De tekorten van vandaag, zijn de belastingen van morgen”

“Anno 2009 is de belangrijkste uitdaging misschien wel het opnieuw installeren van een cultuur van zuinigheid”, schrijven Caroline Ven en Niko Gobbin in hun nieuwe boek ‘De welvaartsval’. Of hoe de diepe crisis ervoor zorgt dat gezonde overheidsfinanciën opnieuw een noodzakelijk ingrediënt zijn om vooruit te komen.Een voorpublicatie.

Niko Gobbin is adjunct-directeur van Ceder, de studiedienst van CD&V. Caroline Ven is sinds 2007 sociaal-economisch kabinetschef van de opeenvolgende premiers Yves Leterme, Herman Van Rompuy en nu opnieuw Yves Leterme. “Ik schreef dit boek alsof ik nog directeur van de denktank van VKW Metena was, mijn vorige job. Maar ik besef ook dat dit met mijn huidige petje op niet vanzelfsprekend is, want men kan zich afvragen waarom ik dan zelf de zaken niet allemaal verander”, zegt Caroline Ven.

Het christendemocratische duo doet in het boek een vivisectie van de Belgische welvaartsmachine. Ze analyseren welke hefbomen de machine doen draaien, welke radertjes de welvaart herverdelen, en vooral ook waar er zand in de mechaniek is gekropen. Het is nog geen autopsie geworden, maar de resem aanbevelingen hoe het beter moet is lang en wordt netjes opgelijst na elk hoofdstuk.

Veel zand is er bijvoorbeeld gekropen in de overheidsfinanciën. De analyse van Ven en Gobbin vertrekt van de vaststelling dat we in de nasleep zitten van een decennium begrotingen die onder de noemer the sky has no limit vallen. Dalende rentelasten werden omgezet in belastingverlagingen en structurele uitgaven. “Sinds 2000 werd een aantal structurele uitgavenmechanismen ingeschreven in de wet. De groei van de overdrachten werd op die manier geïnstitutionaliseerd”, schrijven de auteurs. Ze wijzen naar de welvaartsaanpassing van de sociale uitkeringen, de wettelijke groeinorm in de gezondheidszorg en het engagement om 0,7 procent van het bbp te besteden aan ontwikkelingshulp. Het resultaat is dat de federale overheid heel wat extra middelen moet reserveren om deze wetten te respecteren. Voor alles wat niet wettelijk is vastgelegd, is het bang afwachten of er nog budget overblijft.

Het is tegen deze achtergrond dat het volgende uittreksel uit het hoofdstuk met de veelzeggende titel ‘De bodem van de schatkist’ zich afspeelt. De vergrijzing maakte er al een halve mission impossible van om de volgende generaties niet met torenhoge schulden en dito belastingdruk achter te laten, de politieke crisis na de verkiezingen van 2007 en de zware economische en financiële crisis in het najaar van 2008 hebben de zaak niet meteen eenvoudiger gemaakt. De begroting naar een evenwicht tillen? “Het wordt geen evidente opdracht”, schrijven Ven en Gobbin. Maar Leterme II en de volgende regeringen (op alle niveaus) hebben weinig andere keuze dan snel de hand aan de ploeg te slaan als ze geen hypotheek willen leggen op de toekomstige welvaart.

De bodem van de schatkist

De econoom John Maynard Keynes argumenteerde dat wanneer een economische crisis het gevolg is van een vraaguitval in de private sector, de overheid in dat gat moet springen. Dat is des te meer het geval als de arbeidsmarkt niet goed werkt. Tijdelijke werkloosheid wordt dan snel structureel doordat mensen inboeten aan vaardigheden en motivatie. De overheid kan maar beter vermijden dat werkloosheid ontstaat. In de jaren 1970 werden in België heel wat megalomane investeringsprojecten opgezet onder het mom van een verstandig budgettair beleid. Het vervolg van Keynes’ boodschap werd meestal vergeten: in goede economische tijden moet de overheid de voet van het gaspedaal nemen. Op dat moment worden beter reserves aangelegd.

Anno 2009 is Keynes opnieuw de raadgever van heel wat regeringen. Begrotingstekorten stijgen naar zelden geziene hoogtes. Maar het credo is dat besparen in tijden van crisis geen zin heeft. Integendeel: als er al iets nodig is, dan zijn het herstelplannen. De Europese Commissie toonde zich alvast een goede leerling toen ze aangaf dat de herstelplannen tijdig, tijdelijk en gericht moeten zijn. De crisis mag geen excuus zijn om de begrotingsteugels definitief te vieren.

De effecten van het begrotingsbeleid op de economische activiteit vormen het onderwerp van heel wat onderzoek. Het vergt niet veel verbeeldingskracht om in te zien dat kleine landen minder gebaat zijn met een actief begrotingsbeleid. Heel wat geld vloeit meteen weg over de landsgrenzen. Een Belgische schrootpremie, waarbij de vervanging van een oude wagen door een nieuwe aangemoedigd wordt, zal amper impact hebben op de productie in Belgische autobedrijven. Omgekeerd zullen initiatieven in het buitenland des te belangrijker zijn. De Audi-fabriek in Vorst profiteert volop van de Duitse schrootpremie.

In de jaren 1980 kwam het keynesiaanse gedachtegoed onder druk te staan. In Denemarken en Ierland was een ernstige sanering de prelude van een periode van economische bloei. In Zweden was er een omgekeerde beweging: een expansief beleid bracht de economie in een recessie. Het aantal aanhangers van de theorie van de niet-keynesiaanse effecten van het begrotingsbeleid groeide aan. Inmiddels is heel wat bewijs verzameld dat aangeeft dat een begrotingssanering niet noodzakelijk negatief is voor de economische activiteit. Integendeel. Voor een overheid met besparingsplannen is dat goed nieuws: een sanering is veel gemakkelijker om vol te houden als de economie er niet onder lijdt. De weerstand van de bevolking zal een stuk kleiner zijn.

Cruciale factoren zijn de samenstelling van het besparingspakket, de omvang, de duur en de timing. Een regering die kiest voor hogere lasten en het beknibbelen op investeringen, zal minder succesvol zijn dan een regering die saneert aan de kant van de uitgaven. Een keuze voor minder overheidsconsumptie en ingrepen in de sociale zekerheid verhoogt de kansen op succes aanzienlijk (zie ook grafiek 1). De bevolking hecht meer geloof aan een overheid die ‘de moeilijke weg’ verkiest (zichzelf pijn doet) boven een lastenverhoging. Het verleden illustreert dat hogere lasten bijna altijd gevolgd worden door hogere uitgaven. Het terugdringen van investeringen is dan weer nadelig voor de groei van de economie op de langere termijn. Ook de impact op de arbeidsmarkt is verschillend: hogere lasten leiden tot een lager nettoloon. Dat vertaalt zich in hogere looneisen, en een verlies aan concur-rentiekracht als die eisen worden gehonoreerd. Een sanering die ingrijpt in het niveau van de werkloosheidsuitkeringen zal werklozen een extra stimulans geven om een job te zoeken. Het alternatief wordt minder aantrekkelijk

Ook omvang en duur van de inspanning blijken belangrijk. Als de overheid duidelijk te kennen geeft dat het menens is, hebben mensen meer vertrouwen in de goede afloop. En de timing is van tel. Een sanering die begint tegen een achtergrond van een zwakke economische conjunctuur, is moeilijker vol te houden. Hetzelfde geldt wanneer de belangrijkste handelspartners op hetzelfde moment maatregelen treffen. Deze twee vaststellingen zijn minder goed nieuws in de huidige context. Alle Europese landen stapelen momenteel tekorten op. Bovendien lijkt de internationale economische herleving maar traag van de grond te komen.

Een laatste element van belang is het niveau van de schuldgraad. In landen met een hoge schuldgraad is een sanering vaak minder pijnlijk. Of nog: in die landen is het begrotingsbeleid minder effectief. Mensen zien nieuwe uitgaven van de overheid als toekomstige belastingen. Daarom beslissen ze om een groter deel van hun inkomen te sparen (het voorzorgsparen neemt toe). Het extra duwtje dat de overheid wil bieden aan de economie door wat meer te consumeren, gaat zo verloren. Uit onderzoek blijkt dat dit effect amper speelt in landen met een lage schuldgraad (zie ook grafiek 2). De toestand moet eerst ‘kritiek’ worden. Pas wanneer mensen vermoeden dat ze nog zelf de factuur van de sanering zullen moeten dragen, passen ze hun spaargedrag aan. In landen met een moeilijk verleden op het vlak van openbare financiën zullen de media ook meer aandacht besteden aan dit thema. Met andere woorden: de bevolking is er beter geschoold op dit vlak.

Door Daan Killemaes

Een sanering die begint tegen de achtergrond van een zwakke economische conjunctuur, is moeilijk vol te houden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content