De schatten van het ACW

“Ze hebben Het Volk verkocht aan de kapitalisten. En reisbureau Ultra Montes ook al.” Zo vloekte de ACW-militant midden de jaren negentig. Vandaag, anno 2004, strijkt diezelfde militant een dividend van 5 % op dankzij al die verkopen. En ook het ACW als organisatie wordt er dit jaar 10,5 miljoen euro rijker van.

De christelijke arbeidersbeweging heeft niet alleen veel politieke mandatarissen, ze beschikt met Arcofin ook over de sterkste sociale holding van het land. ACW-voorzitter Jan Renders neemt er in de raad van bestuur de honneurs waar. Als sterkhouder van Groep Arco, de financiële poot van het ACW, keert Arcofin dit jaar 70 miljoen euro aan dividenden uit. Bijna 15 % van dat manna daalt neer over het ACW en zijn deelorganisaties (zie organogram). Sleutel tot het succes is Arco-topman Rik Branson. De schatbewaarder van het ACW legt ook dit jaar weer stevige resultaten voor. Conclusie: ontzuiling of niet, gemeten naar eigen vermogen staat de arbeidersbeweging sterker dan ooit.

Wie Arco zegt, zegt Dexia. Sinds het ACW zijn coöperatieve kroonjuwelen û de bank Bacob en verzekeraar DVV û in 2001 verruilde voor aandelen in de Frans-Belgische financiëledienstengroep, is de dividendenstroom naar de beweging groter dan ooit. Sommige militanten mogen dan al morren, hun beweging wordt door die jaarlijks aanzwellende stroom wel slapend rijk. Het geconsolideerde eigen vermogen van Groep Arco rondt dit jaar de kaap van 3 miljard euro, het balanstotaal wipt over de lat van 4 miljard. Als nettoresultaat zet de groep 185 miljoen euro neer. Dat fraaie cijfer wordt grotendeels gevormd door het resultaat van Dexia, waarvan Arco met een belang van 15,2 % referentieaandeelhouder is.

De andere participaties van Arco zijn louter cijfermatig van veel minder belang. Zo is er een deelneming van ongeveer 20 % in VDK, een Gentse spaarbank uit de ACW-familie die Arco dit jaar 1 miljoen euro aan dividenden opbracht. Daarnaast heeft de groep een reeks kleinere engagementen in openbaar-nutsbedrijven, goed voor een return van 1,5 miljoen euro.

Maar voor de militanten van het ACW telt niet alleen wat er nu in de portefeuille zit, maar ook wat er het jongste decennium uit verdwenen is. En dat is nogal wat. Een blik op het lijstje van ACW-verkopen toont hoe grote, kapitalistische belagers in het coöperatieve bastion van de beweging hun vlag hebben geplant (zie kader: Verkoop van ACW-bedrijven vanaf 1992). Alleen in farmaceuticaverdeler EPC houdt de beweging nog een meerderheidsbelang over. Voor de rest heeft ze geen eigen bedrijven meer. Haar historische ondernemersrol is uitgespeeld.

Bij vele ACW’ers laat die uitverkoop dan ook een bittere nasmaak achter. Het coöperatieve ondernemen is uitgedraaid op een failliet. Maar van Sehnsucht kan je op de vrije markt geen brood kopen, zeggen dan weer de pragmatici.

De koning Midas van het ACW

De return op investeringen primeert ook voor Rik Branson, de voorzitter van het Arco-directiecomité. Arco is bij het publiek amper bekend. Het is geen merk dat op affiches en uithangborden staat. Groep Arco produceert niets en verkoopt niets. Haar kerntaak is het beheer van het coöperatieve kapitaal van het ACW. En die taak vervult Branson naar behoren.

Niet zonder trots licht hij toe welke expansie zijn groep heeft gekend sinds hij in 1992 het roer overnam: “Misschien geven onze verkopen de indruk van een grootscheepse desinvesteringspolitiek. Maar die indruk is fout. Sinds 1992 is het nominaal kapitaal van de groep gestegen van 125 miljoen euro naar bijna 1,5 miljard euro.” Ongeveer 130 miljoen euro van dat kapitaal is afkomstig van de beweging. Die ontvangt dit jaar 10,4 miljoen euro aan dividenden, een knappe return dus van 8 %.

“Die expansie,” vervolgt de penningmeester van het ACW, “was alleen maar mogelijk door een herschikking van de aandeelhouderstructuur die we in 1991 hebben doorgevoerd.” Dat is inderdaad het jaar dat Groep Arco boven de doopvont wordt gehouden. Wanneer Branson in 1989 van de Vlaamse investeringsmaatschappij Gimv naar de financiële tak van het ACW overstapt, heet die immers nog Groep C. Samen met topman André Devogel voert Branson een verregaande professionalisering door. Zodra de ombouw is voltooid, neemt Branson de fakkel van Devogel over.

De transformatie van Groep C naar Groep Arco is een dubbele concentratiebeweging. Terwijl het coöperatieve kapitaal vroeger werd gerekruteerd via 28 gewestelijke coöperaties, gebeurt dat voortaan door één holding: Arcopar. Tegelijk was er ook het probleem van de enorm versnipperde aandelenpakketten in de bedrijven van het ACW. Die zaten verspreid over een resem vzw’s, feitelijke verenigingen, coöperaties en particulieren. De holdings Arcofin en Auxipar worden in de nieuwe structuur hoofdaandeelhouder van respectievelijk de financiële ( BAC en DVV) en de ‘industriële’ (onder meer Ultra Montes, Leeward en Windward, Samko) ACW-bedrijven.

De expansie die Branson aanhaalt, vindt vooral plaats tussen 1997 en 2000. In de kantoren van Bacob tekenen particulieren massaal in op aandelen Arcopar. Die coöperatieve aandelen hebben eerder het karakter van een obligatie. De coöperant ontvangt een jaarlijks te bepalen ‘dividend’, een percentage op het gestorte bedrag dat wordt gekapitaliseerd. Bij uittreding krijgt hij zijn oorspronkelijke storting terug plus de som van de dividenden. Die laatste blijven in die jaren constant op 4,4 %. Mede dankzij het gunstige fiscale regime dat de aandelen genieten, zwelt het aantal coöperanten tot ruim 700.000 aan. Als kers op de taart krijgen ze ook nog eens een waaier aan coöperatieve voordelen, zoals kortingen bij (ex-) ACW-bedrijven en gratis rechtshulp bij problemen inzake wonen en verbruiken.

Het leeuwendeel van dat verse kapitaal gaat naar Arcofin, dat het op zijn beurt doorsluist naar de financiële bedrijven van het ACW. Daar komen halfweg de jaren negentig twee jonge, niet ACW-gebonden professionals aan het hoofd. Dirk Bruneel vervangt de legendarische ‘bankier van Poupehan’, Bacob-topman Hubert Detremmerie. Guy Roelandt bezet de directeurszetel van Kamiel Dewitte.

Met Arcofin op het gladde ijs van de haute finance

In de tweede helft van de jaren negentig wordt het Belgische financiële landschap door de grote consolidatiegolf overspoeld. Bruneel en Roelandt zijn niet van plan hun instelling te laten verzwelgen. Integendeel, met hun ambitieuze aankooppolitiek surfen ze volop mee naar de topvijf . Dankzij Arcofin hoeven ze het nodige kapitaal niet op de beurs te sprokkelen.

“Het waren telkens de financiële bedrijven die de operaties at front uitvoerden. Maar Arcofin zorgde ervoor dat ze over voldoende eigen vermogen beschikten,” commentarieert Branson.

Critici binnen de beweging vinden dat in die tijd het spaarwezen van het ACW wel erg ver verwijderd raakt van het aloude devies: “Houd arbeidersgeld in eigen hand.” Het meest ophefmakend is de overname door Bacob van Paribas Bank België (PBB) in 1997. PBB is een chique zaken- en vermogensbank en heeft zowat het tegengestelde profiel van het vroegere ‘spaarkaske’ van de arbeiders. Het huwelijk heeft iets weg van het sprookje van Assepoester, met dit verschil dat het nu de proletarische partij is die de bruidschat moet aanleveren. Die is nochtans niet min. Analisten schatten het overnamebedrag op 1,3 miljard euro.

Na de overname werken Branson en de zijnen een nieuwe holdingstructuur uit die op 31 mei 1999 juridisch van kracht wordt. Bacob, DVV en PBB worden voortaan overkoepeld door Artesia Banking Corporation. Die krijgt dan weer de holding Arcofin boven zich, die 99,6 % van de nieuwe bankverzekeringsgroep bezit.

In maart 2001 doen Branson en Bruneel de financiële wereld een tweede keer opschrikken. Ze kondigen een alliantie aan met de Frans-Belgische financiëledienstengroep Dexia. “Dat was geen verkoop maar een aandelenruil,” beklemtoont Branson. Inderdaad krijgt Arcofin in ruil voor zijn participatie in Artesia BC een aandelenpakket ter waarde van 3,3 miljard euro. Zo verwerft Arco een belang van 15,3 % in Dexia en wordt de referentieaandeelhouder naast de Gemeentelijke Holding.

In de wandelgangen wordt gefluisterd dat die operatie door de problemen van Artesia met Lernout & Hauspie (LHSP) ingegeven is. Branson ontkent met klem: “Die bewering is totaal onwaar. We baseerden ons voor de alliantie met Dexia op een studie van consulent McKinsey. Die studie wees uit dat we nog wel vijf of tien jaar op stand-alone konden blijven met een nicheprofiel als gezinsbankier. Maar dan hadden we heel wat activiteiten moeten afstoten, met alle gevolgen van dien voor de tewerkstelling.”

In juni 2003 wordt Artesia/Dexia door het Belgische gerecht in verdenking gesteld. Artesia zou actief hebben meegewerkt aan fraude door de hemelbestormers uit Ieper. Volgens Branson is Arco gevrijwaard van alle mogelijke gevolgen van het nog lopende gerechtelijke onderzoek: “Uiteraard hebben wij het LHSP-dossier aan Dexia als een probleemdossier voorgelegd. Wij liepen bij LHSP een kredietrisico van 174 miljoen euro. In 2000 hebben we daar 125 miljoen euro voor geprovisioneerd – ondanks die provisie boekten we dat jaar nog een winst van 224 miljoen euro. Voor Dexia volstond onze voorzorgsmaatregel. Van bijkomende provisies binnen Arco is dus geen sprake.”

Na het huwelijk met Dexia beleeft Arco nog bange tijden. Op het moment van de fusie noteert het Dexia-aandeel 18,5 euro. Twee jaar later is de koers naar een historisch dieptepunt van 7,10 euro gezakt. Die ijzingwekkende keldering is vooral te wijten aan het gure beursklimaat, maar ook aan de Legiolease-affaire waar Dexia door de overname van de Nederlandse Bank Labouchère in verwikkeld raakt.

Ook die aandelenperikelen tasten de gemoedsrust van Branson niet aan: “De beursproblemen van Dexia deden niets af aan de dividendenstroom die we binnenkregen en die groter was dan in de tijd van Bacob. Daarnaast hebben we sinds de aandelenruil met Dexia een heel voorzichtig beleid gevoerd. We beschikken daardoor over een bijzonder stevige buffer.” Arcofin heeft inderdaad een heel gezonde balans. Sinds de deal met Dexia boekt het jaarlijks ruim 580 miljoen euro aan voorzieningen. 740 miljoen euro wordt sinds 2002 in overlopend resultaat gezet. En de beschikbare reserves zijn gaandeweg gestegen tot ruim 800 miljoen euro.

De dividenden van Arco

In de resultatenrekening van Arcofin vinden we een financiële opbrengst terug van 95 miljoen euro. Het aandeel Dexia-dividenden daarin bedraagt ongeveer 85 miljoen euro. Het nettoresultaat komt uit op 83 miljoen euro, de aandeelhouders krijgen 70 miljoen aan dividenden uitgekeerd. De sociale beweging heeft een rechtstreekse participatie van 14,9 % en ontvangt dus ruim 10 miljoen euro.

Gedetailleerde gegevens over de verdere verdeling binnen het ACW hebben we niet. De samenstelling van de raden van bestuur binnen Arco geven wel een idee. ACW-topman Jan Renders zit de raad van bestuur van Arcofin voor. Op de bestuursvergaderingen van Arcofin mag hij onder meer Luc Cortebeeck en Marc Justaert, de kopstukken van respectievelijk het ACV (vakbond) en de LCM (ziekenfonds) begroeten. Daarnaast telt het bestuur een aantal ACV-kopstukken (nationaal en beroepscentrales) en gewestelijke ACW-secretarissen.

Ontvangt de beweging van Dexia nog een propagandavergoeding zoals indertijd van Bacob? “Neen,” zegt Branson, “wat ze wel krijgt, is een vergoeding voor de inbreng van de ACW-organisaties als klant. Wat Dexia voor zijn huisbankierschap van de beweging betaalt, is per contract vastgelegd.”

In tegenstelling tot de beweging participeert de overgrote meerderheid van de particulieren niet rechtstreeks in Arcofin, dat dit jaar een dividend van 8 % uitbetaalt, maar in Arcoplus en Arcopar. De kleinere rekruteringsholding Arcoplus keert dit jaar bijna 5 miljoen euro aan dividenden uit. Bij Arcopar is dat 54 miljoen euro. De financiële opbrengsten van Arcopar bedroegen afgelopen boekjaar 78 miljoen euro. Bijna de helft daarvan is afkomstig van Arcofin. Nog eens 23 miljoen euro komt van intresten op leningen aan Dexia, die per 31 maart 2004 383 miljoen euro beliepen. De rest betrekt Arcopar uit de kleinere holdings van Arco en uit een aandelenportefeuille van ruim 60 miljoen euro.

Na de alliantie met Dexia beloofde Branson de coöperanten te verwennen wanneer de resultaten het toelieten. Deminor, het Brusselse bureau dat de belangen van minderheidsaandeelhouders verdedigt, stond als eerste in de rij om hem daartoe aan te porren. Omdat Arco zijn coöperatieve aandelen voor die van een beursgenoteerde onderneming verruilde, vond Deminor dat de coöperanten moesten delen in de meerwaarde. Maar van veel meerwaarde was er op dat moment geen sprake.

Door zijn goede resultaten kan Arco zijn belofte waarmaken. De aandeelhoudersvergadering op 25 juni jongstleden besliste het aandeel Arcopar overerfbaar te maken en het bonusdividend tot 0,75 % op te trekken. De meeste coöperanten zien daardoor de opbrengst van hun aandeel stijgen tot 5 %. Daarnaast gaat Arco voor hen een bonusreserve opbouwen en werkt het verder aan de uitbouw van een voordelenpakket. In dat laatste vindt de aandeelhouder nu ook kortingen terug op onder andere telefonie en brandstoffen.

De deelnemingen van Auxipar

Op het niveau van Auxipar speelt zich de discussie af over de verkopen van ACW-bedrijven. De industriële Arco-holding vormde immers de kapitaalsluis naar een aantal van die bedrijven. Met de eenmaking van de Europese markt in 1992 drong de noodzaak van schaalvergroting zich op in zowat alle economische sectoren. Voor een aantal van zijn coöperatieve erfstukken oordeelden Branson en zijn groep dat meegroeien niet langer zinvol was.

De lijst van verkopen wekt de indruk dat de beweging besloten had zich tot haar sociale kernactiviteit te beperken. Toch klopt dat beeld niet volgens Branson: “Bij onze desinvesteringen gingen we nooit uit van één grote catechismus. Binnen een horizon van drie à vijf jaar keken we voor elk bedrijf gewoon of het economisch verantwoord was om op eigen kracht door te gaan.”

Branson beklemtoont ook dat Arco bij een aantal verkopen slechts een adviserende rol heeft gespeeld. “Onze participatie in Het Volk (zie kader: Verkoop van de NV Het Volk) en Sofadi was marginaal. Beide bedrijven waren bijna volledig eigendom van het ACV. Met die verkoop hadden we dus weinig te maken.” En ook de verkochte vakantiecentra stonden niet onder rechtstreeks beheer van Arco.

De verkoop van Samko , Ultra Montes en Leeward en Windward is een ander verhaal. Daar was het Branson zelf die, samen met Arco-directielid Marc Tinant, de problemenkindjes onderbracht in een veilig pleeggezin. Na een fout gelopen investering van het management regelden ze de overname in 1992 door de Nederlandse Ahrend Groep. Voor Ultra Montes, dat dreigde te bezwijken onder de concurrentiedruk van steeds groter wordende conglomeraten in de toeristische sector, vonden ze eind 1994 een onderkomen bij Belgian International Travel (BIT). En een jaar later moest ook reclamebureau Leeward en Windward vanwege schaalproblemen het ACW-nest verlaten. Ook overnemer Trëma zou uiteindelijk te klein blijken. In 2002 moest het marketingbureau de boeken sluiten.

In de huidige participaties van Auxipar herkennen we duidelijk de hand van ex-Gimv-man Branson. Onder zijn voorzitterschap heeft Groep Arco haar industriële kapitaal vooral besteed aan Bransons stokpaardje: openbaar-nutssectoren. Bransons diversificatiepolitiek leidde tot engagementen in onder andere de Vlaamse Energie Holding (VEH), de Gimv en waterzuiveraars Aquafin en SPGE. In farmaceuticaverdeler EPC, het laatste ACW-bedrijf, heeft Auxipar een belang van 82 %. Alle industriële deelnemingen samen leveren Auxipar dit jaar ongeveer 1,5 miljoen euro aan dividenden op, wat binnen de groep een relatief klein bedrag is.

De toekomst

Met al zijn operationele bekommernissen van de baan en de koers van het Dexia-aandeel dat weer rond de 13,5 euro schommelt, kijkt Branson monter tegen de toekomst aan: “Vanuit al onze participaties keert een stevige dividendenstroom naar ons terug. Nergens doen zich acute problemen voor.”

Ten slotte willen we ook nog weten of er grote projecten op til staan. En of Arco zijn participatie zal laten verwateren, mocht Dexia een nieuwe alliantie aangaan. Maar Branson is duidelijk een man die niet graag in het ijle praat: “We kijken altijd uit naar interessante privaat-publieke samenwerkingen. Maar de tijd moet rijp zijn. ( lacht) Binnen de eerstkomende veertien dagen zullen we geen nieuwe projecten aankondigen. Wel hebben we onlangs een participatie van 5 % genomen in Retail Estates, een bevak die investeert in winkelvastgoed langs stedelijke invalswegen, en in Home Invest, dat investeert in residentiële woningen. En wat Dexia betreft, wij zullen altijd onze volle verantwoordelijkheid nemen. Maar altijd in functie van de concrete inhoud van het project.”

Didier Verbruggen

Ontzuiling of niet, gemeten naar eigen vermogen staat de arbeidersbeweging sterker dan ooit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content