Een broos mirakel

De Britse economie is er slechter aan toe dan u denkt.

Vorig jaar werden in deze publicatie voor het eerst in meer dan tien jaar ernstige twijfels geuit over de economische vooruitzichten in Groot-Brittannië. Het was dan ook een hele ommekeer om een jaar geleden plots pessimistisch te worden, vooral omdat Groot-Brittannië nog een benijdenswaardige combinatie van groei, prijsstabiliteit en volledige tewerkstelling genoot. Maar, zoals John Maynard Keynes zei: als de feiten veranderen, moet je ook van mening veranderen.

De vraag die voor het komende jaar rijst, is of de tijd is aangebroken om van mening te veranderen. De bange vermoedens over 2005 bleken uiteindelijk volkomen terecht – kijk maar naar het terugschroeven van Gordon Browns groeivoorspellingen van meer dan 3 % naar minder dan 2 % en de resulterende teloorgang van de pocherige reputatie voor budgettaire ‘voorzichtigheid’ van de minister van Financiën. Kan dat slechte nieuws hier nu helemaal buiten beschouwing worden gelaten? Of zijn de teleurstellingen van 2005 slechts de voorbode van een veel langere en diepere periode van economische somberheid? Het verrassende antwoord op beide vragen is neen.

Conjuncturele tegenwinden

De kwetsbaarheid van de Britse economie in de komende jaren wordt nog niet volledig gevat en gezien het willige gedrag van de financiële markten en de zorgeloosheid van de Labour-politici wordt er ook niet echt rekening mee gehouden. Maar als we iets verder kijken, zouden de positieve krachten die Groot-Brittannië sinds het begin van de jaren negentig aan zijn economisch mirakel hebben geholpen – de concurrentiekracht op de arbeids- en productmarkten, de proactieve flexibiliteit van het monetair beleid, de verbetering van de ruilvoet en de toenemende vraag naar kennisintensieve diensten – intact moeten blijven en zouden zij de economie tijdens het laatste part van het decennium uit het slop moeten houden.

Maar om dat gunstige resultaat op termijn te bereiken, dient aan een essentiële voorwaarde te worden voldaan. Het groeiritme van de openbare uitgaven moet aanzienlijk worden teruggeschroefd, wat onvermijdelijk leidt tot een gedeeltelijke privatisering van de Britse verzorgingsstaat, sommige delen van de National Health Service incluis. Maar dat wordt pas vanaf 2007 het grote verhaal. In 2006 staan de economische prestaties van Groot-Brittannië vooral onder invloed van kortstondige conjuncturele tegenwinden, die eerst nog aanwakkeren voor ze tegen het einde van het jaar afzwakken. Vijf krachtige tegenwinden kunnen worden gevoeld: olie, wereldconjunctuur, Europa, monetair beleid en openbare financiën.

Dat olie tegen 60 dollar per vat de groei aanzienlijk belemmert, is overduidelijk. Maar tot voor kort heerste daarover een zekere zelfgenoegzaamheid omdat Groot-Brittannië op het vlak van energie nog altijd bijna zelfbedruipend is. Maar de oprukkende olieprijzen leidden niettemin tot een inkomensherverdeling van de consumenten naar de energiebedrijven en de schatkist, die een duidelijk negatieve impact heeft op de vraag. Het feit dat de olieprijs in pond sterling in 2005 scherper toenam (van 21 naar 37 pond per vat) dan tijdens het voorgaande jaar (16 naar 21 pond) verklaart voor een groot deel de even scherpe daling van de bestedingen in de detailhandel in de loop van het jaar. Gezien de normale vertraging tussen het verlies van reëel inkomen door de consumenten en de daaruit volgende daling van de bestedingen, lijkt een verdere afname van het verbruik tijdens de eerste helft van 2006 bijna onvermijdelijk. Een wereldwijde conjunctuurvertraging, die niet alleen meer met olie te maken heeft, maar ook met de verstrakking van het monetaire beleid in de Verenigde Staten en China, vormt zelfs een meer waarschijnlijke dreiging.

Lagere interesten

Is consumentengeleide groei in Groot-Brittannië onwaarschijnlijk, dan is hij op het Europese vasteland zo goed als uitgesloten, wegens de stagnerende tewerkstelling, het miserabele consumentenvertrouwen, de dalende reële lonen en de stijgende belastingen. Bovendien, aangezien de eurozone goed is voor 45 % van de Britse export van goederen en diensten, sluit de sloomheid in Europa min of meer uit dat Groot-Brittannië zal kunnen genieten van een exportgeleide groei.

Daardoor blijft er slechts één mogelijkheid over voor een economisch herstel van Groot-Brittannië in 2006: een beleid dat de vraag stimuleert, hetzij door lagere interesten, hetzij door belastingverlagingen en een aangroei van de overheidsuitgaven. Het ziet er inderdaad naar uit dat lagere interesten de deus ex machina zullen vormen die de Britse economie uiteindelijk uit het slop haalt en een terugkeer naar een gezonde groei van 2,5 à 3 % mogelijk zal maken. Vooraleer echter een dergelijk monetair aangedreven herstel mag worden verwacht, moet de woningmarkt zich stabiliseren en moeten de prijzen voor eigendommen vervolgens opnieuw beginnen stijgen. Een door huisvesting geleide groei is te langen leste waarschijnlijk, maar zal niet spoedig optreden.

Intussen stelt de Bank of England zich veel afkeriger op tegenover een versoepeling van het monetaire beleid dan men zou verwachten. Dat is deels toe te schrijven aan de dwaze beslissing van Gordon Brown in 2003 om de officiële inflatiedoelstelling om te schakelen naar een nieuwe geharmoniseerde euromaatstaf, die de weerslag van de energiekosten overdrijft. Ergens in 2006 zullen de interesten waarschijnlijk scherp dalen, misschien zelfs helemaal tot het vorige laagterecord van 3,5 %. Maar gezien het ruim een jaar duurt vooraleer bewegingen in de interestvoeten een maximale impact sorteren, moet alle hoop op monetair soelaas voor de economie gericht zijn op het einde van 2006 en begin 2007.

Belastingverhoging

En dan zijn er nog de openbare financiën. Wat is de kans dat belastingverlagingen en overheidsbestedingen redding zullen brengen? Het antwoord luidt dat die kans onbestaande is. In plaats van de groei aan te zwengelen, zou de belasting- en bestedingspolitiek de vertraging in 2006 wel eens ernstig kunnen versterken. Het begrotingstekort draait nu al rond 3,5 % van het BBP en zal waarschijnlijk naar 4 % stijgen. Gezien de zwakke toestand van de economie zou een belastingverhoging in 2006 waanzinnig zijn. Toch zou Gordon Brown ze kunnen doorvoeren, zogezegd om te voldoen aan zijn begrotingsregels, maar in werkelijkheid om zware besparingen op de openbare uitgaven te voorkomen, die anders vanaf 2008 onvermijdelijk zouden worden.

Als Brown in 2006 de belastingen verhoogt in plaats van bezuinigingen door te voeren in onhoudbare openbare bestedingsprogramma’s, is het Britse economische mirakel echt voorbij. Om Groot-Brittannië dan te zien terugkeren naar duurzame voorspoed zal een grondige bezinning nodig zijn over de rol van de overheid, de omvang van de publieke dienstverlening en de toekomst van de verzorgingsstaat. Maar dat wordt een uitdaging voor de toekomst. De prioriteit voor 2006 moet zijn dat de Bank of England de economie weer in beweging brengt en dat de minister van Financiën verdere schade vermijdt.

De auteur is associate editor van The Times.

Anatole Kaletsky

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content