“Deze crisis is een gezonde krimp”

“Veel bankiers oefenen het beroep niet meer uit, wel de job van bankier. Een kortstondige activiteit waarmee je heel veel geld kunt verdienen.” De woorden van Bert Heemskerk van Rabobank. Een van de markantste bankiers van Europa. Hij is 66 en gooit zijn kap over de haag.

Bert Heemskerk gaat met pensioen. Iedereen wil hem interviewen. Hij is dan ook een buitenbeentje. De éminence grise van het Nederlandse bankwezen studeerde filosofie en theologie in Frankrijk en Duitsland, en wilde eigenlijk jezuïet worden. Maar het celibaat leek hem geen aantrekkelijk vooruitzicht, en jezuïeten zijn rigoureus en hard, ontdekte hij. “Je moet als jezuïet na zes jaar opleiding een jaar schrobben, niets meer dan nederig schrobben. Ik ben wel nederig, maar een jaar schrobben…”

Hij ging in het bankwezen en zou er 40 jaar blijven. “In 1969 begon ik bij de Amro Bank in Rotterdam omdat ik dat kon combineren met mijn avondstudies economie.” Later volgde Van Lanschot Bankiers en sinds 2003 is hij de directievoorzitter van Rabobank, de grootste bank van Nederland en een van de laatste met een AAA-status.

Een bank die uitzonderlijk goed standhield in de kredietcrisis ook. Toen Fortis en ING eind vorig jaar in zwaar weer kwamen, en er sprake was van klanten die overliepen naar de concurrentie, zei Heemskerk luid en duidelijk: ‘Het geld stroomt toe bij ons’. Dat werd hem bijzonder kwalijk genomen door zijn collega’s. Maar dat deert hem niet. “Ik ga zaken niet verzwijgen omdat ze anderen niet goed uitkomen.”

Zes jaar Heemskerk bij Rabobank is ook zes jaar controversiële uitspraken. Over hedgefunds: ‘Hyena’s zijn het’. Over toplonen: ‘Ik snap niet dat al die raden van bestuur, die idiote remuneraties hebben goedgekeurd, niet ontslagen zijn’. Over bureaucratie: ‘Regels vinden we heerlijk in Nederland. En ze controleren vinden we nog leuker. ‘ Over het kapitalisme van de voorbije tien jaar: ‘Schaamteloos. Pure zelfverrijking.’

Een ‘boerenleenbank’

We zitten samen met Heemskerk in de middenhal op de vijfde verdieping van het hoofdkantoor van Rabobank in Utrecht. Daar geeft hij zijn beste interviews. Als zijn stalen heup steun vindt in de kuipvormige zetels en hij zijn basstem kan laten weergalmen door de gang. Op een heldere manier analyseert hij de financiële crisis en verklaart hij het succes van het coöperatieve Rabo-model.

“Deze bank gaat in eerste instantie voor klantwaarde en haar maatschappelijke rol. Wat een klant interesseert? Dat een bank solide en veilig is, dat zij goed voor je spaargeld zorgt en je voldoende kredieten verstrekt. Dat was lange tijd niet modieus, maar dat komt vandaag terug. Toen ik 40 jaar geleden begon in de banksector las je niet in handboeken dat banken een zo hoog mogelijke winst per aandeel moesten nastreven. Terecht, want eigenlijk is dat strijdig met verstandig bankierschap. Er zijn niet zoveel manieren om de winst te verhogen als je al een marge van 20 tot 25 procent draait.”

Bij Rabobank liggen de rendementseisen lager. 10 procent rendement op eigen vermogen en 10 procent winstgroei per jaar is oké voor de leden-coöperanten. Dat gaat voor een deel terug op de oorsprong van de Rabobank, een ‘boerenleenbank’ die de Nederlandse boeren leningen moest verstrekken. Dat coöperatief model is de bank trouw gebleven. Vandaag bestaat de bank eigenlijk uit 153 zelfstandige coöperaties die elk een eigen bankvergunning bezitten. Alle klanten kunnen lid worden. Eind 2008 telde de bank 1,7 miljoen leden op een totaal van 9 miljoen klanten.

“Onze leden eisen geen superrendement. Ze vragen dat de bank lean and mean is en dat ze de meest professionele producten aanbiedt. Als dat goed is, heb je aan je basistaak voldaan. Natuurlijk maak je liefst ook wat winst. Winst is noodzakelijk voor het voortbestaan van de bank, maar het is niet de doelstelling van de business.”

Bankieren doe je dus niet for profit, vindt Heemskerk. “Ben ik daarom een atypische bankier? Ik weet het niet. Het grote verschil met andere grote banken is natuurlijk toch dat Rabobank niet beursgenoteerd is. In België heb je ook banken met een coöperatieve onderstructuur, zoals KBC en Dexia, maar ze zijn wel allemaal beursgenoteerd. Die banken ontkwamen niet aan de tijdsgeest die oplegde dat je als bank prioritair moest ijveren voor de creatie van aandeelhouderswaarde, zeg maar winstgroei.”

Unfaire fair value

Rabobank was een van de eerste banken die concreet bekendmaakte hoeveel de kredietcrisis het bedrijf ging kosten. “Ik kreeg daar zelfs kritiek voor: ‘Meneer Heemskerk, dat zijn Rabo-onwaardig hoge bedragen, dat kan toch niet? We zien dat niet bij uw concurrenten’. Maar de verliezen waren er daar ook, alleen stonden ze op pagina 64 van een bijlage. Kijk, voor mij was het gemakkelijk om mijn verliezen op tafel te leggen. Ik hoefde niet bevreesd te zijn voor de reactie van de beurs. Ik vermoed dat de topmensen van de beursgenoteerde banken te lang verwacht en gehoopt hebben dat de waarde van hun kredietportefeuille zou verbeteren.”

Voor het shareholdersvaluedenken van de beurs heeft Heemskerk weinig begrip. Hij noemt het nefast, zeker voor een bank. “Aandeelhouders hebben maar één belang: dat hun aandeel morgen meer waard is. Rabo heeft de luxe dat het kan investeren zonder zich druk te moeten maken in dit winstbejag op korte termijn. Beursbeleggers zijn vandaag rücksichtslos, de verbondenheid is weg.”

Heemskerk verwijst naar KBC waar “enkele zeer wispelturige aandeelhouders de koers als een jojo op en neer stuurden. Men zegt dat de beurs altijd een fair value weerspiegelt. Maar in extreme omstandigheden kan een fair value ongelooflijk unfair zijn. In zo’n omstandigheden is de beurskoers niet representatief voor de waarde van een bank. Maar de markt denkt er wel zo over.”

Daarom vindt hij ook dat de bankiers onterecht met de vinger gewezen worden. Niet zij dragen de schuld voor het uitbreken van de financiële crisis – of toch niet zij alleen. “Deze crisis hebben we met zijn allen veroorzaakt. Met zijn allen wilden we hogere prijzen, hogere koersen en een hoger rendement. Daardoor is het economisch systeem geïmplodeerd. En de bankiers zijn diegene die het mogelijk gemaakt hebben, dat geef ik grif toe, maar ze hebben de prijs- en omzetstijgingen niet veroorzaakt.”

Hoe hebben ze het mogelijk gemaakt? “Door te effectiseren”, weet Heemskerk, “Zonder effectisering was de consumptie- en investeringsbubbel van de voorbije jaren nooit mogelijk geworden. Door leningen te herverpakken en het risico door te verkopen, konden de banken meer kredieten verkopen. Tja, zo zijn bankiers nu eenmaal.”

Naar een redelijke groei

Heemskerk gaat ervan uit dat de kredietcrisis nog wel even voortduurt. “De tekenen van de jongste maanden dat het een stuk beter zou gaan, zou ik maar met een flinke korrel zout nemen. We weten allemaal dat de positie van de ondernemingen overal ter wereld verslechtert. De prijzen dalen, de omzet staat onder de druk, dat leidt ertoe dat de banken meer voorzieningen moeten nemen op hun kredietportefeuille. We staan eigenlijk nog maar aan het begin van dat proces. Dat krijgen we straks nog over ons heen.”

Rabobank heeft zijn provisies opgetrokken tot 1,2 miljard en zijn kapitaal versterkt door de looptijd van een achtergestelde lening te verlengen. “We willen op die manier onze positie in de kredietverlening consolideren”, verklaart Heemskerk. “Want heel veel mensen kloppen bij ons aan voor een krediet. Er is wereldwijd gewoon een tekort aan kapitaal om de kredietvraag bij te houden.”

Heel de markt van de geëffectiseerde leningen is inderdaad weg, de schaduwbanken zijn verdwenen. Banken moeten vandaag, zoals in het verleden, puur op basis van hun spaardeposito’s en binnen het kader van verstrengde kapitaalratio’s de normale kredietvraag beantwoorden. Ze kunnen geen andere bronnen meer aanboren.

“Noodzakelijkerwijs leidt dat tot een krimp van de economie”, beseft Heemskerk. “En dat is wat we vandaag meemaken. We moeten gewoon terug naar een lager resetniveau van waaruit we dan weer kunnen aanknopen met groei, maar dan wel een redelijkere en meer duurzame groei.”

“Het goede nieuws is dat we al een hele weg afgelegd hebben en dat de prijzen en de bedrijfsomzetten al een flink stuk naar beneden gekomen zijn. We komen dus dichter bij het evenwichtsniveau tussen het potentieel van en de vraag naar internationale kredietverlening. Maar ik denk niet dat we er al zijn. Ik vrees dat de werkloosheid in landen als België en Nederland nog verder oploopt.”

“Als we door dit proces komen, kun je wel spreken van een gezonde krimp”, meent Heemskerk. Een gezonde krimp? Ga dat maar eens vertellen aan de honderdduizenden die in Europa hun job verliezen. “Natuurlijk is dat verschrikkelijk. Maar het is de keerzijde van de extreme stijgingen van de voorbije jaren. Een jaar geleden vonden wij in Nederland niet meer voldoende mensen om voor ons te komen werken. We zaten op een werkloosheidscijfer dat te laag was voor een zich normaal ontwikkelende economie. En daarvoor betalen we nu met zijn allen de rekening. Maar één ding is zeker: we moeten die rekening betalen.”

Crisis pijnloos voor consument

Heemskerk is ervan overtuigd dat de economische achteruitgang die we meemaken onvermijdelijk en zelfs heilzaam is. “De groei van het bnp zoals we dat de voorbije jaren gekend hebben, ieder jaar plus 3, plus 4 procent, dat was eigenlijk niet realistisch. En het heeft ons niets substantieels opgeleverd. Want die groei heeft niet geleid tot meer welvaart. In 2000 hadden we dezelfde auto’s, stoelen en kantoren als nu. Er zijn vooral veel meer luxegoederen gecreëerd en meer variëteiten van steeds hetzelfde. Meer automodellen, meer kleding, meer soorten parfums, weet ik veel.”

“Daarom zie je deze crisis ook niet op de straat. Er was gewoon van alles een beetje te veel.” Eigenlijk is Heemskerks boodschap: we hebben de voorbije jaren boven onze stand geleefd, we zullen inderdaad wat aan luxe en comfort moeten inboeten, maar voor de economie kan het heilzaam zijn en voor de consument misschien zelfs pijnloos. “Als we terugvallen op de levensstandaard van pakweg 2004, moeten we daar om malen? Toen hadden we het toch ook prima?”

Maar intussen moet de overheid wel miljarden in het financiële systeem pompen opdat de economische activiteit niet stilvalt. Moeten we niet vrezen voor een opstoot van inflatie? “Zolang de overheid geld pompt in een gat dat leeg is, is er geen gevaar voor inflatie. De overheid heeft misschien iets gered wat omviel, zoals de grote banken, maar ze heeft niets beter gemaakt en ze heeft de economie zeker geen consumptie- of investeringsimpuls gegeven.”

De overheid moet zich er wel voor hoeden om nu ook ineens hele takken van de industrie te ondersteunen, vindt Heemskerk. “Het zou onverstandig zijn om ook de ondernemingen de hand boven het hoofd te houden. Ik begrijp dat de overheid systeembepalende industrieën, zoals de automobielsector in de VS en in bepaalde landen van West-Europa, denkt te moeten redden, maar al de rest? Daar moet gewoon de lucht uit.”

Leren, werken, tucht

Sterke taal voor een theoloog, een overtuigd christen en een gelovige man die af en toe tot God bidt. “Als zakenman kan ik best hard zijn.”

Heemskerk werd in 1943 officieel geboren als Hubertus Heemkerk. Hij groeide op in een katholiek gezin in Noordwijkerhout, de Nederlandse Bollenstreek, halfweg tussen Den Haag en Amsterdam. Hij studeerde theologie in Frankfurt en filosofie in Parijs op het moment dat het existentialisme van Sartre daar hoogtij vierde. Maar dat sprak hem maar matig aan. “Ik dacht vrij Duits: leren, werken, tucht. Dus niet fierefluiten, maar iets nuttigs doen”. Hij verdiepte zich verder in de theologie aan de gereputeerde Duitse universiteit van Tübingen, waar hij les kreeg van onder anderen Joseph Ratzinger, paus Benedictus XVI.

“Mijn studies hebben mij zeker geholpen in het maken van het onderscheid tussen geld verdienen en een maatschappelijke functie vervullen. Als je filosofie en theologie gestudeerd hebt, wil je toch iets doen dat er toe doet in de maatschappij. Daarom pas ik ook zo goed bij Rabo. Ik ben hier zelf de trekker geweest om activiteiten in propere technologie en duurzame energie op te zetten en te internationaliseren. We hebben ook belangrijke participaties genomen in banken in Afrika, China en Zuid-Amerika, en die ontwikkeld tot boerenbanken die microkredieten toestaan aan boeren en op die manier bijdragen tot de ontwikkeling van die landen.”

“Deze bank neemt haar maatschappelijke rol heel ernstig. ‘We zijn rentmeester van deze aarde’, dat duurzaamheidsdenken zit in deze organisatie. We hebben dit gekregen om het door te geven aan onze kinderen. Daar hoef je niet per se gelovig voor te zijn, maar het zijn wel Bijbelse beelden. Dat heeft me altijd sterk aangesproken.”

Ondernemers, bedrijfsleiders, managers, bankiers, ze kiezen vaak alleen voor het eerste: geld verdienen en winst maken. “Ja, en dat is fout. Als je een beroep uitoefent, is het omdat je je ertoe geroepen voelt. Maar veel bankiers oefenen het beroep niet meer uit, maar wel de job van bankier: een kortstondige werkzaamheidsactiviteit waarmee je heel veel geld kunt verdienen. Meepakken en wegwezen. Nou, dat is fundamenteel verkeerd. Dat kan niet de enige drijfveer van mensen zijn.”

Eigenbelang en naastenliefde

De discussie verlegt zich naar de schijnbare tegenstelling tussen het kapitalistisch gedachtegoed en het katholicisme dat naastenliefde predikt. “Als je de eerste kapitalistische gedachten van Adam Smith leest, begrijp je dat er niets mis is met eigenbelang, tenminste in goede economische tijden. Maar het kapitalisme werkt niet in slechte tijden. Kapitalisme gaat uit van een perfecte markt van vraag en aanbod, en die is er vandaag bijvoorbeeld niet. Je hebt alleen maar aanbod en geen vraag. Wat doe je dan? Laat je alles kapot gaan? Of nemen we met zijn allen onze verantwoordelijkheid tegenover elkaar op?”

Even lijkt Heemskerk terug in zijn studieboeken te duiken. “Eigenbelang, geld verdienen, verschijnt pas in de zestiende, zeventiende eeuw als economische drijfveer. Ook bij banken. Daarvoor had je de werken van barmhartigheid. Dat waren de eerste volksbanken. En de eerste grote bedrijven hebben de monniken gemaakt. Ze ontwikkelden activiteiten in de buurt van hun abdijen. Niet uit eigenbelang, maar om iets te doen voor de anderen. Mensen kwamen voor elkaar op. En vandaag denken we dat mensen alleen nog gemotiveerd kunnen worden om hard te werken door ze zoveel mogelijk geld te betalen.”

Heemskerk argumenteert dat naastenliefde eeuwen de motor van economische vooruitgang was. “Waarom zou dat vandaag niet meer kunnen? Ik denk dat de mensheid zal evolueren naar een economisch systeem dat het midden houdt tussen kapitalisme en naastenliefde. Zo kan je vermijden dat het systeem zich vergaloppeert als het goed gaat, zoals de voorbije jaren gebeurd is. Overconsumptie is voor niets nodig, het creëert alleen maar scheve verhoudingen in de wereld. Laat ons eerlijk wezen: het was niet goed, en we kunnen beter terugvallen op een gezonde economische ontwikkeling.”

Waarna hij besluit: “Een duurzame groei van 1 procent per jaar, als we daartoe kunnen komen, hebben we met zijn allen gewonnen.” Maar eerst moeten we door die krimp. (T)

Door Patrick Claerhout en Daan Killemaes/Foto’s Belga

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content