De provocateur

Professor Luc Soete kreeg veel kritiek toen hij de Europese Commissie een ‘bit tax’ voorstelde. Nu laat hij weer van zich horen met de Nieuwe Economie, een economie die ons een eeuwige groei voorspiegelt.

Economen werken veel met informatietechnieken, maar bestuderen ze zelden. Luc Soete, professor aan de Universiteit van Maastricht, vormt de uitzondering op de regel. In 1988 richtte deze Belg zelfs een instituut over het onderwerp op, het Maastricht Economic Research Institute on Innovation and Technology ( Merit). Sindsdien lokt hij met een perfect gevoel voor timing polemieken uit. Nog niet zolang geleden vielen de Internet-fanaten hem aan omdat hij een bit tax had voorgesteld, een belasting op de via het Net uitgewisselde informatie, een nieuwe fiscaliteit op maat van de informatiemaatschappij. Nu komt hij met zijn pleidooi voor de Nieuwe Economie over als een beate optimist. Soete is ervan overtuigd dat onstoffelijke producten – vooral software – de traditionele economie ondersteboven keren. De landen waar de onstoffelijke economie bloeit, zoals de Verenigde Staten, kennen een voortdurende groei, die zich zal voortzetten. Die theorie heeft hem een uitnodiging opgeleverd voor het vermaarde Forum van Davos.

TRENDS. De storm op de beurs, de crisis van de tijger- en de sambalanden, de manke Russische beer, de aangekondigde groeivertraging in het Westen – er lijken voldoende argumenten om de theorie van de Nieuwe Economie sceptisch te bekijken.

LUC SOETE. Vorige jaar al beweerde iedereen dat de Nieuwe Economie een grap was, want dat de Amerikaanse groei ten einde liep. Heel 1998 verwachtte men een val van de beurs, als gevolg van de daling van de werkloosheid onder de 5%. Toen kwamen de Aziatische crisis en de beursperikelen: het verbruik zou ineenstorten, want de mensen hadden hun beursinkomsten nodig. Maar de ramp bleef uit.

Schrijft u dat toe aan het bestaan van de Nieuwe Economie?

Zeker. De economie houdt zo goed stand dankzij het grote aandeel van het onstoffelijke. Om te begrijpen wat er gebeurt, kunnen we de software en de auto met elkaar vergelijken. Wanneer Microsoft een nieuw programma lanceert en op Internet verkoopt, hoeft het niets bij zijn leveranciers te bestellen om meer kopieën te produceren. Het verschil tussen een boom in de softwaresector en een boom in de auto-industrie heeft te maken met de voorraden. Een te sterke groei in de autosector veroorzaakt wrijvingen op de voorraden, die tot spanningen en prijsschommelingen stroomopwaarts leiden, tot aan de grondstoffen toe.

Software kopiëren

Waar ligt de scheidingslijn tussen de traditionele handelseconomie en de Nieuwe Economie?

In een traditionele handelseconomie zorgt de markt voor een logische verdeling. Ze heeft drie voorwaarden nodig om haar werk te doen: exclusiviteit, rivaliteit en transparantie. Een koper krijgt het exclusieve recht op de zaak die hij koopt. Ze gaat van de ene persoon over naar de andere, er is een transfer. Rivaliteit betekent dat het gekochte goed niet meer beschikbaar is voor anderen. Transparantie veronderstelt dat men precies weet wat men koopt. In de economie van het onstoffelijke ontbreken die voorwaarden. Er is zeker geen exclusiviteit. Microsoft, bijvoorbeeld, blijft de eigenaar van het programma dat u koopt. In feite verwerft de koper een gebruiksrecht, een licentie. Rivaliteit is er evenmin, omdat het aantal potentiële gebruikers onbeperkt is. Omdat er geen rivaliteit is, kan de markt de prijs niet optimaal bepalen. De prijs zal per definitie te hoog zijn.

De tekortkomingen van de oude theorie worden de regel. De nieuwe theorie is gebaseerd op onvolmaaktheid. Ze roept vragen op: moeten copyrights 16 of 20 jaar gelden? Levert de Business Software Association ( nvdr – de vereniging die strijd voert tegen illegale softwarekopieën) goed werk of beschermt ze de onvolmaaktheid? Wanneer ze over een potentieel verlies van honderden miljoenen frank spreekt, is dat misschien onzin. Als iedereen programma’s had moeten kopen – dus niet had kunnen kopiëren – zouden veel mensen nog met Word for Windows 2.0 of WordPerfect 4.2 werken. De gebruikers zouden nooit zo snel zijn overgestapt op Windows 95 of 98. Het kopiëren heeft de verspreiding van geavanceerde software in de hand gewerkt.

U bent niet zacht voor Microsoft.

Ik wijs geen bepaald bedrijf met de vinger. Ik stel vast dat één land – de VS, dat politiek domineert – een economie heeft die steeds meer gebaseerd is op het onstoffelijke, op het intellectuele eigendomsrecht: software, muziek, film. De verkoopprijs heeft geen band meer met de marginale kost. Het concept optimale prijs is niet van toepassing. Als dat land erin slaagt het eigendomsrecht wereldwijd op te leggen, als het met zijn politieke macht gedaan krijgt dat er in China niet meer wordt gekopieerd, ligt de wereld aan zijn voeten. Dan kun je zuiver monopolistische renten produceren. Aangezien al deze producten wereldwijd worden verkocht, wordt de groei van de VS belangrijker dan die van de andere. Ik durf zelfs verder te gaan: dit is een verklaring voor de Aziatische crisis – de reële crisis, niet de financiële.

Zijn de Aziatische landen dan het slachtoffer van de onstoffelijke productie?

Het zijn de industriële landen, waar het aandeel van de fabricage het grootst is, die moeilijkheden ondervinden. In de Aziatische landen met problemen bedraagt het aandeel van de fabricage in het BBP 20% tot 30%, tegenover 12% voor de VS. Ze hebben weinig in het onstoffelijke geïnvesteerd. Wanneer je, bijvoorbeeld, een bandrecorder maakt, weet je dat zijn waarde snel erodeert. De kennis die in het product zit, is openbaar. Je kan het apparaat kopiëren en de patenten omzeilen. De paradox is dat hoe meer technologie een product bevat, hoe sneller het zijn waarde verliest. Een fotocamera kan goedkoper zijn dan een das.

Welke landen zijn het kwetsbaarst door hun grote industriële aandeel?

Japan en, in Europa vooral Duitsland en tot op zekere hoogte Frankrijk. In ons land is het Wallonië. Nederland en Ierland doen het beter.

Een wereld zonder crisis of dalende groei, dat is de steen der wijzen.

De steen der wijzen is dat de materiële economie gekenmerkt wordt door de schaarsheid van goederen, diensten en arbeid. De onstoffelijke economie is een economie van de overvloed, zonder een groot verbruik van materiële middelen, zonder ecologische rampen. Er zijn dus geen grenzen meer aan de groei, niet op het vlak van de middelen en niet op dat van de vraag.

Lobby tegen de bit tax

In 1996 hebt u de Europese Commissie de ‘bit tax’ voorgesteld, die snel werd afgewezen. Bent u te haastig geweest met uw voorstel om iets te belasten dat nog niet op grote schaal bestond?

De politiek heeft het idee te vlug verworpen. De lobby van de bedrijven en de grote afdelingen van de Commissie, de DG XIII, hebben een optimistisch standpunt verdedigd. Zij stelden dat het gebruik van de computer en Internet aangemoedigd moest worden. Wij vonden dat men de bestaande problemen moest bestuderen en oplossen, want alleen de sociale en economische integratie zal vruchten afwerpen.

Waarom is een ‘bit tax’ nodig?

Het idee stond in een rapport dat opgesteld werd door een groep experts waarvan ik lid was ( nvdr – aangesteld door de Europese Commissie). We hadden de impact van de informatiemaatschappij bestudeerd en opperden het idee van een belasting op Internet. Als je overgaat van een landbouwmaatschappij naar een industriële en daarna naar een informatiemaatschappij, moet de basis van de belasting mee veranderen. Ruim honderd jaar geleden woedde er in Groot-Brittannië een debat over de graanbelasting. Was die onrechtvaardig? Ze bestrafte de armen. Denk ook aan de zoutbelasting. Wij kennen de BTW, die efficiënt werkt voor goederen en ook voor diensten. In een kop koffie bestrijkt het belastingsysteem de input van de verschillende elementen: koffie, water, kop. Het systeem spoort de eindproducent aan om de belasting bij de consument te innen. De BTW is goed aangepast aan goederen en diensten. Maar in een informatiemaatschappij gebeurt de productie wereldwijd en vindt het verbruik niet in een specifiek land plaats. Er is een ontkoppeling, een levering op afstand. De belasting wordt een probleem. De bit tax is een oplossing ( nvdr – In België heeft federaal minister van Economische Zaken Elio Di Rupo, PS, het idee overgenomen. Hij had het ontdekt toen hij in april 1996 in Trends een artikel las waarin professor Soete het principe uiteenzette).

Bestaat deze belasting nu al niet? De verbindingen die nodig zijn om Internet te gebruiken, leveren de telefoonoperators grote bedragen op.

De cybertax is inderdaad ingevoerd. De discussie verplaatst zich naar de manier waarop de prijs van de verbindingen bepaald moet worden. Er ontstaat een ernstig probleem door de convergentie van twee systemen: telefonie en broadcasting (teledistributie). Het eerste systeem wordt gefactureerd volgens duur en afstand, en belast met BTW. Het tweede wordt voor een vaste prijs verkocht, het toegangsrecht, dat op zijn beurt belast is. Dat zal tot oneerlijke situaties leiden. Sommige mensen betalen een vaste prijs om 24 uur op 24 toegang te hebben tot Internet, andere betalen afhankelijk van de verbindingstijd. Die situatie is niet houdbaar: ze zal tot te hoge interne subsidiëringen leiden. Ik denk dat men voor een prijs volgens het gebruik zal kiezen. De eerste signalen zijn er al bij Telenet en het Amsterdamse teledistributienet ( nvdr – dat deel uitmaakt van dezelfde groep als in België TVD). In de VS heeft telecomoperator Sprint een gelijkaardig systeem aangekondigd voor zijn ION-dienst. Sprint zal bij de particulieren een teller plaatsen die het gebruik van de lijn registreert, zodat men kan factureren volgens het aantal verzonden bits, hetzelfde principe als voor de elektriciteit. Dat is het idee van onze bit tax.

BRUNO LEIJNSE ROBERT VAN APELDOORN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content