De terugkeer van de kartels

Herman Daems

Crisissen zijn altijd een goede voedingsbodem voor kartels. Door de terugvallende vraag en de overcapaciteit komen in veel markten de prijzen onder druk te staan. Ondernemingen zoeken naar manieren om de prijserosie te stoppen en de concurrentie af te remmen. Het wordt dan verleidelijk om een kartel op te zetten om prijsafspraken te maken. Kartels kunnen ook gebruikt worden om de markt onder de bestaande spelers te verdelen. Zo kunnen in een moeilijke markt alle ondernemingen een graantje meepikken. Sommigen denken dan ook dat in tijden van crisis kartels een steuntje in de rug kunnen bieden aan ondernemingen die het moeilijk hebben.

In goede tijden is er weinig steun voor kartels. Iedereen is het er dan over eens dat kartels verwerpelijk zijn. Europa heeft er veel aan gedaan om kartels aan banden te leggen. Dat was meer dan terecht. Zelfs als de kartelpartijen probeerden een goed beeld van zichzelf op te hangen was Europa niet te vermurwen.

In crisisperiodes is de overheid soms bereid kartels te organiseren die een bijdrage leveren aan de herstructurering van een sector. Zo werd er in de jaren zeventig en tachtig onder leiding van Steve Davignon een beleid gevoerd om de Europese staalsector te herstructureren. Dat beleid beperkte op een onverbiddelijke manier de productie bij de Europese staalbedrijven. Kortom Europa, de voorvechter van de concurrentie, organiseerde een overheidskartel.

Dat de overheid, onder het mom van een industrieel beleid, een kartel organiseerde in de staalsector was niet verrassend. Bij de staalproductie zijn er hoge vaste kosten en de kostprijs is zeer gevoelig aan het volume. Hoe meer ton, hoe minder kosten. Bovendien was de productie in bepaalde regio’s geconcentreerd en zou een harde sanering snel veel banen gekost hebben. Ook waren er middelen nodig om de bestaande productietechnologieën te vernieuwen. Daarom een zachte aanpak. Achteraf gezien misschien geen slechte keuze. Maar is zoiets voor herhaling vatbaar?

Kartels hebben veel negatieve gevolgen. Prijsafspraken hevelen koopkracht van de klanten over naar de kartelpartijen. De klant betaalt de rekening, maar de fundamentele problemen in de markt worden niet opgelost. De overcapaciteit en de inefficiëntie blijven bestaan. Kartels die de markt verdelen over de samenzweerders, zonder prijsafspraken te maken, zijn niet beter. Ook al hevelen ze schijnbaar geen koopkracht over, ze remmen wel het vernieuwingsproces af. De pijn wordt vermeden op korte termijn, maar op lange termijn gaat het economische verrottingsproces verder.

Tot nu toe heeft Europa geweigerd een nieuw industrieel beleid op te starten en initiatieven te nemen om kartels te organiseren die de overcapaciteit kunnen oplossen. Ook in de zeer geplaagde auto-industrie lijken er geen kartelplannen in de maak. Redenen liggen voor de hand. De talrijke modellen maken het moeilijk om een kartelafspraak af te dwingen en de Europese autoconstructeurs die het goed stellen hebben geen belang bij een kartel dat alleen maar dient om de noodlijdende bedrijven te redden. Alleen als bij iedereen het water aan de lippen staat, kan een kartel lukken.

In de industriële sectoren wil Europa geen kartels. Maar geldt dat ook voor de financiële sector, of kijkt men daar de andere kant op? De financiële sector is een geval apart. Enerzijds, moet de sector zo snel mogelijk zijn stabiliteit terugvinden. Anderzijds, hebben ondernemingen vandaag nood aan ruime en goedkope kredieten. Voor wat moet er gekozen worden? Het Europese en het nationale bankenbeleid is erop gericht de solvabiliteit en de liquiditeit van de banken te herstellen. Daarom moeten de risico’s voor de banken beperkt worden en moeten banken een goede vergoeding krijgen voor het risico dat ze lopen. Dat is goed voor de miljoenen spaarders en rekeninghouders die hun geld aan de banken toevertrouwd hebben. Het is ook heel goed voor de overheden die miljarden in de banken gestopt hebben, met de hoop die ooit weer te kunnen recupereren. Maar wie moet de vergoeding voor de risico’s op de leningen betalen? Diegenen die lenen natuurlijk! Daar is niets mis mee, zolang de prijsvorming voor de lening in een competitieve markt gebeurt.

Is de kredietmarkt vandaag competitief en is ze vrij van kartels? Zou het niet zinvol zijn dat eens op te volgen? Op de markt voor de grotere kredieten trekken de buitenlandse spelers zich op grote schaal terug, op de overname van Fortis na. De lokale financiers werken meestal in consortia die de grote kredieten in overleg bestuderen. De kredietvragers staan erbij, kijken ernaar en moeten aanvaarden wat hun als voorwaarden wordt opgelegd. Even vergelijken met de voorwaarden van de concurrentie is er niet meer bij, want die is er niet meer. Allemaal heel goed voor de stabiliteit van de banken, maar is dat ook nog goed om concurrentiele kredietvoorwaarden te bedingen?

Sommige economen stellen een nationalisering van het bankwezen voor. Hoe goed zal dat zijn om aan de ondernemingen kredieten te bezorgen tegen competitieve voorwaarden? Of doet dat er in de crisis niet meer toe? Voor mij is het hoog tijd om ons eens te bezinnen over de vraag of de kartels in de financiële sector terugkomen? En is dat wel een goede zaak? (T)

DE AUTEUR IS VOORZITTER VAN GIMV EN VAN DE COMMISSIE CORPORATE GOVERNANCE.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content