De prijsbeesten van Jan Kumpen

Niet iedereen volgt de tiercé-uitslagen met zo’n verbeten aandacht als Jan Kumpen. De zaakvoerder van het bouwbedrijf Kumpen NV is niet alleen een fanatiek paardenliefhebber, maar ook een succesvol fokker en eigenaar van drafpaarden. In strakke galop snelde Trends er heen.

Een felle herfststorm doet de ranke wilgen die de Hasseltse Drossaardhoeve omzoomen bijna horizontaal plooien. Een tolzieke regenbui plenst ons recht en onbarmhartig tegen het gezicht. Ondanks de gure weersomstandigheden treedt Jan Kumpen ons met een brede glimlach tegemoet. Niet omdat we zo’n fijn en charmant gezelschap zijn. Ook niet omdat de gedelegeerd bestuurder van het bouwbedrijf Kumpen afstevent op een prima jaarbalans. Maar wel omdat we elkaar ontmoeten op ‘s mans favoriete terrein: de landelijk gelegen hoeve van de heer Beus, waar Kumpens pezige en prijzige raspaarden worden verzorgd en getraind.

De wat schuchtere Limburger mag dan al kampen met een dichtslibbende agenda, Kumpen blijft een paardenliefhebber in hart en nieren. Een doordeweeks interview gebruikt de man graag als alibi om even ter plekke de geurige stallen te inspecteren, om een praatje te slaan met trainers en verzorgers én – vooral – om even vol stilzwijgende bewondering te loeren naar zijn majestueuze prijsbeesten.

Prestigieus trainingscentrum

“Mijn passie voor paarden heb ik van thuis meegekregen,” zegt Kumpen terwijl hij een dampende hengst minzaam over de snoet wrijft. “Mijn grootvader, mijn moeder, mijn vader en mijn oom, allen waren ze gebeten door de paardensport. Vroeger deed ik zelfs op provinciaal niveau geregeld mee aan military- en jumpingwedstrijden. Maar die carrière heb ik moeten opgeven. Tenslotte gingen studies en werk voor.”

De dagen dat Jan Kumpen zelf vanuit het zadel gezwind de teugels vierde, liggen met andere woorden al enkele jaren bedolven onder een dikke stoflaag aan nostalgische herinneringen en pragmatische besognes. Toch blijft hij zijn hobby trouw als een Arabische volbloed. Zo legt Kumpen zich de jongste tijd toe op het fokken van paarden, vooral voor drafrennen. “De eerste twee jaren begeleid ik ze zelf,” licht Kumpen toe. “Ik leer ze wennen aan teugels, beenbeschermers, het kopstuk. Daarna vertrouw ik ze toe aan een professionele trainer die ze klaarstoomt voor de wedstrijden. Een eigen stal uitbouwen vergt immers behoorlijk wat tijd.”

De meest getalenteerde en vieve kwekelingen van Kumpen komen uiteindelijk terecht op de meer dan tachtig hectare grote Drossaardhoeve. Hier bevindt zich een van Vlaanderens meest prestigieuze trainingscentra – uitgerust met een heuse renbaan. Op deze plek, waar struikrover Baeckelandt ooit nog angst en paniek zaaide, worden de paarden toevertrouwd aan de vakkundige handen van trainer en pikeur Christophe Martens. Die is niet alleen de leermeester van Kumpens paarden. Martens is ook een van de meest succesvolle menners binnen het drafcircuit. ‘s Mans indrukwekkende palmares – vijf Belgische kampioenstitels en meer dan 1450 overwinningen in binnen- en buitenland – liegt er niet om.

In de frontlinie

Jan Kumpen – die een twaalftal vlucht- en drafpaarden en zeven veulens bezit – is de trotse maar bescheiden eigenaar van een handvol absolute toppers, paarden die vele connaisseurs van de hippische sport met afgunst zullen vervullen. Nathan du Lombart bijvoorbeeld, onlangs nog glorieus triomfator van de bekende Grote Prijs te Kuurne. Andere prijsbeesten zijn Puce de Corta, een vierjarige merrie die in haar internationale drafcarrière al 35.000 euro aan prijzengeld wist binnen te halen. Of Kalinka d’Eribus, met haar 35 overwinningen goed voor een flink aangespekt prijzenpotje van 75.000 euro.

“Het liefst werk ik met hengsten,” vertelt Kumpen. “Die hebben het meeste karakter, ook al is het aanvankelijk een stuk moeilijker om hun vertrouwen te winnen. Bovendien houden ze het langer vol op topniveau. Een merrie haakt meestal af na negen jaar, terwijl een stevige hengst al gauw twaalf jaar in de frontlinie kan meedraaien. Doorgaans kun je na enkele maanden redelijk goed inschatten of een paard een kampioen zal worden.”

Vroeg kopen lijkt met andere woorden de boodschap. Aan deze flink uit de kluiten gewassen dieren hangt doorgaans een behoorlijk prijskaartje vast. Zeker wanneer ze al enkele wedstrijden hebben gewonnen. Zo zijn bedragen die de kaap van het kwart miljoen euro ronden geen uitzondering.

Hoewel de cijfers op het eerste gezicht anders laten vermoeden, blijkt de drafsport toch niet meteen een lucratieve bezigheid te zijn. Tenminste, toch niet in België. Wie op de rug van zijn onstuimige drafpaarden het grove geld wil binnenhalen, moet naar Frankrijk, sinds jaar en dag het absolute Mekka voor de drafsport. Daar liggen de prijzenpotten een flink stuk hoger. “In België worden zeshonderd drafpaarden per jaar geboren. In Frankrijk zijn dat er 16.000. Dat geeft al enigszins het niveauverschil aan. Als Christophe daar een wedstrijd kan winnen met een van mijn paarden – zoals onlangs nog in Vincennes – is dat een prestatie om trots op te zijn,” zegt Kumpen.

Op de tweeënhalf jaar dat Kumpen met Martens samenwerkt, boekte het duo al een vijftigtal overwinningen. Dat resulteert jaarlijks in ongeveer 75.000 euro prijzengeld. “Net genoeg om het break-evenpoint te draaien,” stelt Kumpen nuchter. “Tenslotte mag je de kosten voor de stalling, de trainer en de verzorgers niet vergeten. Maar het is me dan ook helemaal niet om het geld te doen. Het is gewoon mijn grote passie. En een rustgevende passie bovendien. Niet dat ik een paardenfluisteraar ben, maar je voelt gewoon de therapeutische kracht die van deze dieren uitgaat.”

Ondanks haar heilzame waarde lijkt de Belgische drafsport steeds verder te zakken in de marge van de sportkranten. De jongste jaren daalde het aantal weddenschappen evenredig met de prijzenpotten. En dat in schril contrast tot andere Europese draflanden zoals Frankrijk, Italië of Zweden. Om die neerwaartse tendens te stutten, trachten zowel de Vlaamse als de Waalse deelregering de taksregeling wat te versoepelen. Voorlopig zonder veel succes. Het is dan ook al een tijdje geleden dat Jaak Pijpen en Louis de Pelsmaeker wekelijks in prime time met euforische stem berichtten over de drafwedstrijden in Etterbeek, Oostende of Kuurne.

“Je lacht daar nu mee,” mijmert Kumpen. “Maar die media-aandacht was indertijd van cruciaal belang. Tegenwoordig kom je alleen nog op de regionale zenders. En dan nog uitsluitend als er kermiskoersen worden georganiseerd. Daar komt de grote massa natuurlijk niet op af. Een professionele carrière uitbouwen in deze sporttak is in ons land zo goed als onmogelijk geworden. Sterker nog. Als het zo verder gaat, dreigt het metier helemaal te verdwijnen.”

Knallende explosie

En dat zou zonde zijn. Tenslotte ontvouwt elke drafwedstrijd – zelfs de meest banale kermiskoers – zich steeds weer tot een knallende explosie van animale kracht, menselijke discipline en gekunstelde finesse. Geen wonder dat deze fraaie sport kan bogen op een rijke historie. Zo heeft de draf zich van oudsher ontwikkeld uit de zogeheten harddraverijen – met de ruiter bovenop het paard – die al in de zestiende eeuw in de lage landen werden georganiseerd. Tegenwoordig draven de paarden rond op speciaal aangelegde banen – doorgaans zo’n duizend meter lang – en trekken ze een sulky, een licht tweewielig karretje dat wordt bestuurd door de pikeur. Indien het paard in het heetst van de strijd en in zijn hang naar momentane roem overgaat in galop wordt het stante pede gediskwalificeerd.

Bovendien zijn er twee soorten wedstrijden: de meet- en de prijzendraverijen. Bij meetwedstrijden dienen alle deelnemers precies dezelfde afstand af te leggen, terwijl ze gezamenlijk vertrekken van achter de startwagen. Bij prijzendraverijen daarentegen worden sommige paarden belast met een handicap van twintig tot veertig meter, afhankelijk van het prijzengeld dat ze al tijdens hun carrière hebben gewonnen. Bij dit soort wedstrijden wordt een draaistart toegepast. Dat wil zeggen dat de paarden ronddraaien in gescheiden vakken – die met elastieken worden afgesloten – tot de starter uiteindelijk het verlossende startschot lost.

“Dat is steeds een spannend moment,” vertelt Kumpen alsof de adrenaline plotseling opnieuw door zijn lijf schiet. “Elke koers zit je wel op het puntje van je stoel. Tijdens die drie minuten die zo’n wedstrijd duurt, voel je alle emoties loskomen. Je voelt de stress van je afglijden. Spijtig genoeg heb ik steeds minder tijd om de koersen live te volgen. En zelf wedden doe ik al evenmin. Tegenwoordig beperk ik me tot een gezapig zondags ritje in het zadel.”

Kumpen lijkt ook professioneel op de juiste paarden te wedden. Zo zag hij het familiebedrijf gestaag uitgroeien tot een van Vlaanderens grootste bouwondernemingen, goed voor een jaarlijkse omzet van 62 miljoen euro en 350 werknemers. “De zaken lopen prima. En daarom hou ik mijn hobby liever beheersbaar. Misschien koop ik ooit nog wel eens een hoeve in Frankrijk om een professionele stal uit te bouwen. Maar dat is iets voor na mijn actieve loopbaan. Voorlopig ben ik al erg tevreden met wat ik heb.”

Een fraaie gedachte en een ideaal moment – zo dunkt ons – om de herfstige Drossaard opnieuw te verlaten. Tenslotte is het buiten net iets minder aan het regenen.

Dave Mestdach [{ssquf}]

“Een professionele carrière uitbouwen in deze sporttak is zo goed als onmogelijk geworden. Sterker nog, als het zo verder gaat, dreigt het metier helemaal te verdwijnen.”

“Niet dat ik een paardenfluisteraar ben, maar je voelt gewoon de therapeutische kracht die van deze dieren uitgaat.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content