DIT IS PERVERSE SOLIDARITEIT

De voorbije dagen zaaide een aantal partijen nogal wat twijfel in het kiesdebat over de ‘absolute prioriteit’ die CD&V heeft om na 10 juni de Belgische staat te hertimmeren. Critici bestempelen die reorganisatie als een taboe, omdat ze de solidariteit tussen de regio’s zou aanvreten. Zij dwalen. De solidariteit die nu heerst, is pervers en dat is de kern van het probleem.

Consumptiefederalisme heet de kwaal. Elk jaar krijgen de regeringen van de Vlaamse, Waalse en Brusselse regio een vette cheque van de federale premier en die mogen ze dan opsouperen. Er zijn wel afspraakjes gemaakt dat ze het niet te bont mogen maken. De deelstaten moeten hun duit in het zakje doen om de federale begroting in evenwicht te houden. Maar in de praktijk werkt dit niet.

De federale premier hangt af van de goodwill van de deelstaten om met zijn strak budget net (niet) rond te komen en de Vlaamse ‘primus inter pares’ waant zich de koning te rijk. O ja, de federale regering kan belastingen innen, maar dat is een risico. Die inkomsten kunnen flink tegenvallen door een zwakkere conjunctuur. ‘Leterme & co’ of ‘Di Rupo & co’ krijgen zelf niet de fiscale weerbots van een onverantwoord beleid. Zij kunnen erop gokken dat het manna bij financiële moeilijkheden uit de federale hemel blijft vallen.

Elke politicus in de Wetstraat heeft de mond vol over goed bestuur, maar er is slecht één remedie om dat in het Belgische staatshuishouden te bereiken: meer fiscale discipline tussen de overheden onderling. Dit blad schreef het een jaar geleden: België heeft een eigen stabiliteitspact nodig. Dit standpunt wordt nu bijgetreden door drie economen in een gezamenlijke studie (*).

Eigen fiscaliteit is het mechanisme bij uitstek voor meer discipline die moet leiden naar deugdelijk bestuur, zo luidt hun en onze analyse. Tegenover het recht van de deelstaten op geld om hun bevoegdheden uit te oefenen, staat de plicht tot eigen belastingheffing. Die fiscale ontvangsten zijn een rem of sanctie voor wie zich niet aan de afspraken houdt, en een bonus voor wie extra bespaart.

Hoe moet dit plaatje er dan praktisch uitzien? Het principe is eenvoudig: Vlaanderen, Brussel en Wallonië krijgen tariefbevoegdheid op het vlak van personen- en vennootschapsbelasting, terwijl de federale overheid de bevoegdheid voor het bepalen van de belastbare basis behoudt. Nu is het perverse neveneffect dat de Waalse en Brusselse gewestelijke overheden in een armoedeval gekneld zitten: eigenlijk hebben zij er geen belang bij over eigen (en dus minder) fiscale middelen te beschikken.

Het huidige systeem bestendigt een vicieuze cirkel. Wallonië en Brussel blijven verslaafd aan de dotatiefinanciering – gespijsd door de Vlaamse ‘solidariteit’ – omdat hun te lage economische activiteit een te lage belastingcapaciteit genereert. Het federale manna vergt minder inspanning. Zij kunnen die afhankelijkheid slechts doorbreken door hun eigen economische motor aan te zwengelen, met de fiscale autonomie als ontsteking.

De twijfelachtige solidariteit waarop het huidige Belgische bestel steunt, zal de deelstaten nog verder uit elkaar drijven en de federatie als een kaartenhuisje uit elkaar doen vallen, zo argumenteren de drie economen. Belastingen die tot het federale speelterrein blijven behoren, zijn nefast. Want precies die houden de geldstromen van Noord naar Zuid in stand.

Een eigen fiscaal beleid kan de Vlaamse regering ook de mogelijkheid geven voor een faire belasting met een aantal beperkte korven voor aftrekposten. Begrijpelijk en transparant voor iedereen. Tot slot nog één ding: is het u ook opgevallen dat in deze tekst nergens het woordje ‘splitsing’ voorkwam? Dit is hier niet aan de orde, want zelfs bij meer fiscale autonomie op regionaal vlak kan een federaal beleidsniveau zijn rol vertolken.

Dezelfde redenering gaat op voor de regionalisering van de arbeidsmarkt. Enkele dagen geleden liet ACV-voorzitter Luc Cortebeeck een ballonnetje op voor ‘trekkingsrechten’ die de regio’s uit de federale werklozenpot zouden krijgen. Een piste om voort te verkennen, al was het maar omdat hij daarmee te kennen geeft dat afzonderlijke regionale accenten met geld van de werkloosheidsuitkeringen geen taboe hoeven te zijn.

Idem dito voor de regionalisering van de gezondheidsmarkt. Waarom niet de federale overheid de mogelijkheid geven om het budget voor curatieve gezondheidszorg over de regio’s te verdelen, en de regio’s het beslissingsrecht om met dat budget om te gaan? Een volgende regering kan wel degelijk werk maken van een verdere staatshervorming, zonder dat er politieke mirakels moeten worden verricht.

(*) De auteurs zijn Koen Algoed, van de Vlekho Business School, en Dirk Heremans en Theo Peeters van de KU Leuven (www.econ.kuleuven.be/ces).

piet depuydt hoofdredacteur

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content