“Duitsland was het grootste belastingparadijs van Europa”

De strijd om de belastingparadijzen verzwakt de eerste minister van Luxemburg. Jean-Claude Juncker ligt onder Duits en Frans vuur. Zijn tegenoffensief klinkt vastberaden.

De voorzitter van de Eurogroep – de informele vergadering van de grote schatkistbewaarders van de eurozone – zou, na de verkiezingen van juni zijn zitje wel eens kunnen opgeven. De huidige eerste minister en minister van Financiën, Jean-Claude Juncker, ziet zijn positie verzwakt door de strijd over de belastingparadijzen. Sinds de publicatie van de intussen beruchte ‘grijze lijst van de fiscale paradijzen’ van de OESO ligt Luxemburg in de clinch met Frankrijk en Duitsland. De verzwakking kan Juncker zijn ministerspost kosten en dus tegelijk zijn functie als hoofd van de ministers van Financiën van de EU, die hem nochtans in september voor de derde keer verkozen hebben.

Jarenlang was u de lieveling van Europa. Nu zijn er mensen in Brussel, Parijs en Berlijn die u beschouwen als de leider van een belastingparadijs. Wat is er gebeurd?

JEAN-CLAUDE JUNCKER. “Sommige van mijn collega’s zeggen vandaag één ding en morgen iets anders. Ze respecteren de overeenkomsten niet. En sommigen slaan daarbij een toon aan die bepaald onaangenaam is.”

Bijvoorbeeld?

JUNCKER. “Bijvoorbeeld? Wij Luxemburgers kunnen het helemaal niet appreciëren dat iemand als Franz Müntefering, de voorzitter van de Duitse sociaaldemocraten, langs zijn neus weg verklaart – en blijkbaar nog denkt dat het grappig is ook – dat men vroeger soldaten stuurde om de problemen op te lossen van het soort dat Duitsland nu met ons heeft. Dat vinden wij niet grappig. We werden al eens bezet en we hebben geleden onder de Duitse bezetting. Godzijdank gebruiken we geen troepen meer om onze problemen op te lossen.”

U hebt gelijk, dat was helemaal niet grappig.

JUNCKER. “Het is evenmin een pretje om te horen dat de Duitse minister van Financiën – die blijkbaar meer weet van Karl May dan van Karl Marx – zijn toevlucht neemt tot beeldspraak uit het wilde Westen als hij het over dit conflict heeft. Wij spreken in zulke termen niet over de Duitsers en de Duitsers hebben geen enkel recht om zo over de Luxemburgers te praten.”

Net als België en Oostenrijk weigert Luxemburg om te doen wat alle andere landen van de EU als vanzelfsprekend beschouwen: het bedrag van de intresten die door buitenlanders in Luxemburg geïnd worden meedelen aan de belastingdiensten van hun respectieve landen.

JUNCKER. “Ogenblikje! België, Luxemburg en Oostenrijk hebben zich bereid verklaard de belastingnormen van de OESO inzake de ‘uitwisseling van inlichtingen op aanvraag’ na te komen. Met andere woorden, als een Duits belastingkantoor vragen heeft over de fiscale inlichtingen die door een belastingplichtige gegeven worden en ons om hulp vraagt, kan het alle inlichtingen krijgen die het wil. Nadat wij ons daartoe geëngageerd hadden, zijn de staatshoofden en regeringsleiders van de EU het er op de top in maart over eens geworden om geen van de drie landen op een lijst van belastingparadijzen te plaatsen. Dat staat in het persbericht. Maar enkele dagen later gebeurde dat toch.”

In Londen, op de top van de G20, die de twintig machtigste industrielanden van de wereld groepeert…

JUNCKER. “Waar kleine landjes zoals wij uiteraard niet vertegenwoordigd waren. Precies de tegenovergestelde houding werd aangenomen. We werden op een lijst geplaatst van landen die aan de kaak moeten gesteld worden. Wat mij betreft, is dat een schandalige manier van doen.”

Bent u ontgoocheld in de Duitse kanselier Angela Merkel en de Franse president Nicolas Sarkozy?

JUNCKER. “Ik ben ontgoocheld in alle EU-leiders die eerst in Brussel hun woord gaven, om het vervolgens in Londen niet te houden.”

En nu?

JUNCKER. “We zullen in de Europese Unie eens ernstig moeten praten over de betrouwbaarheid van de collectieve resoluties. Wat er gebeurd is, is hoe dan ook onaanvaardbaar.”

Maar wie kritiek op u levert, doet inspanningen om fiscale fraude in het buitenland te bestrijden. Wat is er onaanvaardbaar aan het meedelen van de bedragen van intresten die uitbetaald worden?

JUNCKER. “Daar is niets onaanvaardbaars aan. Maar in 2003 zijn we in Europa een regel overeengekomen over de heffingen op interesten. Volgens die regel heffen de drie landen die nu in de ban gedaan worden een bronbelasting op de intresten die uitbetaald worden aan particulieren die in een andere lidstaat van de EU wonen. Vervolgens storten ze het grootste deel van die inhouding door aan de lidstaat waar die particulieren fiscaal gehuisvest zijn. De andere EU-landen houden het bij een uitwisseling van informatie.”

Die sturen dus over het algemeen alle intreststaten door, ook als hun dat niet gevraagd wordt?

JUNCKER. “Inderdaad. Maar wij willen van dat systeem niet weten omdat we vinden dat het ongelooflijk bureaucratisch is. Wij betwijfelen bovendien of die oplossing meer inkomen bezorgt aan de nationale schatkisten dan onze bronheffing.”

Dat heeft verdacht veel weg van een drogreden om Luxemburg aantrekkelijk te maken voor belastingfraudeurs. Vertelt u ons nu eens duidelijk of u vindt dat de meerwaarden op dezelfde manier moeten belast worden als bijvoorbeeld de salarissen en lonen – zelfs in een financieel centrum als Luxemburg.

JUNCKER. “Uiteraard. De eigenaars van kapitaal moeten op exact dezelfde wijze belast worden als de werkgevers en de loontrekkenden. Ik wens natuurlijk niet dat Oostenrijk of Luxemburg zich verrijken door belastingfraudeurs aan te trekken ten koste van hun buurlanden. Wie heeft in de jaren tachtig en negentig geprotesteerd tegen de schreeuwerige reclame van de Duitse publieke banken, die toen gebruikmaakten van hun Luxemburgse vestigingen om klanten aan te trekken? Ik heb dat gedaan! De regeringen van de bondsstaten die voor die banken verantwoordelijk waren, deden echter weinig om die praktijk een halt toe te roepen. Er was in Duitsland ook geen verontwaardiging te horen over het feit dat Fransen, Italianen en Belgen – van wie er geen enkele in Duitsland woonde – hoegenaamd geen belasting moesten betalen op de intresten die ze ontvingen op bankrekeningen die ze aan de overkant van de Rijn aanhielden. En dat bleef zo tot juli 2005. Het maakte van Duitsland tot 2005 het grootste belastingparadijs van Europa.”

Dat is ondertussen verleden tijd. Vandaag hebben we het over de laatste toevluchtsoorden waar fraudeurs zich nog kunnen terugtrekken.

JUNCKER. “Toevluchtsoorden, vandaag? Ik zou u er zeker een paar kunnen noemen. Ik heb in principe niets tegen nieuwe onderhandelingen over de belasting van intresten. Maar dan wil ik wel dat de regels voor iedereen op dezelfde wijze gelden, zowel materieel als geografisch.”

Wat bedoelt u daarmee?

JUNCKER. “Daarmee wil ik zeggen dat daarin ook de bedrijfsstichtingen, bijvoorbeeld, evenals de enorme Britse trusts moeten worden inbegrepen. En uiteraard moeten ook de grootste fortuinen ter wereld, die de Britse regering resoluut naar Londen aantrekt, waar ze slechts minimaal belast worden, onderworpen worden aan een gepaste reglementering. Maar neen, de enige fraudeur waarover wordt gesproken, is die slager uit Keulen die een rekening heeft in Luxemburg of Wenen en zijn Luxemburgse of Oostenrijke intresten niet aangeeft aan de Duitse fiscus. Maar wie verwijst er naar de belastingparadijzen voor de multimiljardairs uit onze landen, die hun inkomen kunnen verstoppen in Londen? Daarover zult u in Berlijn of Parijs, en zeker niet in Brussel, niemand horen reppen. Maar ik ben van oordeel dat ook zij moeten betalen.” (T)

Door Hans-Jürgen Schlam; Copyright: Der Spiegel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content