DE SYNTHESE VAN URBAIN

De dringende oproep begin deze week van Voka-voorzitter Urbain Vandeurzen dat de Vlaamse geldkraan naar Wallonië nog maximaal tien jaar kan openstaan, is een signaal dat niet meer kan worden miskend. Het geldt als de perfecte synthese van twee schijnbaar averechtse stellingen die de voorbije jaren heel wat stof deden opwaaien in dit politiek verdeelde en gespleten land.

Stelling 1. De financiële transfers naar de Waalse regio zijn contraproductief en op termijn onhoudbaar, dus: weg ermee. Enkel een duurzame staatkundige onafhankelijkheid kan voor Wallonië de beste prikkel zijn om economisch zelfredzaam te worden. In een feitelijk en cijfermatig onderbouwd manifest kwam de denkgroep ‘In de Warande’ tot die these.

Stelling 2. Solidariteit zonder resultaatsverbintenis is geen echte solidariteit, en leidt tot perverse verspilling. Donorregio’s moeten een stem in het kapittel hebben, zij hebben recht op transparantie en inspraak in wat er met hun geld gebeurt. Laat Elio Di Rupo (PS) en de zijnen in een rapport aantonen welke stappen er daadwerkelijk met dat geld worden gedaan om tot duurzame economische groei te komen. Tot deze antithese kwam Vlaams topambtenaar Rudy Aernoudt – zijn reflectie werd ook het ‘antimanifest’ genoemd.

Het is de verdienste van de top patron van de Vlaamse werkgevers dat hij de argumenten in beide analyses op logische wijze met elkaar verbindt en er een gemeenschappelijke piste van maakt. De beste manier om de eenzijdige geldstroom tussen beide regio’s te beëindigen bestaat erin Vlaanderen én Wallonië hefbomen ‘op maat’ te geven zodat ze hun arbeidsmarkt en werkgelegenheid efficiënter kunnen aanpakken.

En die noodzaak is er. De tijdbom van de vergrijzing tikt veel ongenadiger in Vlaanderen dan in Wallonië of Brussel. Om de hogere kosten die daarmee gepaard gaan op te vangen, moet de Vlaamse regio veel sneller werk kunnen maken van de mobilisering van zijn arbeidsreserve. Krijgt ze daarvoor niet de geijkte instrumenten in handen, dan zal de geldtap voortijdig droog komen te staan, zo luidt de boodschap. Abrupt de kraan dichtdraaien, is niet de kwestie. Ook de Warandedenkgroep schreef letterlijk in zijn manifest dat economische zelfredzaamheid van Wallonië maar kan ‘met de hulp van Vlaanderen, dat zijn huidige solidariteit slechts over een lange termijn zou mogen afbouwen’. Maar de situatie op de Vlaamse arbeidsmarkt – lees: het manco aan geschikte arbeidskrachten – wordt wel acuut en dit remt de economische groei af.

Voka ijvert niet alleen voor meer autonomie en slagkracht op het vlak van de regeling van uitzendarbeid, overuren en ploegenarbeid, kortingen in de sociale bijdragen of de activering van ouderen of allochtonen. Het kapittelt ook – hierin geruggensteund door Unizo en VKW – de gigantische loonwig waarvan Vlamingen én Walen het slachtoffer zijn. Die loonwig, namelijk 55,6 % die de fiscus van ons salaris afsnoept, zorgt ervoor dat lokaal ondernemerschap (en dus ook jobs) in segmenten zoals de horeca, kleinhandel of vrije beroepen wordt gefnuikt.

Dat de eisen van Voka door een ruime meerderheid aan de noordelijke kant van de taalgrens worden gevolgd, bleek al uit de CEO Poll die Trends een jaar geleden bekendmaakte: bijna driekwart van de Vlaamse respondenten was toen voor een regionalisering van het arbeidsmarktbeleid. Tezelfdertijd kwam ook tot uiting hoe diametraal de Waalse werkgevers hier tegenover stonden: 77,5 % zei ‘non’ tegen een regionalisering.

Of de synthese van Urbain Vandeurzen voldoende sterk zal zijn om die schizofrenie in het Belgische werkgeverskamp te overwinnen, zal moeten blijken. Eén zaak is wel duidelijk. Als de (Franstalige) voorzitter van de federale werkgeversorganisatie VBO, Jean-Claude Daoust, zich koppig op één lijn blijft zetten met de federale vakbondsleiders en elke eis tot regionalisering van het arbeidsmarktbeleid de kop indrukt, dan dreigt dit de kloof met zijn eigen Vlaamse achterban alleen maar te vergroten.

Piet Depuydt- hoofdredacteur

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content