DE REACTIES

1.De regering

Johan Vande Lanotte (SP.A), minister van Begroting (bij monde van zijn woordvoerster): “Geen tijd om hier commentaar op te geven.”

Didier Reynders (PRL), minister van Financiën: “In principe is een anticyclisch beleid een goede zaak. Bovendien tonen verschillende studies aan dat belastingverminderingen stimulerend werken op de economie. De eventuele invoering van de BAS-regel die hier beschreven wordt, is dus een interessante suggestie die zeker nader onderzoek verdient. Ik wil er echter op wijzen dat de regering nu al een anticyclisch beleid voert. De economische groei kwam in 2001 uit op 1%, en voor 2002 mag iets gelijkaardigs verwacht worden. Wel, de begrotingen 2001 en 2002 bevatten heel wat stimulerende fiscale maatregelen zoals de herindexering van de belastingschalen, de verdere afbouw van de aanvullende crisisbijdrage en de hervorming van de personenbelasting. We praten hier gecumuleerd over 2 miljard euro of 0,8% van het bruto binnenlands product.

“Voorts wil ik toch twee kanttekeningen maken bij de toepasbaarheid van een anticyclisch beleid in België. Ten eerste blijft onze overheidsschuld hoog. Daarom blijft de eerste taak van het begrotingsbeleid erop gericht de openbare financiën verder gezond te maken. Bovendien laat ook het Europees Stabiliteitsprogramma maar een beperkte ruimte voor een actief begrotingsbeleid. Ten tweede kampt ons land met een zwaar structureel probleem: de erg hoge fiscale druk, vooral op arbeid. Naast de schuldafbouw moet de verlaging van de fiscale druk tot op het niveau van de buurlanden een absolute prioriteit zijn. Er zijn ter zake al heel wat inspanningen geleverd en ook de komende jaren staan nog meer belastingverlagingen op het programma. Het komt er dus op aan verder te gaan op de ingeslagen weg.”

2.De oppositie

Herman Van Rompuy, begrotingsspecialist van CD&V. “Mijn invalshoek op het vlak van openbare financiën is dubbel. Ten eerste: dé grote uitdaging voor de volgende jaren is klaar te staan voor de opvang van de veroudering van de bevolking en voor andere collectieve noden (mobiliteit, veiligheid, gezondheidszorg). Ten tweede: het voorgaande vereist een strategie op middellange en zelfs lange termijn, en dus niet een “klik”-systeem op korte termijn. Ik heb weinig vertrouwen in een actief budgettair beleid, zeker niet bij de toenemende internationalisering of europeanisering van onze economie. Een budgettaire stimulus lekt immers in steeds grotere mate weg naar het buitenland. In een gemondialiseerde economie is er bovendien nood aan zekerheid en stabiliteit. Daarom moet een begrotingsbeleid gericht zijn op langetermijndoelstellingen qua uitgaven, ontvangsten en saldo, met een beperkte flexibiliteit. Dit is ook zeer handig voor de beleidsvoerders die het best handelen als ze in een zelf opgelegd of extern afgedwongen keurslijf zitten (denk maar aan de Maastricht-norm).

“Ik pleit nog meer voor deze structurele benadering omdat de overheid in het verleden saneerde in tijden van recessie en laxistisch was tijdens periodes van hoogconjunctuur. In slechte tijden voor de privé-sector was het immers ook makkelijker om inspanningen te vragen van de publieke sector (inclusief de sociale zekerheid) en omgekeerd: bij loonsverhogingen in de marktsector kan men geen inleveringen vragen bij de overheid. Deze procyclische benadering verdwijnt bij langetermijndoelstellingen. Overigens wil ik er ook op wijzen dat, indien men de zaken nauwkeurig analyseert, de ervaringen met lastenverlagingen in België niet echt schitterend zijn.

“Consument, producent en overheid zijn qua budgettair beleid gebaat met een objectief op lange termijn waar men zich aan houdt. Dat kan ruimte geven voor realistische en doelgerichte lastenverlagingen. De verbruiker en de ondernemer hebben geen ‘fiscale illusie’ meer. Ze weten dat opportunistische en kortetermijnlastenverlagingen ingehaald worden door de feiten.”

3.De econoom

Jef Vuchelen, specialist publieke financiën en hoogleraar aan de VUB: “Is de BAS-regel die hier wordt voorgesteld het stabiliserende ei van Columbus? Ik wil daar zes punten over opmerken. Ten eerste: iedere beleidsregel heeft het nauwelijks overbrugbare politieke nadeel dat de beleidsvoerders er niet mee kunnen uitpakken als ‘hun’ geschenk aan de burgers. Met andere woorden, de potentieel electorale winst van de BAS-regel voor de beleidsvoerders lijkt bijzonder beperkt. Extreem gesteld, de mythe dat de beleidsvoerders door hun goed beleid de groei stimuleren, wordt doorgeprikt.

“Ten tweede: een geloofwaardige BAS-regel kan niet alleen verhinderen dat de conjunctuur al te lang en al te diep wegzakt, maar zelfs dat conjunctuurinzinkingen grotendeels worden vermeden. De redenering is eenvoudig: gezinnen zullen hun consumptie-uitgaven minder verlagen als ze weten dat bij een sterke conjunctuurinzinking hun netto-inkomen minder zal dalen. In ideale omstandigheden gaat het dus eigenlijk om een overbodige regel: juist omdat iedereen wéét wat er zal gebeuren met de belastingen bij een daling van de conjunctuur, kan het best zijn dat de conjunctuur nooit zo diep zal dalen.

“Ten derde: de geloofwaardigheid van de regel is van het grootste belang. Dat houdt niet alleen in dat de belastingverlagingen als structureel en niet als tijdelijk worden ervaren, maar ook dat de beleidsverantwoordelijken over geen enkele discretionaire bevoegdheid beschikken bij de toepassing van de regel. De samenstelling van de belastingverlagingen moet dan ook vastliggen om een maximaal automatisme te waarborgen.

“Ten vierde: de verwachting is dat specifiek díé belastingtarieven zullen worden verlaagd die een maximaal effect op de vraag hebben. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat er budgettaire ruimte zal zijn voor bijkomende belastingverlagingen. Hoewel van alle belastingverlagingen aanbodseffecten uitgaan, dreigt de BAS-regel te resulteren in een verdrukking van het aanbodsonderdeel van het fiscale beleid. Ik denk dan vooral aan de verlaging van de socialezekerheidsbijdragen.

“Ten vijfde, de automatische toepassing van de BAS-regel en de beperkingen op het budgettaire tekort die het Stabiliteitsprogramma oplegt, houden in dat bij voorbaat een budgettaire ruimte moet worden gecreëerd om de belastingverlaging te financieren. Structureel gezien zal het budgettaire surplus in periodes van normale conjunctuur dus moeten verhogen.

“En ten slotte: regels bieden veel voordelen, maar voor beleidsvoerders is het opstellen van regels die hun beleidsvrijheid regelen of zelfs ontnemen zeker geen prioriteit. Het ultieme argument ten gunste van de BAS-regel is dat zo een structurele tendens tot belastingverlagingen ontstaat. Dat vormt de beste waarborg om de efficiëntie en de doeltreffendheid van de uitgaven te maximaliseren.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content