De strijd tegen zwartwerk verscherpt

De omvang van het zwartwerk blijft in België erg hoog. Maar volgens nieuwe cijfers is de tendens dalend. Lagere fiscale en loonlasten en meer controle lijken hun vruchten af te werpen. En minister Peter Vanvelthoven staat klaar met een batterij maatregelen. Het bedrijfsleven geeft zijn steun.

België en zwartwerk, het blijft goed samengaan. Waarom doen we het toch zo graag? Waarom houden we niet van vadertje Staat? Omdat de fiscale en parafiscale druk erg hoog is. Het is dan ook lucratief om inkomsten onder de mat te schuiven. Verder is onze arbeidsmarkt erg gereguleerd en daardoor zoeken vooral werkgevers maar ook werknemers nogal snel een makkelijke uitweg in zwartwerk.

Bovendien zijn er veel meer mogelijkheden ontstaan om zwart te werken: vervroegde uittreding, arbeidsduurvermindering en toenemende flexibiliteit.

Hoe groot is de zwarte economie?

Op de hamvraag – hoe groot is de zwarte economie in België? – is een definitief antwoord niet mogelijk. Een van de meest geciteerde bronnen is een studie van de Europese Unie uit 2002. Die stelde dat in de EU het zwartwerk goed is voor 3 % tot 15 % van het bruto binnenlands product (bbp). Voor België ging het om 12 % tot 21 %, maar die cijfers dateren wel van 1998.

Om de zwarte economie te meten, bestaan er drie methodes: enquêtes, macro-economische metingen en administratieve gegevens.

De macro-economische methode gaat uit van het idee dat het zwarte circuit op cash draait. Uit de hoeveelheid cash kan je dan de omvang van de zwarte economie afleiden. Andere elementen die een rol spelen zijn de belastingdruk, de regelgeving en de arbeidsduur. Een autoriteit in deze methode is Friedrich Schneider, een Oostenrijkse professor van de Johannes Kepler Universiteit van Linz. Schneider heeft een nieuwe studie in voorbereiding. Aan Trends gaf hij inzage in de resultaten. In 2003 bedroeg de zwarte economie in België 21,4 %. Voor de drie volgende jaren werkt Schneider met ramingen: 20,7 % in 2004, 20,1 % in 2005 en 19,2 % in 2006 (zie grafiek 1). Enkel de zuiderse landen Portugal, Spanje, Italië en Griekenland hebben een grotere zwarte economie (zie grafiek 2).

De Belgische zwarte economie krimpt volgens Schneider sinds 1997 (toen 22,5 %). Het OESO-gemiddelde daalde van 16,8 % in 1997 naar 14,5 % nu. België is daarmee een van de snelst dalende landen.

Voor velen is de macro-economische methode niet geschikt. Pierre Pestieau van de ULg bijvoorbeeld heeft er geen hoge pet van op. Pestieau heeft in België een van de weinige baanbrekende studies over zwartwerk gemaakt. In 1987 berekende hij samen met Victor Ginsburgh (ULB) dat een kwart van de gezinnen te maken heeft met zwartwerk. In 1990 stelde hij dat de zwarte economie 12 % van het bbp vormt.

Een andere autoriteit is Jef Pacolet, hoofd sector sociaal en economisch beleid van het Hoger Instituut van de Arbeid (Hiva) van de KU Leuven. Pacolet heeft van de overheid de opdracht gekregen een indicator samen te stellen om zwartwerk te kunnen meten. Pacolet zal eind november de indicator voorstellen.

De Hiva-onderzoeker volgt de methode van de administratieve gegevens. Die gaat op zoek naar allerlei indicatoren op het terrein. De controles die door de sociale inspectie worden uitgevoerd, zijn een belangrijke bron. Op basis van cijfers van de periode 1993-1997 berekende Pacolet vroeger al dat de gemiste sociale bijdragen 1,8 miljard euro bedragen, of 6,8 % van de totale bijdragen.

Pacolet is ervan overtuigd dat zijn aanpak beter is dan de ideeën die momenteel leven in Europa. De Europese Commissie zou eraan denken om naar analogie met de arbeidskrachtentelling en de gezinsbudgetenquête een enquête samen te stellen die peilt naar de omvang van de zwarte economie. Op die manier is Europa er zeker van dat alle lidstaten volgens dezelfde methode vergelijkbare cijfers produceert.

“Enquêtes hebben het nadeel dat ze antwoorden opleveren die sociaal wenselijk zijn en dus niet overeenstemmen met de realiteit,” zegt Jef Pacolet. “In het buitenland geven ze steeds zeer lage schattingen. In Duitsland bijvoorbeeld 3 %.” Schneider gaat uit van 15 %.

Trends heeft ook een enquête verricht via het kanaal van de Mediapoll. Dat is een vast internetonderzoekspanel dat samengesteld is door Roularta Media Group bij onder andere lezers van de magazines in de groep. Dit staal is niet representatief voor de bevolking (want een zware oververtegenwoordiging van hoger geschoolden). Dat manco kan wel gecorrigeerd worden. Maar bovendien verloopt de enquête via het internet en wie niet wil antwoorden, doet dat ook niet (zelfselectie heet dat). We kunnen ervan uitgaan dat zwartwerkers eerder niet zullen antwoorden. We moeten dan ook erg voorzichtig zijn bij de interpretatie van de resultaten. De meningen over zwartwerk zijn gefundeerder dan de meting van het eigen zwartwerk van de respondenten.

Eerst analyseerden we de nood aan een extra job: dat zijn de potentiële kandidaten voor een zwarte job. Tien procent heeft er al een en 15,5 % heeft er geen, maar zou er graag een hebben. Opvallend is dat bij de lager opgeleiden 25,2 % graag een tweede job zou hebben. De hoofdmotivatie is meer te verdienen. De financiële positie is veelbetekenend. 45 % van de respondenten zonder partner (en dus met één inkomen) komt financieel minder makkelijk rond.

Zwartwerk is dan een mogelijke uitweg. Want gevraagd naar de motivatie waarom mensen zwartwerken, komt als voornaamste reden de hoge fiscale druk naar voor: “Als ik het aangeef, blijft er niets van over.”

De helft van onze respondenten denkt dat zwartwerk toeneemt en slechts 10 % dat het afneemt. De reden van de toename zou het gebrek aan controle zijn. 60,1 % vraagt dan ook meer controle (zie grafiek 3). Een antwoord dat niet strookt met de realiteit, want de controles worden alsmaar opgevoerd. Minister van Werk Peter Vanvelthoven (SP.A) heeft nog veel werk aan de winkel.

Ook andere ideeën stroken niet met de realiteit en bevestigen vooroordelen. Wie zijn de grootste zwartwerkers, vroegen we (zie grafiek 4). Werklozen en zelfstandigen scoren hoog, werknemers volgen op een verre derde plaats. “Uit vroeger onderzoek blijkt dat het vooral werkenden zijn die bijklussen,” zegt Jan Denys, manager public relations en public affairs van Randstad. Niet onlogisch, want het risico dat zij lopen, is veel kleiner dan dat van een werkloze, die voor verschillende weken of maanden zijn uitkering dreigt te verliezen.

Wie werkt er zwart? Grafiek 5 toont de resultaten van onze enquête. Als we die corrigeren voor de niet-representatieve samenstelling van ons staal, dan komen we aan 10 % zwartwerkers, bijna 11 % die het graag zou doen en ruim 26 % die het heeft gedaan.

Het gemiddelde aantal uren dat de fraudeurs onder onze respondenten zwartwerken is bijna vijf uur per week. Als we dit omrekenen naar voltijdse equivalenten en afzetten tegen de actieve bevolking, komen we uit op 2,2 % zwartwerkers. Een laag percentage, maar zoals al gezegd geven enquêtes altijd zeer grote onderschattingen en heeft deze enquête een extra beperking door de zelfselectie.

De oververtegenwoordiging van de universitairen is er waarschijnlijk verantwoordelijkheid voor dat bijles de meeste geliefde vorm van zwartwerk is (zie grafiek 6). Daarna volgen de klassiekers: horeca en kleine reparaties in huis. Diezelfde sectoren komen ook naar voren bij de vraag naar welke diensten men zwart inkoopt (zie grafiek 7): schoonmaak en kleine renovaties in huis halen hoge scores.

Overheid verhoogt controle

Voor de regering is de strijd tegen sociale fraude een strijdpunt. Er zijn dan ook heel wat maatregelen genomen, veelal door minister Vanvelthoven (zie kader: “We moeten laten voelen dat de pakkans verhoogt”). Een overzicht.

De nieuwe regeling tegen schijnzelfstandigheid. Die zit in de programmawet die binnenkort in het parlement wordt voorgelegd.

Het vorderingsrecht, dat nu voor advies bij de Nationale Arbeidsraad ligt. Dat betekent dat buitenlandse werknemers die hier gedetacheerd worden, de vakbonden en de werkgeversverenigingen zich tot een Belgische rechtbank kunnen wenden als hun loon- of arbeidsvoorwaarden slecht zijn. Nu moeten ze daarvoor naar een rechtbank van het land van de firma die hen detacheert.

Limosa, de onmiddellijke elektronische aangifte van buitenlandse werknemers, moet tegen eind dit jaar, begin volgend jaar operationeel zijn. Daarmee zal de fraude met buitenlandse werknemers beter aangepakt kunnen worden.

De uitbreiding van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de opdrachtgevers en hoofdaannemers. “Daar dringen de inspectiediensten sterk op aan,” zegt Vanvelthoven. “We willen dat de opdrachtgever of hoofdaannemer medeaansprakelijk kan gesteld worden voor achterstallige lonen en ontdoken sociale bijdragen bij onderaannemers. We hebben de teksten klaar en die gaan nu naar de Nationale Arbeidsraad.”

Aan werkgeverszijde is men er ongerust over. “Het al of niet naleven van de arbeids- en loonvoorwaarden kunnen wij niet checken,” zegt David Lanove, directeur van de studiedienst van de Confederatie Bouw. “Dit is een non possumus.” Peter Vanvelthoven stelt gerust: “Men vreest dat we de deur openzetten om iedereen voor van alles en nog wat aansprakelijk te stellen. Dat is niet het geval. We willen enkel de bedrijven die het slecht menen, aanpakken.”

In de bouw- en schoonmaaksector zal de regering onder andere een forfaitarisering van de sociale bijdragen voorstellen, waardoor het zwart presteren minder lucratief wordt.

Meer middelen voor sociale inspectie

Naast al die nieuwe maatregelen rekent de overheid ook op een verscherpte controle. Er zijn vier federale inspectiediensten: RVA, RSZ, Sociale Wetten, en Welzijn op het Werk. In 1995 beschikten die samen over 780 controleurs. Vandaag zijn het er 1200. Plus 50 %.

Er is een koepel voor die vier diensten opgericht: de SIOD (Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst). Die moet gecoördineerde acties uitvoeren. Vanaf 1 januari 2007 zal die dienst uitgebreid worden van zeven inspecteurs naar twintig. Daarnaast wordt de dienst die instaat voor de administratieve geldboetes, versterkt met vier juristen (er zijn er nu vijftien), zodat controles ook resulteren in snellere inningen.

Maar niet alleen versterkt het aantal, ook de bevoegdheden werden uitgebreid. Zo krijgen de inspecteurs de mogelijkheid om, wanneer een bedrijfsleider weigert de documenten die hij wettelijk verplicht is bij te houden, te geven, die zelf uit de kast te halen. Ze kunnen ook onder bevoegdheid van een onderzoeksrechter optreden als agent van de gerechtelijke politie. Die uitbreiding kreeg redelijk veel tegenwind van de werkgevers. Ook werden de boetes die de sociale inspectie oplegt gevoelig verhoogd.

En ten slotte gaan de inspecteurs op een andere manier werken: ze kunnen door het kruisen van databestanden beter voorbereidend werk leveren en gerichtere acties voeren. Die nieuwe aanpak kan de goedkeuring wegdragen van de werkgevers. David Lanove, hoofd van de studiedienst van de Confederatie Bouw: “We hebben weinig problemen met de manier waarop de sociale inspectie werkt. We hebben de indruk dat de controles meer en meer gericht zijn. Hun acties zijn ook beter voorbereid. Er is nog geen 100 % doeltreffendheid, maar het evolueert goed.”

Al die maatregelen moeten volgend jaar 180 miljoen euro extra in het laatje brengen. “Ik hoop dat dit op termijn niet meer nodig zal zijn,” zegt Peter Vanvelthoven. En dat de sociale fraude helemaal teruggedrongen is.” Een droom? Voorlopig nog wel, maar het is de regering wel menens.

Guido Muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content