Een agenda voor het millennium

De wereld draait voort en lijkt intussen te vergeten hoezeer de internationale handel bijgedragen heeft tot haar welvaart. Na acht Gatt-ronden is de wereldexport gestegen van 60 miljard dollar in 1950 naar 5300 miljard in 1998, goed voor 20% van de wereldproductie.

Die uitbreiding van de handel is verantwoordelijk voor een groot deel van de vooruitgang van ontluikende economieën: ontwikkelingslanden met een open economie kenden jaarlijks een groei van 4,5% tijdens de jaren zeventig en tachtig. Deze met een gesloten economie groeiden slechts met 0,7% per jaar.

In tegenstelling tot de demagogie die dezer dagen maar al te gemakkelijk de ronde doet in Europa, is handelsconcurrentie geen oorlog. Integendeel, het is een tegengif voor de oorlogen die deze eeuw geteisterd hebben. Handel kan alleen tot oorlog leiden als de regels van het spel niet duidelijk vastgelegd werden.

Wereldhandelsorganisatie.

Naarmate de millenniumronde van handelsgesprekken naderbij komt, is het belangrijk even terug te denken aan de barensweeën die met de omvangrijke Uruguay-ronde gepaard gingen. Die nam acht jaar in beslag en bereikte in 1993 toch datgene wat veel mensen voor onmogelijk hielden: een permanent orgaan – de Wereldhandelsorganisatie ( WHO) – en een overeengekomen mechanisme om handelsdisputen op te lossen.

Twee cijfers moeten volstaan om de verwezenlijkingen van de Uruguay-ronde te onderlijnen en om het mistgordijn van propaganda op te lossen dat aan de vooravond van Seattle het openbaar debat is binnengedrongen. Het wereldinkomen is als gevolg van de vrijmaking van de goederenhandel met bijna 100 miljard dollar aangegroeid.

Wanneer in die groei ook de investeringen betrokken worden, dan bedraagt hij naar schatting 215 miljard dollar per jaar, waarvan de helft naar de ontwikkelingslanden vloeit.

Dat betekent dat de Uruguay-ronde er uiteindelijk toe geleid heeft dat het equivalent van een Zwitserland of Korea aan de wereldeconomie toegevoegd zal worden tegen het jaar 2005.

Het resultaat van dat alles is dat Mike Moore, directeur-generaal van de WHO, een solide basis heeft om op te bouwen.

Met zijn agenda voor Seattle valt of staat de millenniumronde. Wanneer hij door de vele kwesties grasduint die hem voorgelegd worden, voornamelijk door de Europese Unie, valt hem tegelijk de moeilijke taak te beurt om de geest van allesomvattendheid, die de voorbereidingen voor Seattle kenmerkte, evenals de prioriteiten voor een verdere verbetering van de wereldhandel, te bewaren. Er zijn minstens vier prioriteiten:

Diensten: een verdere vrijmaking is noodzakelijk om de groei in de postindustriële maatschappijen aan te zwengelen. Er zijn steviger toezeggingen van alle WHO-leden nodig in verband met markttoegankelijkheid en nationale behandeling. Het is vooral van essentieel belang dat alle hangende zaken – aangaande vrijwaringsclausules, subsidies en overheidsaankopen – integraal deel zouden uitmaken van de toekomstige onderhandelingen.

Investeringen: achteraf bekeken was het een vergissing om de Multilaterale Overeenkomst voor Investeringen te laten afspelen in het zuiver noordelijk forum van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( OESO). Maar, vermits de internationale investeringsstromen zelfs sneller aangroeien dan de handel, is er behoefte aan soort van nieuw wereldwijd akkoord in verband met investeringen. Het moet daarbij de doelstelling zijn om in heel de wereld een stabiel en voorspelbaar klimaat voor investeringen te scheppen. De leiders in Seattle zouden moeten benadrukken dat investeringen de krachtigste drager vormen voor wereldwijde ontwikkeling, vooral in ‘s werelds armste landen.

Landbouw werd lange tijd gegijzeld door andere handelsvraagstukken.

Maar nu moet de aandacht precies uitgaan naar dat arme broertje van de wereldhandel. Maar dan wel onder het voorbehoud dat Europa en andere industrielanden zogenaamde gezondheidsoverwegingen niet aangrijpen als een voorwendsel voor meer protectionisme. De Europese landbouw is duidelijk sterk genoeg om de weg te wijzen naar een echte liberalisering van de landbouw.

China blijft een van de onopgeloste kwesties in de wereldhandel.

Het lidmaatschap van de WHO is van cruciaal belang om China in de wereldeconomie te integreren. Maar China moet er zich ook toe verplichten de normen van de WHO na te leven. Dat zou overigens ook zijn economie ten goede komen. Voorts mag de toetreding van Taiwan tot de WHO de onderhandelingen met de Volksrepubliek niet hypothekeren. Taiwans aanvraag tot toetreding moet, op zijn eigen waarde beoordeeld, mogelijk zijn.

Vertrouwen.

Een duidelijke scherpstelling op de moeilijke kwesties lijkt de beste manier om de essentie van waar het om gaat recht te laten wedervaren, namelijk de geloofwaardigheid van de WHO en de noodzaak om het vertrouwen in ons multilateraal handelssysteem te bewaren. Een systeem dat overigens ruimschoots ons vertrouwen verdient.

Het alternatief heet protectionisme en een terugkeer naar de dagen dat handelsdisputen (slecht) uitgevochten werden in keiharde bilaterale confrontaties.

Volgens de OESO kost protectionisme de consumenten in de landen van de organisatie naar schatting 300 miljard dollar. De organisatie zegt: “De gemiddelde kostprijs voor de consumenten van een beschermde arbeidsplaats is groter dan het loon van de arbeider wiens job gespaard blijft.” En ze besluit: “Een overeenkomst zoals de WHO is in essentie een oefening in – eerder dan afstand nemen van – nationale soevereiniteit.” En ook Moore weet het treffend te verwoorden: “Hoe kan de afwezigheid van regels de mondialisering beter verteerbaar maken? Waar blijf je dan met de kleine man?”

otto lambsdorff

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content