De prijs van politieke bemoeienis

Als de overheid rechtstreeks tussenbeide blijft komen in remuneratie- en benoemingsdossiers van overheidsbedrijven kan de Belgische schuldenlast de hoogte ingaan.

De bemoeienis van de federale overheid, en met name van voogdijminister Jean-Pascal Labille (PS), in de autonome overheidsbedrijven sprong de voorbije weken in het oog. Labille wilde te allen prijze een loonplafond doordrukken, ook bij beursgenoteerde bedrijven als Belgacom, bpost en Dexia.

Dat leidde tot verhitte discussies over het loon van de nieuwe Belgacom-baas Dominique Leroy. Bpost-topman Johnny Thijs hield de eer aan zichzelf en stapte op. Bij Dexia gooide minister van Financiën Koen Geens zich persoonlijk in de strijd om CEO Karel De Boeck aan boord te houden.

Toch is de overheidsinmenging al aan de orde van voor de socialisten van de topsalarissen een electoraal strijdpunt maakten. Herinner u de moeizame samenstelling van de raad van bestuur van Belfius, de benoemingscarrousel bij de NMBS, en het gedoe om Didier Bellens aan de deur te zetten bij Belgacom. Labille liet in het parlement onomwonden horen dat hij de wet van 1991 op de overheidsbedrijven wil aanpassen zodat autonome overheidsbedrijven wat minder autonoom en wat meer overheidsbedrijf zouden worden.

Of dat verstandig is, is een andere zaak. De autonomie van de overheidsbedrijven beknibbelen kan verregaande gevolgen hebben, met name voor de begroting en de staatsschuld. Overheidsbedrijven moeten conform de Eurostat-richtlijnen zelfstandig verplichtingen kunnen aangaan en contracten afsluiten. Eurostat is het statistisch bureau van de Europese Unie, dat moet oordelen hoe bepaalde bedrijven, projecten, investeringen of schulden gekwalificeerd worden: horen ze bij de overheid of bij de private sector?

Actualisering berekening bbp

De uitlatingen van Labille zijn Europa niet ontgaan. Toeval of niet, maar vorige week bracht Eurostat een bezoek aan ons land. Dergelijke bezoeken dienen meestal om de officiële cijfers over de overheidsfinanciën te controleren. “De regels die Eurostat hanteert, werden de voorbije jaren hervormd en aangescherpt. Ze worden later dit jaar van kracht”, verduidelijkt Frans De Braekeleer, hoogleraar publieke financiën aan de Antwerp Management School. Samen met zijn dochter Karen, die advocate is bij K law en gespecialiseerd in publiek recht, maakte hij een kritische evaluatie van de werking van Eurostat (zie kader).

Na vijftien jaar was het hoog tijd om de berekening van de nationale rekeningen die de productie, inkomens en uitgaven van een land registreren te actualiseren. Op die manier kunnen de macro-economische kerncijfers in lijn gebracht worden met de reële economische activiteiten en kunnen de data tussen lidstaten correcter worden opgevolgd. De vorige regelgeving heette ESR95 en wordt op 1 september vervangen door ESR2010. ESR staat voor het Europees Systeem van Rekeningen en de cijfers verwijzen naar het jaartal waarin het wettelijk kader is uitgewerkt.

Tot hiertoe kreeg de nieuwe berekeningswijze van het bruto binnenlands product (bbp) in ESR2010 de meeste aandacht. Het bbp is de waarde van alle goederen en diensten die een land produceert. Doordat uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) niet langer als kosten, maar als een investering verrekend kunnen worden, is de verwachting dat het bbp van België 2 tot 3 procent hoger uitkomt. Aangezien de Belgische staatsschuld uitgedrukt wordt als een percentage van het bbp, leidde dat in de Wetstraat al tot het ontkurken van enkele champagneflessen. De schuldgraad van België zou dalen.

Frans De Braekeleer wijst erop dat er ook een andere kant aan het verhaal is. ESR2010 is strenger dan zijn voorganger in de beoordeling van overheidsbedrijven. Bepaalde overheidsbedrijven en hun schulden, die nu nog buiten de begroting vallen, kunnen sneller als ‘overheidssector’ gecatalogeerd worden, en dat zou dan weer een negatieve invloed op de staatsschuld hebben.

Eurostat beoordeelt overheidsbedrijven op drie criteria, verduidelijkt Karen De Braekeleer. “Het eerste criterium is de autonomie van de onderneming. In welke mate kunnen het overheidsbedrijf en zijn management vrij handelen? In welke mate komt de overheid in het beslissingsproces tussenbeide? Zitten er voldoende onafhankelijken in de raad van bestuur? In vergelijking met vroeger wordt die autonomie in ESR2010 veel duidelijker omschreven.”

Het globale plaatje

De uitlatingen van Labille dat hij de greep van de overheid op de overheidsbedrijven wil vergroten, kan Eurostat sterken in de overtuiging dat bepaalde bedrijven hun eigen beslissingen niet meer kunnen nemen en te veel vanuit de Wetstraat aangestuurd worden. “Het gebrek aan autonomie van bepaalde overheidsbedrijven is al langer een doorn in het oog van Europa”, zegt Frans De Braekeleer. “Als verklaringen van politici argwaan wekken, komt Eurostat erop af. Een gevolg van zo’n bezoek kan zijn dat de schulden van deze bedrijven geherclassificeerd worden als overheidsschulden.”

Nemen we het voorbeeld van Dexia, waar de raad van bestuur en het remuneratiecomité teruggefloten zijn over een loonsverhoging die ze hadden goedgekeurd voor een aantal topmanagers. Op dit moment staat Dexia onder controle van de overheid en is het dus een publieke organisatie, maar gezien zijn activiteiten behoort het tot de financiële sector en valt het buiten de consolidatiekring van de overheid.

“Als Eurostat zou oordelen dat de regering de autonomie van Dexia te veel inperkt, kan het beslissen dat de restbank in de begroting en de staatsschuld verrekend moet worden”, zegt De Braekeleer. “Eurostat bekijkt het globale plaatje en zou weleens het gebrek aan autonomie kunnen koppelen aan de hoge toegestane garanties en het ontbreken van een return on investment.”

Dat zou desastreuze gevolgen hebben voor onze schuldgraad. Dexia zit nog altijd op een balans van 240 miljard euro, en dat zijn grotendeels schulden. Als het koninkrijk België die moet opnemen in zijn consolidatiekring, zou de schuldenlast niet 100 procent van het bbp, maar 160 of 170 procent van het bbp bedragen.

De 50 procentregel

Het tweede criterium waarop Eurostat zich baseert om niet-financiële overheidsbedrijven te beoordelen, is de zogenoemde 50 procentregel, vertelt Karen De Braekeleer. Die regel zegt dat bedrijven waarvan de overheid meer dan de helft van de aandelen controleert minstens 50 procent van de operationele kosten met eigen inkomsten moeten dekken, zodat ze buiten de consolidatiekring van de overheid blijven.

“Tot hiertoe ging het om operationele kosten exclusief intrestlasten”, zegt Karen De Braekeleer. “Maar onder ESR2010 worden ook de rente- en kapitaalkosten als operationele kosten gecatalogeerd. Dat zal voor een aantal overheidsinstellingen, die onder ESR95 buiten de begroting vielen, allicht tot gevolg hebben dat ze niet langer tot de privésector gerekend worden. Dat zou betekenen dat hun schulden geconsolideerd moeten worden, ofwel op het niveau van de federale overheid ofwel op het niveau van de gewesten.”

Sinds het laatste bezoek van Eurostat aan ons land in 2012 worden instellingen als de SRIW (Wallonië) en PMV (Vlaanderen) boekhoudkundig als overheidsvehikels geclassificeerd. Daar zouden potentieel, door de verstrenging onder ESR2010, een aantal filialen van de SRIW bij kunnen komen, de autonome Waalse havens van Luik, Charleroi en Namen, en Vlaamse instellingen zoals de Vlaamse Milieuholding, Aquafin en de Limburgse Investeringsmaatschappij.

“Dat risico is reëel”, oordeelt Frans De Braekeleer. “Maar het is duidelijk dat hiervoor meer precieze berekeningen noodzakelijk zijn. Hoe dan ook zullen de volgende begrotingen hierdoor beïnvloed worden. Zowel federaal als gewestelijk kan men zich maar beter aan het rekenen zetten.”

Het derde criterium van Eurostat is de mate waarin een bedrijf voor de markt produceert. Karen De Braekeleer: “Als een overheidsbedrijf alleen werkt voor of verkoopt aan andere overheden, is het niet langer ESR-neutraal en heeft het impact op zowel de begroting als de staatsschuld. Een mooi voorbeeld hiervan is Jobpunt Vlaanderen, dat functioneert als een hr-bureau voor de Vlaamse overheid en de gemeenten, zonder dat daar openbare aanbestedingen bij komen kijken. Ook andere organisaties die opgericht zijn door en ten dienste staan van de lokale besturen zullen getroffen worden.”

PATRICK CLAERHOUT, FOTOGRAFIE DEBBY TERMONIA

“Als verklaringen van politici argwaan wekken, komt Eurostat erop af”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content