Een bejaardenbolwerk, made in Antwerpen

Antwerpen heeft sinds kort een autonoom bedrijf dat alle vormen van zorg voor ouderen overkoepelt en uitbouwt. Daarmee geeft de stad het voorbeeld voor een modelaanpak

van de niet af te remmen vergrijzing, tot ver buiten de landsgrenzen.

Door Bert Lauwers

Door Bert Lauwers

“De Wereldbank is onlangs nog op bezoek geweest om te zien hoe we hier werken”, meldt Monica De Coninck (sp.a) fijntjes. De Antwerpse OCMW-voorzitter en schepen van Sociale Zaken staat bekend als een harde tante. Maar haar onverzettelijkheid heeft vruchten afgeworpen in Antwerpen.

Terwijl het lokale OCMW enkele jaren geleden nog een onontwarbaar kluwen van schulden was, keert het tij duidelijk. “In 2001 was er in Antwerpen weinig strategie op lange termijn en geen beleidsplan”, zegt De Coninck. Het OCMW was toen een grote tanker met 12.000 werknemers, negen ziekenhuizen, een twintigtal rusthuizen, dubbel zoveel dienstencentra en 25 sociale centra, en natuurlijk een groot luik bijstand.”

Die tanker moest een vloot met wendbare schepen worden. De eerste stap was de afsplitsing van de zwaar verlies-latende OCMW-ziekenhuizen in een autonome ziekenhuisgroep Antwerpen (ZNA), nu het grootste ziekenhuisnetwerk van het land. De radicale herstructurering loonde. Terwijl in 2002 nog een jaarverlies van 50 miljoen euro werd ingeschreven, schurkt ZNA, met De Coninck als voorzitter, nu aan tegen het break-evenpoint.

Met de ervaring van ZNA werd vorige maand de tweede stap gedaan in de gezondmaking van de Antwerpse sociale sector met de lancering van een publiek autonoom zorgbedrijf voor diensten voor ouderenzorg. “Het is door met ZNA bezig te zijn dat we dachten dat we iets vergelijkbaars moesten doen met het vergrijzingsbeleid”, zegt De Coninck. De vergrijzing slaat hard toe. In Antwerpen, met 470.000 inwoners, komen er ieder jaar 3000 senioren bij. Over tien jaar zal een derde van de bevolking 60-plusser zijn en zullen er 25.000 ouder zijn dan 80.

In het zorgbedrijf brengt het OCMW alle infrastructuur voor ouderenzorg samen en ook de thuisdiensten. Daarbij horen verpleging, gezinszorg, poets- en karweihulp, seniorenvervoer of -verhuis, tot en met alarmdiensten. Het zorgbedrijf omvat daarnaast de dienstencentra, ontmoetingsplaatsen voor senioren waar ook catering en ontspanningsmogelijkheden worden aangeboden. Dan zijn er de serviceflats die worden verhuurd en weldra ook met koopformules worden aangeboden, en de rust- en verzorgingshuizen voor permanent of kort verblijf, of voor dag- of nachtopvang.

Sociaal akkoord met personeel

“Elke dag hebben wij 15.000 klanten. We bieden die mensen via het zorgbedrijf het volledige zorgtraject aan”, zegt Johan De Muynck (34), de algemeen directeur van het zorgbedrijf. “Daarmee zijn wij zeker in België uniek en trekken wij ook heel wat internationale aandacht.” De Muynck was vroeger kabinetschef van De Coninck en begeleidde mee de overgang van de OCMW-ziekenhuizen naar ZNA.

De Muynck runt nu een organisatie met 4500 personeelsleden, 3000 rusthuisbedden in een twintigtal rusthuizen, 39 dienstencentra en 2600 serviceflats. Net als bij ZNA was er bij het personeel van het zorgbedrijf ongerustheid over de verloning. “We hebben een sociaal akkoord gesloten met arbeidsvoorwaarden die in de sector nog altijd de beste zijn”, sust De Muynck.

Het zorgbedrijf wordt voor de helft gefinancierd door klanteninkomsten, betalingen van de klanten, bewindvoerders of kinderen die zich garant stellen. De rest komt uit zogenaamde derdebetalersystemen, meer bepaald het Riziv en de mutualiteiten.

De boekhoudkundige splitsing van het OCMW moet ten laatste op 1 juni rond zijn. De eerste jaaromzet moet rond de 300 miljoen euro draaien, rekent De Muynck voor. Personeel zal ongeveer de helft van de werkingskosten opsouperen. Exclusief personeelskosten wordt een verlies van 10 miljoen euro verwacht, maar moet binnen drie jaar break-even worden gedraaid. De personeelskosten zelf bedragen 20 miljoen euro, waarbij het OCMW de meerkosten van de ‘oude’ tegenover nieuwe werknemers blijft dragen. “Er werken veel vastbenoemde ambtenaren in onze rusthuizen. Ik kan en wil die niet op straat zetten”, zegt De Coninck. “Maar dan moet het OCMW ook consequent zijn en daar jaarlijks een bedrag tegenoverstellen.”

Geen hokjesdenken

Het zorgbedrijf controleert zowat de helft van de Antwerpse rusthuizen. De rest is verdeeld tussen de Caritas-rusthuizen, vzw’s, rusthuizen verbonden aan ziekenhuizen en privéspelers. Die laatsten, met Armonea als marktleider, maken naar schatting 10 procent van de markt uit.

Maar die markt zal ongetwijfeld nog fors groeien. Net als in de ziekenhuiswereld ligt er veel synergie voor het rapen, voorspelt De Coninck, die mogelijke samenwerking ziet voor aankoop- of personeelsbeleid. “Iedereen, ja zelfs een privéspeler als Armonea (het fusiebedrijf van Restel en Rusthuizen Van den Brande, nvdr), zou bij ons kunnen komen”, zegt De Muynck. “Het zijn vaak de anderen die angst hebben om met zo’n grote speler in zee te gaan.”

“Angst is een slechte raadgever”, reageert Ben Van Assche, de CEO van Armonea. “En wij hebben zeker en vast dat gevoel niet. We bekijken dit met een open geest en mogen niet in hokjes denken.” Hij wijst erop dat al wordt samengewerkt voor de ontwikkeling van software. “Er is zeker geen weigering of negatieve opstelling van onze kant.”

Dat Antwerpen intussen een voortrekkersrol speelt in ouderenzorg, stemt De Coninck tevreden. Maar toch knaagt het nog wat. “Weet je wat een van mijn grote frustraties is”, vraagt De Coninck. “Niemand kon zeggen dat je de vergrijzing niet zag aankomen. Er is geen plaats of tijd voor heilige huisjes. Als ik dan zie wat daar op federaal en Vlaams niveau aan wordt gedaan… Dat is erg. Toen wij met onze ideeën in Brussel stonden klonk het van ‘oei oei, dat is gevaarlijk’, terwijl Brussel ons net zou moeten opjagen om creatief te zijn.” (T)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content