Een dure kameraad

De toestand is hopeloos, maar niet ernstig. Met die boutade vat journalist Jan van der Putten zijn doorlichting van Italië samen. Zijn bevindingen klonteren samen in een pikant portret van ex-premier en mediatycoon Silvio Berlusconi.

Wat zijn de voorwaarden om in het leven te slagen? Ondernemer-politicus Silvio Berlusconi heeft een antwoord: “Volwassen worden in een klimaat dat lijkt op de democratie. Meer geloven in de mensen dan in de staat en meer in zichzelf dan in de mensen. Bouwen. Produceren. Uitzenden. Overdragen. En, zo mogelijk, Silvio Berlusconi heten.” Het citaat prijkt in Italianen, een boek dat bijwijlen even hilarisch als verontrustend overkomt. En soms onthutstend veel lijkt op enkele Belgische karaktertrekken, niet het minst het wantrouwen van de staat, scandalitis, belangenverstrengeling, zuilenfavoritisme en het gewriemel met belastingbrieven.

Vlamingen kennen de auteur wellicht het best als radiostem. Tot voor kort was Jan van der Putten immers correspondent in Rome voor de VRT-radio. De classicus schrijft ook voor de Nederlandse Volkskrant. Zijn boek leest als een bizarre paternoster van paradoxen en lijkt nog het meest de uiting van een diep gewortelde haat-liefdeverhouding. Al klinkt haat te zwaar. Van der Putten kijkt veeleer met verbazing naar de hyperindividualistische levensinstelling van de Italianen. Hij hekelt de kloof tussen ontzettende luxe en troosteloze armoede, tussen ingebakken corruptie en het schandalig goede leven, tussen maffiose moordzucht en aangenaam land. Hij vervloekt de bureaucratie en wanorde, maar stelt tevreden vast dat alles voortreffelijk functioneert, althans op een eigengereide manier.

SCHONE HANDEN.

Alle kenmerken en tegenstellingen lijken zich te kristalliseren in een vrij gedetailleerd, kritisch gepenseeld portret van televisiemagnaat en voormalig eerste minister Silvio Berlusconi. Dit hoofdstuk staat niet toevallig centraal in het boek. Het heeft slapstickallure, maar dan van een angstaanjagend kaliber. Van der Putten schetst hoe de zoon van een Milanese bankbediende het schopt van huis-aan-huisverkoper van stofzuigers tot één van de rijkste en machtigste mannen aan deze kant van de Middellandse Zee.

Tussendoor haalde Berlusconi een juristendiploma. Zijn geboren verkooptalent kon hij algauw botvieren als bouwpromotor. Kort nadat hij de mediamarkt ontdekte, liet hij zijn bouwbedrijf over aan zijn jongere broer Paolo, “naar hij later zei omdat hij niets te maken wilde hebben met de corruptiepraktijken die toen in de bouw begonnen te floreren. Paolo was kennelijk voor die overweging niet gevoelig, anders zou hij niet vanwege malversaties in de bouw veroordeeld zijn.”

Dit beeld doet denken aan de politicus die Italië wilde zuiveren van de wanorde, de bureaucratie en de schandalen. Het leverde hem in 1994 zowat een half jaar lang het premierschap op – zelfs in Italië een korte periode voor een regering. Dit gebeurde via een inderhaast opgerichte partij met een voetbalkreet ( Forza Italia) als naam en zonder programma. Van der Putten laat geen spaander heel van het gekoesterde imago: “Iedere stap, iedere intrige, iedere tegenstrijdigheid van Berlusconi wordt verklaarbaar in het licht van zijn grote obsessie: hoe schakel ik de onderzoeksrechters van Schone Handen uit voordat zij mij uitschakelen?”

BERUCHTE VRIENDEN.

Het leek al onverklaarbaar dat de grootaandeelhouder van een mediaconcern plots zijn rust, reputatie en riante bestaan op de helling zette voor een late roeping in de turbulente Italiaanse politiek. “Berlusconi kon niet anders,” betoogt van der Putten. “Door de ineenstorting van het oude regime was Berlusconi zijn socialistische en christen-democratische beschermers kwijtgeraakt. Welke politici zouden hem voortaan een voorkeursbehandeling geven?”

Zakelijk ging het Berlusconi in 1993 ook niet zo goed als hij de buitenwereld liet geloven. De banken begonnen zich te roeren. Zijn schulden werden te zwaar om te torsen. “Hoe kon Berlusconi de dreigende instorting van zijn lemen kolos voorkomen? Door zelf de politiek in te gaan en dan zijn eigen bedrijf te gaan saneren.”

Bij sommige banken had de tv-tycoon nochtans interessante leningen kunnen lospeuteren. Dit schrijft van der Putten toe aan diens lidmaatschap van de beruchte vrijmetselaarsloge P-2. Ondernemer Berlusconi had “de gulste leningen gekregen van twee overheidsbanken die in de jaren zeventig onder controle waren gekomen van zijn vrienden van de P-2.”

Het wat mysterieuze groeikapitaal van Berlusconi zou wel eens van de maffia kunnen stammen. Stipt van der Putten aan: “Volgens de onderzoeksrechters van Palermo hebben Dell’Utri ( nvdr – boezemvriend van de tv-magnaat) en Berlusconi zelf zwart geld van Cosa Nostra witgewassen.” Dan hebben we het nog niet eens over de offshorefinancieringsmaatschappij in Panama waarmee Berlusconi wellicht 20 miljard lire versluisde naar de socialistische toppoliticus Craxi. Een dure kameraad.

Jan van der Putten, Italianen. Jan Mets/Van Halewyck, 430 blz., 998 fr. ISBN 90 5330 250 6.

LUC DE DECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content