DE VRIJE GILDE

De Vlaams-Brabantse gemeente Bever telt 166 zelfstandigen tegenover 99 loontrekkenden, en spant daarmee de kroon. Het aandeel zelfstandigen in de Vlaamse werkgelegenheid zit globaal opnieuw in de lift.

Het aandeel van de zelfstandigen in de totale werkgelegenheid in Vlaanderen stijgt licht, na een daling in de jaren tachtig. Tussen 1981 en 1994 stabiliseerde hun aantal in Vlaanderen op zo’n 18 %.

Een en ander blijkt uit de nota ” Regionale en sectorale analyse van de Vlaamse werkgelegenheid“, een studie van de Serv ( Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen) in opdracht van Norbert De Batselier ( SP), voorzitter van het Vlaams Parlement.

De Serv hanteerde de meest recente gegevens van de RSZ ( Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) van 30 juni 1994. Blijkt dat Vlaanderen, op die datum, 385.350 zelfstandigen, in hoofdberoep of als helper, telde. De zelfstandige arbeid tekent daarmee voor 17,9 % van de totale werkgelegenheid in Vlaanderen.

Tegenover 1981, toen 18,4 % van de actieven in Vlaanderen zelfstandig opereerde, is dat aandeel nauwelijks gewijzigd. Toch stijgt de voorbije jaren het aantal zelfstandigen licht, nadat vorig decennium een terugloop werd genoteerd ; tot 17,3 % van de werkgelegenheid in 1990.

Geografisch bekeken, tellen Antwerpen en Gent, twee steden mét een groot regionaal draagvlak, de meeste zelfstandigen, respectievelijk 24.524 en 13.574. Op grotere afstand volgen Brugge (7708) en Kortrijk (5997). Aalst, Leuven, Sint-Niklaas, Hasselt, Oostende en Roeselare tellen elk tussen 4000 en 5000 zelfstandigen. Antwerpen (-3833), Gent (-107) en Aalst (-175) zagen hun aantal zelfstandigen dalen tussen 1981 en 1994. Leuven (+789) en vooral Brugge (+1029) kenden een groei in diezelfde periode.

In acht, kleinere, gemeenten zijn er meer zelfstandigen dan loontrekkenden. De Vlaams-Brabantse faciliteitengemeente Bever spant de kroon met 166 zelfstandigen en 99 loontrekkenden, een verhouding van 168 %. Alveringem (150 %), Kortenaken (128 %), Sint-Laureins (121 %), Vleteren (116 %), Lo-Reninge (110 %) en Herstappe (106 %) tellen ook meer zelfstandigen dan loontrekkenden. Alle acht zijn overwegend landbouwgemeenten. Nochtans neemt de zelfstandige activiteit in de landbouw af : 62.000 medio 1994 tegenover 65.000 eind 1989. Ook de zelfstandige vissers in Vlaanderen verminderen : van 809 in 1989 naar 646 in 1994.

De beoefenaars van vrije beroepen kregen er tussen 1989 en 1994 daarentegen 11.000 collega’s bij en zijn nu met 62.000. De handelaars vormen nog steeds het gros van de zelfstandigengilde : 180.000 in 1994, 24.0000 meer dan in 1989. De sector nijverheid en ambacht tenslotte telde in 1994 bijna 100.000 zelfstandigen, 4860 meer dan in ’89.

BEVER Spant de kroon wat de verhouding zelfstandigen/loontrekkenden betreft.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content