De pizza moet groter

Economische groei komt – net als pizza – uit de lengte of uit de breedte. We kunnen groeien door óf meer mensen aan het werk te zetten, óf mensen slimmer te laten werken. In het verleden hebben we het vooral in de breedte gezocht: steeds meer mensen inzetten. In de toekomst moeten we groei uit de lengte halen door in mensen te investeren. In de naoorlogse periode was onze welvaartsgroei voor een belangrijk deel gebaseerd op de toestroom van steeds meer vrouwen op de arbeidsmarkt en door de grote generatie babyboomers. Die zorgden elk jaar voor een grote instroom schoolverlaters in het arbeidsbestel. In de volgende decennia droogt deze menselijke bron van welvaart op. De meeste vrouwen die willen werken, zijn aan het werk. De babyboomers lopen tegen hun pensioen aan. We moeten met minder mensen meer produceren. Werknemers moeten dus productiever worden. Productiever werken betekent niet harder werken. Productiever werken betekent slimmer werken. Met meer kennis en kunde.

Opleiding. Kennis is menselijk kapitaal. Voor meer kapitaal zijn meer investeringen nodig. Investeren in menselijk kapitaal gebeurt niet alleen op school, maar ook steeds meer op de werkplaats. Door de demografische ontwikkeling wordt het aantal scholieren en studenten straks minder groot. De bijdrage van het onderwijs aan de kennisinvestering wordt kwantitatief steeds minder belangrijk. Dat betekent dat kennisinvestering meer en meer op de werkplek moet plaatsvinden. Dat is geen wereldschokkend nieuws. Het bedrijfsleven heeft deze boodschap al lang begrepen en in de praktijk toegepast. Dat blijkt uit de cijfers. Het aantal opleidingen van werknemers is veel meer gestegen dan ik in mijn meest onbegrensde optimisme had gedacht.

In de afgelopen tien jaar hebben werkgevers hun werknemers massaal naar een opleiding gestuurd. Uit recent gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat het aantal opleidingen voor werknemers explosief is gestegen in Nederland. Dat zal in België en in Vlaanderen niet veel anders zijn, verwacht ik. Bij de kleinere bedrijven is de stijging echt fabuleus. In 1993 ging gemiddeld een op de vijf werknemers van een kleiner bedrijf tijdens dat jaar naar een cursus. Nu is dat bijna vier op de vijf. De hele grote bedrijven (met meer dan 200 werknemers) stuurden altijd al meer werknemers op cursus, maar ook daar is het percentage in de jongste zes jaar bijna verdubbeld. Dat zijn stijgingspercentages vergelijkbaar met bruisende beursnoteringen in betere tijden. We naderen een situatie waarbij bijna elke werknemer elk jaar een keer op cursus gaat. De opleidingskosten voor de baas zijn navenant gestegen. In 1993 werd 1,8% van de arbeidskosten aan opleidingen besteed. In 1999 was dat 2,7%.

Dat is ‘levenslang leren’ in de praktijk. Brengt het ook wat op? Het volgen van een opleiding hoeft niet altijd een investering te zijn. Een tevreden baas zal wel eens een werknemer als beloning voor geleverde prestaties voor een paar dagen naar een gezellige cursus in een leuk hotelletje in de Ardennen sturen, zonder daar grote productiviteitssprongen van te verwachten. Het volgen van een opleiding is een onderdeel van de moderne arbeidsvoorwaarden geworden. Af en toe er even tussenuit knijpen naar een ontspannen cursus houdt de werknemers tevreden.

Maar de meeste cursussen zijn wel degelijk gericht op het vergroten van kennis en op het verhogen van de arbeidsproductiviteit. Dat is af te lezen uit wat de meest populaire opleidingen zijn. Het meest in trek zijn techniek, dan boekhouden en financiën, en vervolgens informatica en computervaardigheden. Dat zijn serieuze onderwerpen, die de indruk wekken dat er op zo’n cursus ook wat gebeurt.

Innovatie. Er is nog meer interessants. Er zijn in de economie innoverende bedrijven en traditionele bedrijven. Innoverende bedrijven investeren meer in moderne productieprocessen en in het lanceren van nieuwe producten dan traditionele bedrijven. Uit de statistieken blijkt dat werknemers van innoverende bedrijven beduidend meer cursussen volgen dan die van traditionele bedrijven. Dat kan betekenen dat innoverende bedrijven veel meer het nut inzien van kennisinvesteringen en van het permanent bijscholen van hun mensen. Of het kan betekenen dat bedrijven met beter opgeleide werknemers door de grotere creativiteit en veranderingsbereidheid van hun mensen sneller innoveren. De causaliteit kan gaan van innoverend bedrijf naar investeren in slimme mensen of van slimme mensen naar innovatie in het bedrijf.

Hoe dan ook, linksom of rechtsom, in beide gevallen hebben opleidingen een positief effect op innovatie en daarmee op productiviteit. Er wordt steeds meer geïnvesteerd in werkende mensen. De werknemer wordt slimmer en productiever. Daardoor wordt onze pizza niet alleen groter, maar ook met veel meer kaas belegd.

Jules Theeuwes

De auteur is hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van de Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO).

De werknemer wordt slimmer en productiever. Daardoor wordt onze pizza niet alleen groter, maar ook met veel meer kaas belegd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content