De opkoper van Wall Street

Luc Huysmans senior writer bij Trends

Amper 25 jaar oud is The Carlyle Group. Van een startkapitaal van 5 miljoen dollar ging het naar 156 miljard dollar aan activa in beheer. Het opkoopfonds heeft al meer dan 200 bedrijven in portefeuille. Sinds kort hoort daar ook de autoverfafdeling van DuPont in Mechelen bij.

Eenzaam hoeven de 570 werknemers van de verfafdeling van DuPont in Mechelen zich niet te voelen. Bij de bedrijven die eigendom zijn van hun nieuwe eigenaar, The Carlyle Group, werken meer dan 675.000 mensen. In België is de groep al lang geen onbekende meer. Carlyle kocht eind vorig jaar het Kempense gasdetectiebedrijf The Sniffers en het verkocht het Brusselse kabelbedrijf Numericable. Eerder investeerde het met de Benelux Property Group in studentenkamers in Leuven en Brussel, en in 2007 bracht de groep het technologiebedrijf Transics naar de beurs.

Helemaal rond is de DuPont-deal nog niet. Maar als de vereiste goedkeuringen er komen, betaalt Carlyle in het eerste kwartaal van volgend jaar 4,9 miljard dollar – net geen 4 miljard euro – voor DuPont Performance Coatings. En als het van Carlyle afhangt, ziet de toekomst er zonnig uit. “Door gerichte investeringen willen we de ontwikkeling en de groei ondersteunen om te evolueren naar een zelfstandig bedrijf”, kondigde George Ledford, algemeen directeur van Carlyle, aan. Dé vraag is: hoe lang blijft Carlyle eigenaar, en vooral: welke maatregelen acht de groep nodig om een winstgevende exit te realiseren?

Overnamehonger

Want Carlyle is een trader van bedrijven. Philadelphia Refinery, Mandarin Hotels, Lakeway Resort and Spa, Genesee and Wyoming, Hamilton Sundstrand Industrial, Service King Collision Repair Centers, TCW Group, Meinian One-health, Getty Images en ten slotte de verf-afdeling van DuPont. Amerikaanse fruitsappen, hotelketens, Chinese gezondheidsbedrijven, een fotogroep, een vastgoedfirma en een autoreparateur. Het is een zeer divers lijstje, de bedrijven waarin Carlyle alleen of met partners een belang heeft gekocht… en dan alleen nog sinds 1 juli van dit jaar.

Die overnamehonger wordt ook gestimuleerd door de lage rente. Daardoor is de financiering voor de doorgaans met schulden gerealiseerde overnamedeals spotgoedkoop. De gekochte bedrijven en bedrijfsonderdelen halen doorgaans vrij snel voldoende cashflow om de rentelasten te betalen. Bovendien blijven de overnamedoelen drie tot zeven jaar in portefeuille. Dat is genoeg voor de 1300 activabeheerders om de ondernemingen indien nodig op te kalefateren, te saneren of samen te voegen met andere bedrijven, en ze vervolgens met winst te verkopen.

Meestal wordt zowel Carlyle als het overgenomen bedrijf daar beter van. “Het wordt langzamerhand een soort verborgen Berkshire Hathaway”, analyseert Michael Farr, topman van het investeringsfonds Farr, Miller & Washington. Want net als het vehikel van superbelegger Warren Buffett investeert Carlyle graag in bedrijven met duidelijke winstmodellen, bij voorkeur in een begrijpbare sector. Daardoor is het erg actief in klassieke industrietakken zoals spoorwegen, schoenen, media of industriële productie.

Onbetwistbaar succesverhaal

Maar lang niet elke operatie is een doorslaand succes. In maart 2005 haalde Carlyle voor 550 miljoen euro het verlieslatende oliebedrijf Petroplus van de beurs van Amsterdam. Amper vijftien maanden later kreeg het bedrijf opnieuw een beursnotering, in Zwitserland ditmaal. Waarde: 3 miljard euro. De Nederlandse beleggingsadviseur Peter van Ees vergeleek het met een piramidespel voor gevorderden. De groei werd opgeblazen door een versnelde overnamestrategie. Daardoor was het bedrijf in ijltempo Europa’s grootste raffinagegroep geworden. Maar de schuldenberg die werd opgebouwd, dreef Petroplus begin dit jaar definitief naar het faillissement.

Carlyle deelt soms zelf in de brokken. In maart 2008 moesten de aandeelhouders van het Nederlandse investeringsfonds Carlyle Capital Coporation (CCC) instemmen met de liquidatie, amper acht maanden nadat Carlyle het bedrijf naar de beurs had gebracht. De subprime- crisis op de vastgoedmarkten nekte het fonds.

Toch is Carlyle onbetwistbaar een succesverhaal. Sinds William E. Conway, Daniel A. D’Aniello, David M. Rubenstein en de intussen opgestapte partners Stephen Norris en Greg Rosenbaum in 1987 met 5 miljoen dollar investeringskapitaal startten, is het hard gegaan. Een kwarteeuw later heeft het bedrijf 156 miljard dollar activa in beheer. Dat uit zich in de loonbriefjes van het stichterstrio. Daar prijkte vorig jaar een vrolijke 137,8 miljoen dollar op: 275.000 euro vast salaris, een bonus van 3,5 miljoen én 134 miljoen uit de meerwaarde die het fonds realiseerde.

Ondanks het belabberde beursklimaat trok Carlyle dit voorjaar opnieuw naar de beurs. Al werd er minder kapitaal opgehaald dan verwacht: in plaats van 23 tot 25 dollar werden de 30,5 miljoen aandelen tegen 22 dollar uitgegeven. Daarmee werd de groep gewaardeerd op 6,7 miljard dollar.

De nieuwe eigenaar van DuPont Performance Coatings liet zich begin vorig jaar opmerken door in zijn corporate-citizenship-rapport aan te geven dat milieudoelstellingen voor elke nieuwe deal een plaats krijgen in het beheersplan. Rubenstein kocht vijf jaar geleden ook de Magna Charta, het historische document uit 1297 dat de bevoegdheidsverdeling tussen de Engelse koning en de adel regelde, dat hij vervolgens permanent uitleende aan de National Ar-chives in Washington.

Onder vuur

Toch krijgt Carlyle geregeld felle kritiek, meer dan andere investeringsfondsen. Hoewel het bedrijf op zijn website beweert de hoogste ethische normen na te streven, kreeg het in 2006 als een van de eerste geld van de Lybian Investment Authority, die door ex-dictator kolonel Kaddhafi in het leven werd geroepen na het einde van de internationale boycot tegen zijn land.

Veel achterdocht wordt bovendien gewekt door het imponerende netwerk van de groep, waarvan het hoofdkantoor, niet geheel zonder symboliek, tussen het Capitool en het Witte Huis ligt. Op het lijstje van (ex-)adviseurs prijken namen als de Amerikaanse oud-president George W. Bush, de Amerikaanse ex-minister van Financiën James Baker, de voormalige Britse premier John Major en Arthur Levitt, die tussen 1993 en 2001 voorzitter van de Amerikaanse beurswaakhond SEC was.

De invloed van het bedrijf beperkt zich niet tot de Angelsaksische wereld. Een van de partners is Olivier Sarkozy, neef van de vorige Franse president. Fidel Ramos, ex-president van de Filipijnen; Thaksin Shinawatra en Anand Panyarachun, ex-premiers van Thailand, Park Tae-Joon, ex-minister-president van Zuid-Korea; Liu Hong-Ru, voormalig voorzitter van de Chinese Securities Regulatory Commission; en Arifin Siregar, vroegere president-directeur van de Nationale Bank van Indonesië, bewijzen het belang dat de groep hecht aan Azië.

Wat dat netwerk de werknemers van DuPont in Mechelen kan bijbrengen, moet de komende maanden blijken.

LUC HUYSMANS

“Carlyle wordt langzamerhand een soort verborgen Berkshire Hathaway”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content