Drie kernvragen voor topmanagers

Als 2004 het jaar van het economisch herstel wordt, krijgt het management heel andere uitdagingen dan een paar jaar geleden. De topmanagers moeten het antwoord vinden op drie kernvragen.

De auteur is managing director bij McKinsey.

Tijdens een recessie weten de meeste ondernemingen wat hen te doen staat: de kosten drukken. Maar tijdens een economisch herstel moeten de ongetrainde spieren in een bedrijf opnieuw soepel gemaakt worden. Een goede voorbereiding voor de raad van bestuur en de topmanagers is alvast een antwoord te zoeken op de volgende drie kernvragen: wat is succes, hoe koesteren we talent en welke rol hebben ondernemingen in de maatschappij?

1. Wat is succes?

In de jaren tachtig en negentig leidden de abstracte theorie, de overnameboom en het activisme van de aandeelhouders tot het beklemtonen van het aandeelhoudersbelang. Al te vaak werd dat belang gemeten via het enge prisma van kortetermijnbewegingen in de prijs van het aandeel. Die ontwikkeling roept verontrustende vragen op.

Eerst en vooral luidt de vraag of managementteams beloond of gestraft kunnen worden voor iets waarover ze tamelijk weinig controle hebben. Onderzoek toont aan dat de vrije relatie tussen de fundamentele economische prestatie van een onderneming en de aandelenprijs op korte termijn de beste is. Factoren waarover het management geen controle heeft, zoals de stemming van de investeerder en de marktomstandigheden, kunnen een grote impact hebben op de prijs van de aandelen.

Bovendien dringt zich de vraag op of de definitie van succes niet meer dimensies moet bevatten. Het management zou beoordeeld moeten worden op de elementen waarover het controle kan uitoefenen (de economische prestatie en de institutionele sterkte). Er moet rekening gehouden worden met de totale waarde van de onderneming op lange termijn. Een evenwichtiger inzicht in het succes – en de tijd waarover het gemeten moet worden – komt uiteindelijk de aandeelhouders (en de maatschappij) ten goede. Zo worden immers innovatie en gezonde groei aangemoedigd.

2. Hoe kunnen we talent koesteren?

Wanneer de economie opleeft, is er in de meeste bedrijven geen gebrek aan kapitaal, maar wel aan talent. In de jaren negentig dachten vele managementteams dat ze de strijd voor talent konden winnen door hun werknemers te bedelven onder aandelenopties en bonussen, en door ze ‘s vrijdags in jeans op kantoor te laten verschijnen. Tijdens de recessie werd abrupt overgeschakeld van “we belonen talent” naar “u bent een kostenpost die geschrapt kan worden”. De aandelen gingen in rook op, de bonussen werden afgeschaft en plots kwamen er periodes van (tijdelijke) werkloosheid. Zo werd het sociale weefsel aan flarden gescheurd en de werknemers bleven met een kater achter. De ondernemingen zullen opnieuw het vertrouwen van de werknemers moeten winnen en er zal een nieuw pact tussen hen gesloten moeten worden.

De werknemers snappen dat het weinig waarschijnlijk is dat ze een job voor het leven hebben, zoals hun ouders, maar de managers moeten ook begrijpen dat de noden van hun meest gegeerde werknemers eveneens evolueren. Zoals altijd, is geld belangrijk. Maar de mensen zoeken ook steeds meer zingeving, sociale aansluiting en identiteit in hun werk.

3. Welke rol hebben bedrijven in de maatschappij?

Tijdens de jaren negentig werd het bedrijfsleven niet alleen aangezien als een bron die welvaart teweegbracht, maar tevens als de motor achter de groei en het creëren van jobs in de hele wereld – een positieve kracht. Samen met de beurscrash kwamen de schandalen, het verzet en de afbrokkeling van het geloof in de zakenwereld. De druk komt niet alleen van heftig protesterende individuen, maar ook van de pers, politici en goed georganiseerde niet-gouvernementele organisaties.

De markteconomie hangt af van de integriteit om te functioneren. De ondernemingen zouden de normen en waarden van de gemeenschappen waarin ze werken moeten aanhangen, zoals de grote meerderheid van de bedrijven doet. De wil om te groeien, moet stroken met milieuzorg en andere maatschappelijke bekommernissen. De bedrijfsleiders zouden meer vertrouwen moeten hebben in hun morele positie van scheppers van rijkdom, kansen en stijgende levensstandaarden. Ze moeten werken aan het vertrouwen tussen hun organisatie en de gemeenschap.

Ian Davis

Wanneer

de economie opleeft, is er

in de meeste bedrijven

geen gebrek

aan kapitaal, maar wel

aan talent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content