Dividenden in de pijplijn

De schalierevolutie in de Verenigde Staten is niet alleen goed nieuws voor de Amerikaanse energiesector en het handelstekort, ook voor de pijplijnmaatschappijen breken mooie tijden aan. Bovendien keren ze royale dividenden uit.

In de Verenigde Staten is een energierevolutie op gang gekomen. Als reactie op de hoge olie- en aardgasprijzen heeft het land nieuwe technieken ontwikkeld, zoals het hydraulisch kraken (‘fracken’) van schalielagen, om aardgas en olie uit rotslagen te winnen. Schaliegas en -olie zijn overal ter wereld te vinden, maar de schalielagen in de Verenigde Staten zijn gemakkelijker te ontginnen dan bijvoorbeeld die in Frankrijk of China.

De snelle stijging van de aardgasproductie heeft de gasprijs in de Verenigde Staten doen dalen van een piek van meer dan 13 dollar in 2008 naar 4 dollar per miljoen British thermal units (mBTU). Ter vergelijking: in Japan kost lng — vloeibaar aardgas dat is gekoeld tot -160 graden Celsius – 15 dollar per mBTU. Het is dan ook niet verwonderlijk dat heel wat projecten in de steigers staan om Amerikaans vloeibaar aardgas te exporteren naar het buitenland. Onlangs heeft de regering-Obama een exportvergunning toegekend aan het Freeport LNG-project in Texas. 26 andere geplande lng-installaties wachten op goedkeuring.

Belangrijke olieproducent

De schalierevolutie heeft van de Verenigde Staten ook een belangrijke olieproducent gemaakt. De Amerikaanse olieproductie bleef jarenlang steken op 5 miljoen vaten per dag. Vandaag bedraagt die 7 miljoen vaten per dag, tegen eind volgend jaar zou de productie stijgen naar 8,5 miljoen vaten. In 2017 zouden de Verenigde Staten Saoedi-Arabië en Rusland voorbijsteken als grootste olieproducent ter wereld. Tegelijk heeft nieuwe regulering ervoor gezorgd dat het Amerikaanse olieverbruik is gedaald. De piek in het olieverbruik dateert al van 2004 (20,7 miljoen vaten per dag).

Dankzij de hogere olieproductie hoefden de Verenigde Staten vorig jaar maar 40 procent van hun verbruik te importeren, tegenover nog 60 procent in 2005. In 2014 zou de import nog verder afnemen tot 30 procent. Saoedi-Arabië — voorlopig nog de grootste olieproducent ter wereld — verscheept daardoor 70 procent van zijn olie naar het Verre Oosten. Vroeger was het Westen de belangrijkste afnemer.

Competitief voordeel

De energierevolutie vermindert niet alleen de Amerikaanse afhankelijkheid van buitenlandse olie, ze dringt ook het grote handelstekort van de Verenigde Staten terug. Bovendien heeft ze geleid tot een opleving van de industrie. Vooral in de Amerikaanse chemische industrie zijn heel wat investeringen gepland, zowel om de bestaande capaciteit uit te breiden als om nieuwe productiesites te ontwikkelen. In de Verenigde Staten gebruikt de chemiesector vooral ethaan als basisgrondstof, dat wordt gewonnen uit aardgas. De buitenlandse concurrenten gebruiken hoofdzakelijk nafta, dat wordt gewonnen uit aardolie.

Het spotgoedkope aardgas heeft de Amerikaanse chemiesector dus een belangrijk competitief voordeel bezorgd. De lagere energiekosten stimuleren ook investeringen in de energie-intensieve staal- en aluminiumsector. De verhuizing van productiebanen naar het buitenland lijkt gestopt. In een rapport uit 2011 schatten de consultants van PwC dat de Amerikaanse industrie jaarlijks 11 miljard dollar kan besparen op zijn energiekosten. Tegen 2025 zouden er in het land 1 miljoen industriële banen bij komen.

Master limited partnerships

De energierevolutie heeft ook een grote impact op de Amerikaanse pijplijnmaatschappijen. Vroeger kwamen olie en aardgas via tankers uit het buitenland in de Amerikaanse havens aan, waar de raffinaderijen zijn gevestigd. De geraffineerde producten werden daarna via pijplijnen naar alle hoeken van het land versluisd. Door de ontginning van schaliegas en -olie wordt dat transport een tweerichtingsverkeer. De pijplijnmaatschappijen sturen nu eerst schaliegas en -olie naar de raffinaderijen aan de kust en versassen de geraffineerde producten daarna naar de consumenten. Zo wordt hun zakenmodel heel wat winstgevender dan vroeger. Bovendien worden die maatschappijen vergoed op basis van de hoeveelheid product die door hun pijplijnen gaat, en niet op basis van de prijs van dat product. Dat betekent dat ze minder gevoelig zijn aan de fluctuerende olie- en gasprijzen.

De meeste pijplijnmaatschappijen in de Verenigde Staten zijn master limited partnerships (MLP’s). Dat zijn fiscaal interessante vennootschappen die bijna geen vennootschapsbelasting betalen. In ruil daarvoor moeten ze minstens 90 procent van hun winsten uitkeren aan hun aandeelhouders. We stellen enkele van de belangrijkste maatschappijen voor (zie kader Drie pijplijnreuzen).

MATHIAS NUTTIN

In 2017 zouden de Verenigde Staten Saoedi-Arabië en Rusland voorbijsteken als grootste olieproducent ter wereld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content