Een Japans doemscenario voor Europa?

In de lente van dit jaar, toen de mussen dachten aan een flinke verhoging van de eiproductie, voorspelden ook de economen dat de economische winter gauw voorbij zou zijn. Algemeen werd toen verwacht dat de economie in de tweede helft van dit jaar zou opleven en volgend jaar weer exuberant zou groeien. De malaise zou slechts van korte duur zijn. Eigenlijk was er geen sprake van een echte recessie. Nee, wat we meemaakten, was een groeivertraging, een vals plat op weg naar de top. Dit was een economische ‘sur place’, een wiebelende stilstand voor de sprint losbarst.

Maar ondertussen duurt de economische ziekte veel langer dan we toen dachten. De tweede helft van het jaar is al twee maanden oud en er is nog geen beterschap. Dit jaar kunnen we afschrijven. Het is hopen en wachten op volgend jaar. Waarom kunnen we er zo naast zitten?

Hartkloppingen en maagkrampen. Het eenvoudigste antwoord is: de toekomst voorspellen is een onmogelijke opgave. Toch kan een samenleving niet zonder voorspellingen, dus iedereen doet zijn best. De Grieken hadden het orakel van Delphi, wij hebben economen en computermodellen. Voorspellen bestaat uit twee onderdelen: informatie en interpretatie. In de Middeleeuwen graaide men een kip van het erf, sneed haar open en keek naar de ingewanden. Dat was het onderdeel informatie verzamelen. Vervolgens kwam de interpretatie van de kronkels in de kippendarmen en wat dat betekende voor de toekomst.

Tegenwoordig is het onderdeel informatie verzamelen minder bloedig en veel meer to the point. We beschikken dagelijks over economische gegevens, krantenberichten en bedrijfsinformatie. Ook de interpretatietechniek is verbeterd. We hebben beter inzicht in de economische verbanden en beschikken over bruikbare statistische technieken. Maar het allerlaatste stukje, tussen wat bij de voorspeller aan gegevens en berekeningen op tafel ligt en de voorspelling, blijft een sprong in het duister. Dat allerlaatste stukje wordt beïnvloed door een pessimistische of optimistische kijk op de wereld en door wat anderen doen.

Dat allerlaatste stukje subjectiviteit heeft ons in de lente de das omgedaan. We waren toen veel te optimistisch. Dronken waren we nog van de euforie die heerste aan het eind van de jaren negentig. Het is moeilijk om afscheid te nemen van glorieuze tijden. In die jaren groeide de economie als een batterijkip, de inkomens stegen mateloos en er was werk voor iedereen. Het internet en de mobiele telefonie boden grenzeloze mogelijkheden om rijk te worden. Door de computer zouden we zo productief worden dat we met weinig werken toch veel geld zouden verdienen.

Toen het slechter begon te gaan, zagen we dat niet. Toen we het eindelijk zagen, geloofden we het niet. Toen we het geloofden, dachten we dat het niet lang kon duren. Eindelijk staan we weer met onze beide benen op de grond. De beurscrisis in slowmotion van de jongste maanden, het gesjoemel van bedrijven, en de recentste economische berichten dat de economische opleving op zich laat wachten, brengen de rauwe werkelijkheid bij ons binnen, zoals de kat een dood vogeltje in huis brengt.

We weten nu dat het geen sur place is, maar dat we van de fiets zijn gevallen. We zitten in een ouderwetse recessie. Dat is niet nieuw. Dat hebben we al vaker meegemaakt. In het begin van de jaren negentig bijvoorbeeld. Een ouderwetse recessie duurt altijd even. Het is de noodzakelijke correctie op het doorschieten aan het eind van de jaren negentig. Er zijn schuldposities opgebouwd die niet houdbaar zijn en er is meer geïnvesteerd (in telecommunicatie bijvoorbeeld) dan realistisch is. We hebben te veel gegeten en net als een veelvraat die hartkloppingen, maagkrampen en diarree krijgt, moet ook de economie door een hoop ellende.

Twee toekomstscenario’s. Hoe gaat het nu verder? Zoals gezegd is de toekomst nauwelijks te voorspellen. Laat me toch een poging wagen. Ik zie twee mogelijke toekomsten. De eerste is een traditionele recessie, die ergens volgend jaar ophoudt. Een andere toekomst is het spookbeeld van de langdurige Japanse crisis. De Japanse economie is nooit uit de economische recessie gekomen waar ze eind de jaren tachtig in terechtkwam. Al meer dan een decennium lang groeit de Japanse economie minder hard dan ze zou kunnen. Het is tergend langzaam verdrinken. Een scenario uit een extreme Japanse geweldfilm. Dat is voor een belangrijk deel te wijten aan slecht economisch beleid van opeenvolgende Japanse regeringen.

Een Japans doemscenario is ook voor Europa mogelijk. Fiscaal stimuleren kan niet meer voluit omdat we binnen Europa hebben afgesproken dat we onze begrotingstekorten binnen veilige grenzen zullen houden. Monetair stimuleren door de rentevoet te verlagen is lastig, omdat de rentevoet al erg laag staat. Het gesjoemel van bedrijven heeft het vertrouwen in de economie flink ondermijnd. Er is dus weinig hulp bij de Europese opleving.

Optimistisch als ik ben, denk ik toch dat het zal lukken en houd ik het op een traditionele recessie. Langer dan de lichte hapering waarvan we in de lente hebben gedroomd, maar korter dan een Japanse nachtmerrie.

Jules Theeuwes [{ssquf}]

De auteur is hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van de Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO).

De economische ziekte duurt al veel langer dan we ooit hadden gedacht. Dit jaar kunnen we afschrijven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content