op de bouwsom, plus meer verantwoordelijkheid. Architect is bij ons een probleemberoep.”

“Men pakt bij de noorderburen de zaken toch helemaal anders aan. Diep in mijn hart ben ik orangist. Na 17 augustus 1585, de val van Antwerpen, kwam de grootste hersenvlucht uit de geschiedenis op gang. Intellectuelen, diplomaten, kunstenaars en zakenmensen pakten hun boeltje richting Nederland. De Lamme Goedzakken bleven in Vlaanderen.”

“Jan met de pet is klant bij mij”

“Het systeem om een bepaald percentage van de bouwsom aan de architect te betalen, is pervers. Een bouw waarbij de kosten uit de pan swingen, genereert dan meer inkomsten. Het allerdomste wat een klant kan doen, is afpingelen op de architect. Wie onderhandelt met een autoverkoper, weet dat na akkoord enkel zijn winst verandert, niet de kwaliteit van het product. Een architect start echter zijn werk pas na het contract. Denk je dat iemand die een hongerloon krijgt, hetzelfde goede werk aflevert als een collega die correct wordt betaald?

“Ik sprak ooit af met een klant dat ik zijn huis zou tekenen met een bouwkost van 90.000 euro, de helft minder dan wat het normaal zou kosten. Mijn voorwaarde: een ereloon dat dubbel zo hoog was als de gangbare tarieven. Het werd een pracht van een woning met een woonkamer van 77 vierkante meter en 3,5 meter hoog. Die mensen betaalden dus 5000 euro ereloon ‘te veel’ in vergelijking met de markt, maar bespaarden zo wel 85.000 euro. Wie heeft er aan deze deal gewonnen?

“Een laag budget is mijn waarmerk. Ik had de brute pech dat de jury van de Robert Maskens Prijs mij in 1974 wel omschreef als de nieuwe Horta, maar mij ook kwalificeerde als een kei in budgettaire planning. In 1975 richtte ik met bevriende architecten de coöperatieve Silo op. De opdrachten stroomden binnen. Dat van die nieuwe Horta waren de klanten vlug vergeten. Dat van die lage budgetten niet. In heel mijn leven tekende ik geen vijf huizen van meer dan een half miljoen euro. Jan met de pet is klant bij mij. Op een bepaald moment maakten we bij Silo de rekening en merkten dat onze poetsvrouw per uur het best betaald werd. We doekten de coöperatieve in 1981 op wegens financieel onhaalbaar. Er was amper werk tegen rentetarieven van 15 %.

“Om de kost voor een woning te verlichten, zijn er twee oplossingen. De eerste is overheidsgeld voor sociale woningen, liefst via PPS-constructies. In België bekijken vooral projectontwikkelaars zo’n project in functie van de opbrengst per vierkante meter. In Nederland houden eerder de politici het heft in handen. Zij bepalen hoeveel plaats verplicht naar sociale woningen gaat en hoeveel betaalbaar moet blijven. Terecht. Een gezonde wijk is een sociaal gemengde wijk.

“Ik pleit voor een herdenking van het concept sociale woningbouw. Sommige stadsbesturen associëren dat met armzalige, triestige structuren. Wij bouwen straks in Wondelgem stijlvolle klassegebouwen, die onherkenbaar zijn als sociaal project. Maar toegegeven: dat vergt een evolutie in de geesten van onze politici, en die zit nog maar in de beginfase. Meestal denken ze dat een architect prulwerk mag afleveren, omdat een sociaal project toch goedkoop moet zijn.

“Een tweede manier om de huizen betaalbaar te maken, is goedkoper bouwen. Maak de woningen smaller. Als de bouwheer de architect toelaat een gevel van 4,80 meter te bouwen ( nvdr – in plaats van 6 of 7 meter), kan hij sparen op bakstenen en toch in een kwalitatief hoogstaande woning verblijven. Dan moet je wel een slim plan tekenen dat de ruimtes optimaal gebruikt. Dat doen we nu bijvoorbeeld in het Kempense Lille; het is een schitterend huis met centrale lichtkoepels en vides.

“Het probleem is dat de burger een huis wil zoals iedereen. De Vlaming staat niet open voor nieuwe materialen en concepten. Hoelang was een huis met grote tuin immers de ultieme droom van elke Vlaming? Dat is nu voorbij, omdat de gronden gewoon onbetaalbaar zijn geworden. Gelukkig maar. Vlaanderen moet zijn groene ruimtes koesteren.

“De zin voor esthetiek is intussen toegenomen, ook in het bedrijfsleven. Betere projecten, met voldoende licht en ruimte, krijgen eindelijk erkenning. Het Vlaanderen van vandaag herken je nauwelijks tegenover 15 jaar geleden. Er is een bouwmeester. Het aantal wedstrijden neemt gevoelig toe. Bedrijfsgebouwen worden gekaderd in de bedrijfsfilosofie ‘hier is het goed werken’. Het past in het gevecht voor talentvolle topmedewerkers. Klanten worden ook aangetrokken door bedrijfsgebouwen. De hoofdzetel van Renson in Waregem is een mooi voorbeeld. Het mooie en zichtbare gebouw, maakte van het bedrijf een begrip. De omzet steeg met een derde. Een kaal kot verkoopt niet.”

“Het Jusititiepaleis staat er dankzij mij”

“De overheid bouwt meestal nog duurder dan de privé. Niet moeilijk. Een minister wil snel een gebouw op zijn palmares. Hij wil liefst binnen het jaar een plan. Voor het nieuwe Antwerpse Justitiepaleis – een complex gebouw waar nota bene een autoweg onder loopt – staken enkele mensen rap rap een programma in elkaar. In een normaal land duurt het minstens anderhalf jaar eer alle partijen akkoord zijn over welke richting men functioneel, technisch en budgettair uit wil. In Nederland werkt tien man aan zo’n programma. De architect ontvangt een dik boek met gedetailleerde eisen en randvoorwaarden. In België moet het altijd snel en goedkoop. Aannemers schrijven in op overheidsprojecten, goed beseffend dat ze met de gebudgetteerde prijs geen winst maken. Daar zorgen hun advocaten achteraf wel voor.

“Het Jusititiepaleis staat er dankzij mij. Ik kon in de beginfase iemand in de jury overtuigen dat het voorstel – toen nog anoniem – de hand van een meester vertoonde. Het geraakte nipt door de eerste selectie, maar toen bleek dat Rogers de bedenker was en er dus 100 % vertrouwen was, werd het unaniem gekozen. Het is het beste wat ik ooit in mijn leven heb gedaan. Heeft het te veel gekost? Kom zeg! Ze hadden maar beter moeten rekenen. Op monumenten staat geen prijs.

“Wat absoluut verkeerd liep, is de Oosterweelverbinding. Nu start de brug voor de sluiting van de ring aan het Sportpaleis. De actiegroep Straten-Generaal is tien keer slimmer dan de ingenieurs van Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM), dat het project beheert. De actiegroep stelde voor de ring af te takken in Ekeren en over het industriegebied te laten lopen. Dat is stukken goedkoper dan het huidige mastodontproject. De studies hebben al miljoenen gekost, en nu is er geen weg terug.

“De vestiging van het Alcatelgebouw aan het Antwerpse Kievitplein is ook een hilarisch dossier. Een paar topkaderleden beslissen in Parijs om vlak bij het Antwerpse TGV-station 60.000 vierkante meter kantoren neer te poten om te vermijden dat ze een taxi of – stel u voor – een tram moeten nemen voor een bedrijfsbezoek. Ze chanteerden het Antwerpse stadsbestuur met een verhuis van de zetel naar Mechelen, dus kon dat niet anders dan het project goedkeuren ( nvdr – ondertussen werd bekend dat Antwerpen misschien zijn statuut als regionale zetel verliest). Het mobiliteitsargument dat het station vlakbij lag, klopt achteraf niet omdat 1800 van de 2000 mensen met de auto komen. Het gevolg: er komt een autoweg recht naar de parking van hun bedrijf, hartje stad. België is soms een apenland.’

Door Hans Brockmans/Foto’s: Wouter Rawoens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content