Een indexsprong is een pyrrusoverwinning

Daan Killemaes

De Belgische bedrijven staan voor een kostenexplosie. Een hogere energiefactuur en een stijging van de loonkosten zullen menig bedrijfsleider achter de oren doen krabben. De Nationale Bank verwacht dat de loonkosten in 2022-2023 met 9 procent stijgen, in het spoor van de hogere inflatie die zich in België via de automatische indexering sneller dan in de buurlanden vertaalt in hogere lonen. Dat vreet aan de winstmarges en zet de concurrentiekracht onder druk.

Voka pleit voor een indexsprong voor de hogere lonen. Het VBO vraagt om de loonkosten onder controle te houden om een indexsprong te vermijden. De volgende maanden zal het debat verder woeden.

Een indexsprong is une fausse bonne idée. Ten eerste vormen de automatische indexering en de loonwet van 1996 twee kanten van dezelfde medaille. Pruts je aan de automatische indexering, dan krijgen de vakbonden meer munitie om de loonwet onder vuur te nemen. De wet, die voorkomt dat de Belgische loonkosten ontsporen in vergelijking met de buurlanden, bewees haar verdienste, want de loonhandicap met de handelspartners is niet verder opgelopen.

De werkgevers zagen zich geen been af door dit en volgend jaar de hogere loonkosten te betalen. Ze kunnen het zien als een korte pijn om een langere pijn te vermijden. Dit jaar zal de loonhandicap met 2 tot 3 procent stijgen omdat de lonen in België sneller stijgen dan die in de buurlanden, maar in principe is dat een tijdelijk fenomeen. Ook Duitsland, Frankrijk en Nederland kampen met hogere energieprijzen en een hogere inflatie. Ook daar laten de vakbonden die aantasting van de koopkracht niet passeren. De werknemers zullen er ook hogere lonen eisen en krijgen. Laat de wet van ’96 haar werk doen, en dan kan de loonhandicap in de loonakkoorden van 2023-2024 opnieuw afgebouwd worden. Wie die correctie nu al eist via een indexsprong, riskeert de loonwet op te blazen. Dat kan de bedrijven op termijn veel meer kosten. Een indexsprong zou een pyrrusoverwinning zijn. Werkgevers die nu de automatische indexering betalen, en werknemers die straks loyaal de loonwet uitvoeren, dat levert een betere en faire deal op.

De bedrijven hebben de voorbije jaren buffers kunnen opbouwen die hogere lonen nu verteerbaar maken.

De werkgevers hebben de voorbije jaren buffers kunnen opbouwen die hogere lonen nu verteerbaar maken. Tijdens de coronacrisis hebben de bedrijven hun winstmarges flink kunnen verhogen. Eind 2019 bedroeg het bruto exploitatie-overschot van de bedrijven 42 procent van de toegevoegde waarde. Eind vorig jaar was dit overschot, volgens cijfers van de Nationale Bank, opgelopen tot 46 procent. De bedrijven danken die hogere winstmarges aan het royale steunbeleid van de overheid tijdens de coronacrisis, en aan de vaststelling dat de voorbije twee jaar de prijzen sneller stegen dan de loonkosten per eenheid product. De bedrijven zijn dus, gemiddeld gesproken, in staat om de hogere loonkosten te dragen.

Het is een zure vaststelling dat de concurrentiekracht, de winstmarges en de mogelijkheden om te investeren en jobs te creëren, opnieuw onder druk staan door de hoge energieprijzen. De bedrijven mogen gerust opmerken dat vooral zij de energiefactuur betalen. Maar het heeft weinig zin die factuur via een indexsprong door te schuiven naar de gezinnen. Dat is een achterhoedegevecht zonder veel toegevoegde waarde. Op lange termijn kan alleen een samenwerkende vennootschap tussen de werkgevers, de vakbonden en de overheid op een duurzame manier hogere nettolonen opleveren via het opkrikken van de productiviteit en het verlagen van de lasten op arbeid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content