Een boete van tweemaal nul

De voortschrijdende regionalisering van de fiscale bevoegdheden zorgt op verschillende terreinen voor verrassende effecten.

Sinds begin 2002 zijn de fiscale bevoegdheden van de drie gewesten aanzienlijk toegenomen. Het aantal gewestelijke belastingen is vergroot tot twaalf. Zo behoren nu ook de schenkingsrechten en de belasting op de inverkeerstelling tot de gewestelijke fiscaliteit. Bovendien zijn de bevoegdheden van de gewesten zelf ook uitgebreid. Ze zijn nu volledig bevoegd om de heffingsgrondslag, het tarief en de vrijstellingen van de gewestelijke belastingen te regelen.

Vanuit een ander perspectief: de zeggenschap van het federale niveau is sterk ingekrompen. Die blijft nu beperkt tot het vastleggen van de belastbare materie (dat wat belastbaar is). Een en ander heeft tot gevolg dat de federale wetgever het initiatief in veel gevallen moet overlaten aan zijn gewestelijke evenknieën.

Coördinatiecentra. Neem nu de Belgische wetgeving inzake de coördinatiecentra – al lang een doorn in het oog van de Europese instanties. De kritiek slaat op verschillende punten, onder meer op de vrijstelling van de onroerende voorheffing die coördinatiecentra genieten. De Belgische regering is alvast van plan de regeling aan te passen. Dit gebeurt in het kader van de hervorming van de vennootschapsbelasting, die dit najaar in het parlement besproken wordt. Er wordt onder meer overwogen om de vrijstelling van de onroerende voorheffing te schrappen.

Door de regionalisering is de federale wetgever op dat punt evenwel onmachtig. De vrijstellingen van de onroerende voorheffing zijn al vele jaren een bevoegdheid van de gewesten. De federale regering kan dan ook niet anders dan de gewesten verzoeken de vrijstelling van de onroerende voorheffing op dit punt in te trekken.

Fiscale concurrentie. Een ander gevolg van de regionalisering is een groeiende vorm van fiscale concurrentie. In het verleden stak hetzelfde fenomeen al de kop op bij de successierechten, die al lang in belangrijke mate geregionaliseerd zijn. Dat heeft er onder meer toe geleid dat drie verschillende fiscale stelsels van vererving van familiebedrijven ontstaan zijn met sterk uiteenlopende toepassingsvoorwaarden en modaliteiten, en dit al naargelang het gewest waar de nalatenschap openvalt. Ook het tarief verschilt. Het Vlaamse gewest spant de kroon met een tarief van welgeteld 0%, waardoor dit gewest ongetwijfeld een competitief voordeel geniet.

Een gevoel van wedijver krijgt men nu ook op het gebied van de registratierechten. Sinds begin 2002 zijn de gewesten eveneens bevoegd om het tarief, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van de registratierechten op de verkoop van onroerend goed te wijzigen. In het Vlaamse gewest heeft men geen moment geaarzeld om het tarief van het verkooprecht te doen dalen van 12,5% naar 10% en om een systeem van meeneembaarheid van eerder betaalde rechten aan te bieden.

Net voor de zomervakantie heeft nu ook het Brussels gewest aangekondigd drastisch te gaan sleutelen aan zijn gewestbelastingen, meer bepaald aan de successierechten en het verkooprecht op onroerend goed. De Brusselse regering steekt niet onder stoelen of banken dat ze daarmee van het Brussels gewest een aantrekkelijke woonplaats wil maken, liefst nog aantrekkelijker dan het naburige vlakke land.

Gewestshopping. Voor sommige gewestelijke belastingen moeten de gewesten toch nog de hoofden bij elkaar steken. Dat is onder meer het geval voor de (eveneens geregionaliseerde) verkeersbelasting en de belasting op de inverkeerstelling. De federale wetgever vreesde dat leasingmaatschappijen aan gewestshopping zouden doen en zich zouden vestigen waar deze belastingen laagst liggen. Vandaar dat de gewesten hun bevoegdheden voor die belastingen niet helemaal autonoom kunnen uitoefenen. Zodra ze zinnens zijn aan de verkeersbelasting of de belasting op de inverkeerstelling te sleutelen, en er ook leasingmaatschappijen betrokken kunnen zijn, moeten ze vooraf een samenwerkingsakkoord sluiten.

Inmiddels sloten de drie gewesten zo’n overeenkomst om – onder Europese druk – een verlaging van de belasting op de inverkeerstelling door te voeren voor wagens die aan bepaalde milieunormen voldoen. Die verlaging is in de drie gewesten precies dezelfde.

De geregionaliseerde bevoegdheden blijven beperkt tot het vaststellen van de belastbare grondslag, de tarieven en de vrijstellingen. Dat leidt wel eens tot eigenaardige gevolgen. Neem nu de openingsbelasting op slijterijen van gegiste dranken – ook een gewestbelasting. In het Vlaams en Brussels gewest is het tarief op nul gezet. Maar de reglementering op de openingsbelasting bevat nog andere verplichtingen, waarvoor de gewesten dan weer niet bevoegd zijn. Zo moet voor de opening van een slijterij een aangifte gebeuren, onder meer om te controleren of de uitbater aan een aantal voorwaarden voldoet. Wie die aangifte niet doet, krijgt een boete gelijk aan tweemaal de verschuldigde belasting. Maar aangezien het tarief van die belasting in het Vlaams en Brussels gewest nul bedraagt, is de boete daar dus ook tweemaal nul.

Jan Van Dyck

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

De federale wetgever vreesde dat leasingmaatschappijen aan gewest-shopping zouden doen en zich zouden vestigen waar de verkeersbelastingen laagst liggen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content