De typedwang

Het Hof van Cassatie heeft beslist: roerende inkomsten zijn roerende inkomsten en kunnen dus niet als diverse inkomsten worden belast.

Op het gebied van de inkomstenbelastingen zijn er vier categorieën van belastbare inkomsten: de onroerende, de roerende, de beroeps- en de diverse inkomsten.

Tot de onroerende inkomsten behoren, in twee woorden gezegd, de inkomsten die men verkrijgt uit onroerende goederen. Denk bijvoorbeeld aan de inkomsten uit de verpachting van gronden of de verhuur van gebouwen.

Bij de roerende inkomsten gaat het om de inkomsten uit roerende goederen, zoals aandelen, obligaties, kasbons, spaarboekjes, enzovoort.

De categorie van de beroepsinkomsten hoeft nauwelijks betoog: hier gaat het (in principe) om alle inkomsten die hun oorsprong vinden in het uitoefenen van een beroep.

Ten slotte is er de categorie van de diverse inkomsten. Daartoe behoren bijvoorbeeld de occasionele winsten of baten die buiten de uitoefening van een beroepswerkzaamheid worden behaald, de meerwaarden bij de snelle verkoop van gronden of gebouwen, enzovoort.

Deze indeling in vier onderscheiden categorieën betekent niet dat er zich geen grensoverschrijdingen kunnen voordoen.

De belangrijkste oorzaak van grensoverschrijdingen is terug te vinden in het zogenaamde scharnierartikel (art. 37 WIB 1992). Het viseert situaties waarin bijvoorbeeld roerende inkomsten voortvloeien uit kapitalen of roerende waarden die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt. Het scharnierartikel heeft tot gevolg dat de inkomsten dan niet langer als roerende inkomsten worden belast, maar wel als beroepsinkomsten.

Hetzelfde doet zich voor op het gebied van de onroerende inkomsten. Wie een gebouw verhuurt, geniet onroerende inkomsten. Maar wanneer deze verhuur past in een zelfstandige beroepswerkzaamheid, zullen de inkomsten als beroepsinkomsten belastbaar zijn.

De wetgever maakt soms ook de omgekeerde beweging. Het belangrijkste voorbeeld is dat van de auteursrechten. Beroepsmatig verworven inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten, waren tot voor kort altijd belastbaar binnen de categorie van de beroepsinkomsten. Enkele jaren geleden besliste de wetgever dat inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten, minstens tot aan een bepaald plafond, als roerende inkomsten moeten worden belast. Voor de genieters van auteursrechten is het voordeel enorm: in plaats van belasting tegen het progressief tarief van de personenbelasting, is er nog slechts belasting tegen 15 procent. Bovendien wordt ten aanzien van de inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten een zeer voordelige forfaitaire kostenaftrek toegepast. Die maakt dat de belastingdruk in het beste geval kan teruglopen tot een schamele 7,5 procent.

En dan is er nog die duistere categorie van de diverse inkomsten. De wetgever heeft daar in de loop der jaren van alles in gestopt. De opbrengsten uit occasionele winsten en baten (bijvoorbeeld de meerwaarden bij speculatieve operaties met aandelen, de meerwaarden bij de snelle verkoop van gronden of gebouwen, de meerwaarden bij de verkoop van belangrijke participaties aan sommige buitenlandse kopers, enzovoort). Ook sommige inkomsten die ten gronde een roerend karakter hebben, zijn in deze categorie ingedeeld. Denk bijvoorbeeld aan de opbrengsten uit de verhuring van jacht-, vis- en vogelvangstrechten.

Maar keren we terug naar de essentie van de zaak. Met name, naar die inkomsten waarvoor de wetgever zelf niet in een grensoverschrijding tussen de verschillende inkomstencategorieën voorziet. Neem bijvoorbeeld de inkomsten uit de niet-beroepsmatige verhuur van roerende goederen. De toepasselijke wetgeving zegt dat deze inkomsten behoren tot de categorie van de roerende inkomsten. Het gevolg is dat het tarief slechts 15 procent bedraagt.

Occasionele winsten of baten zijn daarentegen (als diverse inkomsten) belastbaar tegen 33 procent. Vandaar allicht de verleiding van sommige belastingcontroleurs om sommige roerende inkomsten als het ware te herkwalificeren in duurder belaste diverse inkomsten. Met name, wanneer zij ook beschouwd zouden kunnen worden de opbrengsten te zijn van een occasionele verrichting.

Maar het Hof van Cassatie fluit hen terug. Hetgeen de wetgever als een roerend inkomen aanmerkt moet als een roerend inkomen worden belast (arrest van 22 januari 2010).

In die zin zou men kunnen spreken van een soort typedwang. Wat de wetgever een roerend inkomen noemt, valt onder de categorie van de roerende inkomsten en wordt, behoudens de wettelijke uitzonderingen, niet anders belast. (T)

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Roerende inkomsten kunnen niet zonder meer als diverse inkomsten worden belast.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content