Een herfst met veel herrie

De auteur is hoogleraar Economie aan de Universiteit van Amsterdam en lid van de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).

Hoe heet wordt de herfst in Holland? Dinsdag 16 september is het prinsjesdag. Dan bestelt de koningin haar gouden koets en rijdt naar de Ridderzaal, waar ze die middag de troonrede uitspreekt. De inhoud van die troonrede is geheim, maar de media trekken en zuigen zo lang tot een loslippige bewindspersoon gaat lekken.

Wat naar buiten komt, maakt niet vrolijk. Vooral de vakbonden worden ongelukkig van wat ze opvangen en spreken ferme woorden en verholen dreigementen over spanningen in het najaar. De regering- Balkenende gaat ettelijke miljarden bezuinigen. De bezuinigingen zijn van een omvang die nog niet eerder is vertoond. Balkenende wil te allen prijze onder de Europese grens van 3 % overheidstekort blijven. Hij is daarmee roomser dan de paus, nu andere landen – zoals Frankrijk – zich geen moer aantrekken van die grens.

Nog pijnlijker is dat in het uitgelekte bezuinigingspakket forse ingrepen zitten die de welvaartsstaat aantasten. Een heilig principe van de welvaartsstaat is de solidariteit tussen de werkenden en de niet-werkenden en – daaruit volgend – de koppeling tussen lonen en uitkeringen. Als de werkenden 2 % meer gaan verdienen, dan stijgen de uitkeringen ook met 2 %.

Dit heilige principe heeft duivelse gevolgen. Net zoals in Vlaanderen zijn er te veel mensen met een uitkering. In Nederland anderhalf miljoen. Voor een deel komt dat omdat het verschil tussen loon en uitkering te klein is om ze te prikkelen hard naar werk te zoeken. De koppeling houdt dat verschil constant en werkt demotiverend.

De regering verzint slimme trucs om op een subtiele manier de koppeling te omzeilen. Bijvoorbeeld, er wordt niet gekoppeld aan de lonen van de marktsector, maar aan de salarissen van de ambtenaren. Dat helpt, want de ambtenarensalarissen stijgen niet zo hard als de lonen in de privé-sector. Vervolgens wordt er ook gekeken naar de verhouding tussen het aantal uitkeringstrekkers en werkenden. Als er meer dan 82 uitkeringstrekkers op 100 werkenden zijn, wordt de koppeling niet langer doorgevoerd.

Zover is het nog niet. Maar uit de uitgelekte passages blijkt dat de regering van plan is de koppeling al op te heffen als de verhouding 70 op 100 wordt. Die grens wordt binnenkort overschreden. De sacrosancte koppeling staat daarmee op de helling en de vakbonden dreigen met acties.

De toestand is zorgelijk. Wie heeft er gelijk: de regering of de vakbonden? Ik denk de regering. Want de toestand is echt zorgelijk. Dat blijkt uit een recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau in Den Haag. Die hebben een paar weken geleden een rapport uitgebracht waarin ze tellen hoeveel er van die anderhalf miljoen uitkeringsgerechtigde werklozen echt in aanmerking komen voor een baan. Hoeveel er – om het in het bestuurlijke jargon te zeggen – reïntegreerbaar zijn.

Wat je in hun rapport leest, is het verhaal van de tien klein negertjes. Het trieste verhaal begint bij de vaststelling dat van de anderhalf miljoen mensen met een uitkering het overgrote deel niet meer kán werken (bijvoorbeeld de volledig arbeidsongeschikten) of niet hóéft te werken (bijvoorbeeld omdat ze een vrijstelling van sollicitatieplicht hebben wegens de zorg voor jonge kinderen). Als we die allemaal schrappen, blijven er niet meer dan 400.000 uitkeringsontvangers over die formeel reïntegreerbaar zijn.

Maar niet alle formeel reïntegreerbaren zijn ook echt inzetbaar. Een groot aantal onder hen heeft zulke zware persoonlijke belemmeringen dat ze zelfs met het inzetten van zware middelen – zoals scholing of loonsubsidies – niet aan het werk kunnen. Als we die probleemgevallen aftrekken, blijven er nog maar 275.000 reïntegreerbaren over.

Vervolgens hebben de onderzoekers aan de uitkeringsontvangers gevraagd of ze dachten dat er wel banen voor hen beschikbaar waren? Een aantal onder hen was heel erg pessimistisch over hun kansen. Dit is allemaal erg subjectief. Stel dat we die cijfers met een korreltje zout nemen, dan vallen er toch nog zestigduizend uitkeringsontvangers af omdat ze het zelf niet zien zitten.

Alles bij elkaar blijven er van de anderhalf miljoen uitkeringstrekkers waarmee we begonnen, uiteindelijk net iets meer dan 200.000 over die weer aan de slag zouden kunnen. Dat is hopeloos weinig. Er is iets grondig mis.

Teleurstellende resultaten. Vervolgens analyseerden de onderzoekers ook hoe de reïntegratie in de afgelopen periode feitelijk is verlopen. De periode die ze hebben bestudeerd, loopt van 1992 tot 2000. Dat zijn voor de arbeidsmarkt gouden jaren geweest. De werkgelegenheid groeide als kool en de vacatures groeiden als spruitjes.

Toch blijkt dat de reïntegratie in die periode niet is verbeterd. Het aantal uitkeringsgerechtigden dat in die krappe arbeidsmarkt met veel vacatures is uitgestroomd, is min of meer constant gebleven. Terwijl er in die jaren veel vacatures waren voor geschikte banen waarin de verdiensten hoger lagen dan de uitkering. Als het totale aantal uitkeringsontvangers in die jaren al is afgenomen, komt dat eerder omdat er minder mensen zijn ingestroomd dan dat er meer zijn uitgestroomd.

Die teleurstellende resultaten zijn mee het gevolg van het gemak waarmee een uitkering wordt toegekend en hoog gehouden en van de soepelheid waarmee met de sollicitatieplicht van uitkeringstrekkers wordt omgesprongen. De plannen van de huidige regering om een uitkering minder aantrekkelijk te maken en werken relatief beter te belonen, is verstandig. Maar of de politici hun plannen ook kunnen doordrukken, hangt af van de herrie in de herfst.

Jules Theeuwes

De bezuinigingen zijn van een omvang die

nog niet eerder

is vertoond.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content