De strijd achter uw scherm

Het Vlaamse televisielandschap maakt een evolutie door zonder voorgaande. Terwijl de omroepen zich volop positioneren in een veranderende omgeving, staan nieuwe spelers te dringen. Tegen die achtergrond zijn de kabeloperatoren de echte heersers geworden.

Vroeger was het simpel. Na het obligate bad op zaterdagavond, kropen we met onze natte haren en vers gesteven pyjama op de bank. Klaar voor de avondshow op de televisie. De televisie, dat was de openbare omroep BRT en ook wel eens de Nederlandse zenders. Later kwam er met VTM een commerciële zender. Vanaf toen ging het razendsnel in de evolutie van de televisieleer. Gevolg. Vandaag is niks nog simpel. Kijken we naar Één, VTM, VIJFtv, Vitaya, Canvas, VT4, 2BE en straks ook nog naar Exqi? En vooral, kijken we digitaal of analoog, in hoge definitie (HDTV), met of zonder decoder, digibox of cable tuner? Een mens moet straks hogere studies gedaan hebben, wil hij zijn weekendfilm zien.

Het medialandschap gaat door een evolutie zonder voorgaande. Er zijn diverse hoofdrolspelers die elk hun plaats hebben. Uiteraard zijn er de televisiezenders zelf. Volgens cijfers van de Vlaamse Regulator voor de Media verdubbelde het aantal erkende televisieomroepen bijna in vier jaar. In hun zog kwamen de talrijke productiehuizen die floreren, zeker sinds de komst van de commerciële zenders. Intussen hebben veel van die productiehuizen de internationale klip genomen en bieden ze met wisselend succes hun producties over de grenzen aan. Een essentiële voorwaarde om verder te groeien en te kunnen exporteren, is echter een gezonde thuismarkt. Tot slot zijn er de kabelexploitanten en de aanbieders van digitale televisie. Hun rol en de daarbij horende macht nam proportioneel toe sinds de explosie van het aantal televisiezenders. Zij zitten in poleposition om te bepalen welke zenders ze distribueren. En soms is het wél simpel. Zonder distributie, geen uitzending. Om het een beetje overzichtelijk te houden, lopen we de waardeketen van het televisielandschap in Vlaanderen even af. Van de productiehuizen, over de omroepen tot de kabeloperatoren.

Productiehuizen: onweer op komst

Ze zijn inmiddels met zo’n kleine zestig, de Vlaamse productiehuizen. Het gros daarvan heeft zich verenigd in de beroepsvereniging VOTP, de Vlaamse Onafhankelijke Televisie Producenten. Daarin zitten bekende kleppers als deMensen, Eyeworks, Fremantle Productions, Kanakna, MMG en Woestijnvis. Onafhankelijke producenten zijn een relatief nieuw en jong begrip in het Vlaamse medialandschap. Zeker sinds de komst van VTM in 1989 en de daaropvolgende relance van de VRT die met diverse productiehuizen scheep ging. Dat was de aanleiding voor een heuse boom. Zij tekenden voor een totale ommekeer in ons televisiegedrag met vaak creatieve producties. In de jaren tachtig stemde ruim een derde van tv-kijkend Vlaanderen af op Nederlandse zenders. Vandaag kijkt nog slechts 5 % naar onze noorderburen. Wie de top 100 van de meest bekeken televisieprogramma’s uit 2007 monstert, merkt de invloed van de productiehuizen meteen. Titels als Flikken, De Pappenheimers, De Slimste Mens en Idool, om er maar enkele uit de top 20 te plukken, werden stuk voor stuk aangeleverd door externe en onafhankelijke productiehuizen.

Achter het flitsende imago van die mediahuizen schuilt een economische sector. Uit de sectorstudie 2006 (jongste beschikbare cijfers) blijkt dat ruim 1100 mensen rechtstreeks werken bij de onafhankelijke productiehuizen, een jaarlijkse aangroei met zowat 20 %. Elke job zou goed zijn voor nog eens vijf indirecte banen bij toeleveranciers en facilitaire bedrijven. De omzetcijfers geven een niet zo stabiel beeld. Terwijl de geconsolideerde omzet van alle VOTP-leden tussen 2003 en 2004 steeg van 115,70 miljoen euro naar 140,16 miljoen euro, viel hij in 2005 lichtjes terug naar 135,45 miljoen euro. Voor 2006 en 2007 zijn nog geen cijfers bekend. Maar in de omgeving van de VOTP valt te rapen dat het beeld allesbehalve positief is. De druk op de productiehuizen is hoog en dat leidt tot de vreemde paradox dat het aantal geproduceerde uren almaar stijgt, van 1221 uur televisie in 2003 tot 1891 uur in 2005, terwijl de geconsolideerde omzet daalt. Productiehuizen leveren dus meer programma’s voor minder geld. Naast die druk op de kostprijs is onder meer de verkoop van herhalingen een doorn in het oog. De Vlaamse televisiezenders claimen vaak een gratis aanbod van de zogeheten rerun-rechten waardoor de productiehuizen geen extra cent krijgen bij herhalingen. Iets wat in het buitenland wel het geval is.

Een ander heikel thema zijn de auteursrechten op de exploitatie van de programma’s. Naast een vergoeding voor het maken van een programma, het productie-budget, betalen de omroepen ook nog eens een exploitatievergoeding voor de effectieve uitzending van dat programma. Dat staat in de auteursrechtwetgeving. Jaarlijks wordt naar schatting zo’n 80 miljoen euro neergeteld voor auteursrechten, of zowat 20 euro per gezin.

Voor België is de vereniging Agicoa de vertegenwoordiger van de audiovisuele producenten. Ook de kabelmaatschappijen, die het programma doorsturen, dienen een ‘redelijke’ vergoeding te betalen daarvoor. Maar alvast Telenet heeft het zo niet begrepen. Het dagvaardde in 2006 de beheersvennootschap omdat het de verschuldigde vergoeding voor kabeldoorgifte van (audiovisuele) werken van onafhankelijke producenten aan deze beheersvennootschap ter discussie stelt. Tot minstens november 2009 – de datum waarop het proces normaal voorkomt – zien de onafhankelijke producenten die vergoeding door hun neus geboord. Eén lichtpuntje. In 2003 heeft de rechtbank de publieke buitenlandse omroepen in eenzelfde dispuut met Telenet in het gelijk gesteld. Met als gevolg dat deze met terugwerkende kracht van vijf jaar alsnog 30 miljoen euro moest betalen aan deze omroepen.

Het is niet het enige voorbeeld van de macht van de kabeldistributeurs in het medialandschap. Ook daarom schurken productiehuizen zich stilaan dichter aan bij de kabeloperatoren, zoals de jongste samenwerking tussen Studio 100 en Telenet bewijst. Op 1 september gaat Studio 100 TV van start, de eerste Vlaamse kindermuziekzender. Gratis te bekijken via Telenet Digital TV.

Omroepen: de slag om de kabel

Volgens cijfers van de Vlaamse Regulator voor de Media nam het aantal erkende televisieomroepen toe van 28 tot 55, waarvan alleen al in 2007 dertien nieuwe zenders werden erkend. Naast de openbare omroep, zijn er de particuliere omroepen die zich op heel Vlaanderen richten. Daarnaast heb je nog de regionale omroepen, de doelgroep- of themazenders en de betaalzenders. Behalve de openbare omroep zijn al die zenders voor het gros van hun inkomsten afhankelijk van de advertentiemarkt. Adverteerders zien in de televisiemarkt nog altijd het beste kanaal om hun reclameboodschappen te slijten. Van alle reclame-investeringen in de periode januari-juni 2008, 1,6 miljard euro, ging ruim 38 % naar televisie. Hoe groter hun marktaandeel, des te groter hun overtuigingskracht om adverteerders naar hun zender(s) te lokken. Al past hier enige nuance. Een themazender die een welomschreven doelgroep bereikt, mag in marktaandeel misschien relatief klein zijn, in de logica van de adverteerders om zo gericht mogelijk de doelgroep te bereiken, zijn deze zenders vaak het ideale kanaal. Daarom richt VT4 (marktaandeel 6,4 %) zich op een jong publiek, VIJFtv (4,1 %) op vrouwen en Vitaya (3,4 %) op gezondheid. Zo kunnen zij zich handhaven in een televisielandschap dat vooral gedomineerd wordt door de openbare omroep (Eén: 30,1 %, Canvas: 9,4 %) en VMMa (VTM: 20,7 %, 2BE: 5,9 %). De cijfers komen van de CIM-audiometrie en slaan op de gemiddelde marktaandelen over het jaar 2007 op de totale populatie en over de hele dag gemeten.

Maar dat het dringen is in televisieland, is wel duidelijk. Toch ziet een groep als SBS, de moedermaatschappij van VT4 en VIJFtv, nog ruimte voor een derde, meer algemene zender. En ook Alfacam wil met Exqi een algemene zender lanceren. Naast het markteconomische vraagstuk, of er nog wel ruimte is (lees: advertentieruimte), botsen dergelijke groepen op een ander probleem. De kabelruimte. Want zowel SBS als Exqi wil een analoge zender, want alle digitale retoriek ten spijt “is een commercieel bedrijf verplicht om analoog te gaan, wil het enige kans op succes hebben”, klinkt het uit meer dan een mond. “Het huidige pakket aan zenders herbekijken, is een optie, maar daar is tot vandaag weinig animo voor. En de vraag overstijgt het aanbod, waardoor men dan maar beslist om aan geen enkele vraag te voldoen”, zeggen mediaprofessoren als Leo Neels, Dirk De Grooff en Hilde Van Den Bulck unisono. Alleen de openbare omroep VRT geniet van het zogeheten must-carry-statuut, waardoor zijn plaats verzekerd is. De andere zenders krijgen een licentie die om de negen jaar moet herzien worden. Uiteraard zijn andere, historische, zenders ook niet bedreigd in hun zendvergunning.

Maar het mediadecreet dat dit alles regelt, is duidelijk door de feiten achterhaald. En zo wordt het wel heel moeilijk, zo niet onmogelijk, voor nieuwe spelers om de markt te betreden. “De zwakke plek in het mediabeleid is inderdaad de distributeur”, zegt Neels. “Zij zitten vandaag in de controlezetel, zonder enige vorm van regulering. Terwijl de mediawetgeving zich altijd maar heeft gefocust op de omroepen, zijn de kabeldistributeurs wel belangrijke spelers geworden.” Ook Van Den Bulck ziet die discrepantie. “Terwijl de mediaregularisatie zich altijd inhoudelijk vanuit een zorgplicht heeft ontwikkeld, werd de telecomsector altijd klassiek liberalistisch bejegend, met weinig overheidstussenkomst. Door de digitalisering komen die twee sectoren steeds meer in aanraking met elkaar en de overheid weet zich daar niet goed weg mee. Dat debat is overigens geen Vlaams privilege, maar woedt in verschillende Europese lidstaten.”

Bij de Vlaamse Regulator voor de Media is Marc Chatelet, het hoofd van de juridische cel, vrij kort. “Wij passen de regelgeving toe, het is niet aan ons om daarin tussenbeide te komen.” Tegen eind dit jaar zou een nieuw ontwerpvoorstel voor het mediadecreet op tafel liggen, maar meer dan een aanpassing aan de Europese regelgeving, vooral over reclameblokken, zou daar niet inzitten. En al helemaal geen oplossing voor de toekenning van zendvergunningen.

Kabeloperatoren: de juridische strijd der titanen

Dat alles neemt niet weg dat het televisielandschap de jongste jaren allicht de opvallendste evolutie kende in de manier waarop de omroepsignaaltransmissie plaatsvindt. Televisieprogramma’s kunnen op verschillende manieren tot in de huiskamer komen. Tot voor de komst van de kabel- en telefonienetwerken was dat uitsluitend via de ether. In Vlaanderen is de VRT de enige die over een dergelijk analoog zenderpark beschikt. Maar daar moet straks verandering in komen. In de loop van 2008 worden de analoge etheruitzendingen omgeschakeld naar digitale. Omdat andere zenders interesse hebben voor die technologie, moet het zenderpark worden verzelfstandigd. Zo zullen ook andere zenders via de ether digitale televisie kunnen aanbieden. De VRT zou als (mede)beheerder van het zenderpark over de verlening van die frequenties moeten beslissen, terwijl ze intussen zelf naar die golflengtes moet meedingen. Een onhoudbare situatie. Tegen eind september moet de knoop worden doorgehakt wie het park, bestaande uit negen zendmasten met bijbehorend vastgoed en apparatuur, in handen krijgt. De twee namen die circuleren, zijn de Franse groep TDF en het Noorse Norkring. Aanvankelijk waren ook partijen als Belgacom, Telenet en Mobistar in de race. Maar zij werden door de overheid ‘ontmoedigd’. De regering wil dat een neutrale partij de zendmasten verwerft en dat deze niet in handen komen van telecombedrijven die ook op de tv-markt actief zijn. En daar valt heel wat voor te zeggen.

Ook op de markt van de kabelverdelers is er sinds kort heel wat gewijzigd. Tot voor 2007 kende Vlaanderen acht erkende kabelmaatschappijen. Maar nadat UPC (United Pan-Europe Communications Belgium) in januari 2007 ingelijfd werd door Telenet, tekende diezelfde operator onlangs ook een akkoord met Interkabel voor de overname van zijn televisieaanbod. Interkabel groepeert de intercommunales Integan, Interelectra, WVEM en PBE. Telenet betaalde 427 miljoen euro, na een financieel opbod en een juridische strijd met Belgacom. Door de overname krijgt Telenet er in een klap zo’n 800.000 kabel-tv-kijkers bij. Naar schatting 1,16 miljoen gezinnen kijken analoog via Telenet.

En dan is er nog het digitale aanbod. Ook daar bekampen Telenet en Belgacom elkaar op het scherp van de snee. Meer dan een half miljoen Vlamingen kijken intussen digitaal tv via Telenet. Vooral het jongste jaar lijkt de opmars snel te gaan. Concurrent Belgacom had eind juni ruim 391.000 digitale tv-kijkers. Die cijfers zijn voor heel België. Maar op het kabinet van minister van Media Geert Bourgeois (N-VA) schat men dat iets minder dan de helft van dat aantal in Vlaanderen zit. Voorts zijn er nog de naar schatting 70.000 digitale abonnees van INDI, het digitale platform van Interkabel en TV Vlaanderen dat zowat 60.000 Vlaamse gezinnen bedient. In totaal zou zowat een op de drie gezinnen digitaal kijken via deze aanbieders.

Via die digitale transmissie zou een flink stuk van de capaciteitsproblematiek moeten kunnen worden opgelost. Als je weet dat de capaciteit van één analoge zender ongeveer evenveel is als zes tot acht digitale, dan zie je meteen waar de angel zit. Maar onder meer professor Dirk De Grooff wijst de operatoren terecht, die de capaciteitsproblematiek al te gretig zouden aangrijpen om geen nieuwe spelers op hun netwerk toe te laten. Immers, luidt het, zij zijn doorheen de jaren en door de digitale evolutie opgeschoven van klassiek doorgeefluik naar mediaspelers. “En ze hebben er bijgevolg geen baat bij om potentiële concurrenten vrij spel te geven. Daarom worden bijvoorbeeld wel onbeduidende buitenlandse lifestylezenders opgenomen in het pakket, dan dat men die ruimte reserveert voor serieuze zenders”, zegt meer dan een mediaconsultant. Een plaats juridisch afdwingen, is niet zo vanzelfsprekend, klinkt het bij Leo Neels, zodat een Exqi of ‘SBS3’overge-leverd is aan de goodwill van de kabeloperatoren, in dit geval Telenet. Minister Bourgeois zegt dat hij beleidsmatig niet veel kan tussenbeide komen. “Dit is een commerciële discussie, tussen privéondernemingen.” (T)

Door Lieven Desmet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content