De nieuwe regels van het knikkerspel

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De dollar laat wat van zijn pluimen, maar de greenback blijft de spil van een snel groeiende maar onevenwichtige wereldeconomie. Een grote dollarcrash is nog niet voor morgen.

analyse

Op de speelplaats van de wereldeconomie wordt anno 2007 volgens nieuwe maar vreemde spelregels geknikkerd. Want de verliezer krijgt na elk spelletje de verloren knikkers gewoon terug van de winnaar. Vraag is natuurlijk wie de echte winnaar of verliezer van dit spel is. Degene die wint, maar er niets aan overhoudt? Of hij die ongestraft knikkers kan verliezen?

De ogenschijnlijke verliezers van dit knikkerspel is de VS, die een recordhoog handelstekort boek met de rest van de wereld. Intussen bedraagt dat al 7 % van het Amerikaanse bbp. Maar geen nood, om een nieuw rondje te kunnen spelen wordt het Amerikaanse knikkerdeficit vlot en goedkoop gefinancierd door de ogenschijnlijke winnaars van het spel. En dat zijn, naast de exporteurs van energie en grondstoffen, in hoofdzaak de groeilanden die via een fanatieke exportstrategie hun economie opzwepen. Tegelijk overspoelen die landen de wereldeconomie met goedkope producten én overtollig spaargeld, wat de westerse financiële markten in een overdrive heeft gezet, met de bijna globale vastgoedhausse als meest markante exploot. Professor emeritus Louis Baeck. “Deze exportstrategie werd na de financiële crisissen van de jaren ’80 en ’90 door het IMF en de Wereldbank aan zowat alle ontluikende economieën voorgeschreven, goed wetende dat enkel de VS bereid was deze exportoverschotten op te slorpen. Het huidige onevenwicht zorgt voor een crisis van dit exportmodel. Schrijf niet dat ‘den Baeck’ links is geworden, maar de discrepantie tussen de matiging van de lonen en de forse klim van de vermogens is fout. Om een woonst te verwerven vanuit looninkomsten moet de huidige generatie twee keer langer werken dan wij veertig jaar geleden.”

De bel rinkelt nog (lang) niet

Intussen leggen de nieuwe knikkerregels de wereldeconomie geen windeieren. De wereldgroei is nu al jaren sterk en de globale inflatie laag. Het IMF verhoogde pas nog zijn groeiprognoses voor dit en volgend jaar tot boven de 5 %. Maar, zo argumenteren de advocaten van het klassieke evenwichtsdenken, de ene speler die altijd maar knikkers verliest, en de andere spelers die blijven winnen, dat kan niet blijven duren. Vroeg of laat volgt die grote correctie om het evenwicht in het spel te herstellen – lees: de dollar maakt een diepe duik, de rente een fikse sprong en de wereldeconomie belandt in een stevige recessie. Kopzorg van de dag is dat de Amerikaanse knikkerspeler in moeilijkheden komt door de aanzwellende crisis op de vastgoedmarkt in de VS, en dat speelde de jongste weken zowel de dollar – die handelsgewogen naar zijn laagste niveau sinds 1971 zakte – als de beurzen parten (zie kader ‘Risico voor de Amerikaanse speler: geen knikkers meer’). Panikeer echter nog niet en luister ook eens naar het nieuwe economische evangelie dat het oude nationale evenwichtsdenken naar de prullenmand verwijst en de zaken bekijkt vanuit een globaal perspectief. De wereldeconomie verteert momenteel op een wonderbaarlijk vlotte manier een gigantische maar goedaardige schok, waarbij er nog heel wat knikkers van eigenaar kunnen veranderen zonder dat de boel in mekaar stuikt. Het epicentrum van die schok ligt in Azië. China, India en andere groeilanden zijn aan een geweldige inhaalrace begonnen, in een bijna epische spurt om hun legitieme hoofdrol in de wereld(economie) weer op te eisen. Deze economische Aziatische revival past trouwens naadloos in de trendmatige verschuiving van het machtscentrum van de wereld van west naar oost, een trend die volgens de economische historicus Niall Ferguson al sinds 1900 bezig is.

En omdat China & co niet meteen zinnens zijn om hun exportstrategie overboord te gooien – alleen in China al moeten honderden miljoenen mensen hun plaats in de wereldeconomie nog vinden – rinkelt de bel die een einde maakt aan het knikkerspel nog lang niet. In deze context kan de dollar jaren relatief standhouden, kan de rente wereldwijd relatief laag blijven, kan de VS vrolijk op krediet consumeren en investeren, en kunnen de Aziaten naar hartenlust exporteren. Kortom, niemand haalt het in zijn hoofd om aan de bel te trekken.

Dollarhegemonie versterkt onevenwicht

Vraag is natuurlijk of een westerse nationale munt, in casu de dollar, de spil kan blijven van dit globale knikkerspel dat steeds meer gedomineerd wordt door de niet-westerse groeilanden. Temeer omdat de dollar vooral het Amerikaanse en niet het globale belang dient. “I don’t give a shit about the lira,” zei de Amerikaanse president Richard Nixon al tijdens een muntcrisis in 1973. “It’s our currency, it’s your problem,” is een ander bekend dollaradagium. Alleen de emittent van de wereldreservemunt kan zich dergelijke uitspraken veroorloven. De rest van de wereld wordt verplicht om met hard labeur de nodige reservedollars te verzamelen. Alleen zo bemachtigen ze een ticket dat toegang geeft tot de internationale handel en investeringen. De dollarhegemonie versterkt dus de Chinese ijver om dollarknikkers te verzamelen, met het risico zich uiteindelijk letterlijk te pletter te sparen en uit te glijden over de verzamelde knikkerhoop (zie kader ‘Risico voor de Chinese speler: te veel knikkers’). De euro werpt zich stilaan op als een concurrent van de dollar, maar dat is een oefening van heel lange adem. Het marktaandeel van de euro in de internationale deviezenreserves stagneert de jongste jaren bijvoorbeeld opnieuw.

De VS kan dankzij de dollarstatus op korte termijn goedkoop lenen in het buitenland, en belegt een deel van de vergaarde fondsen in het buitenland tegen een hogere return. De VS is eigenlijk het grootste hefboomfonds van de wereld. Ondanks de oplopende buitenlandse schuld, boekt de VS nog altijd meer inkomsten uit de eigen buitenlandse beleggingen dan ze interesten moet betalen op de buitenlandse schuld.

De dollar is dus niet snel van de troon te stoten. En zegt hoogleraar Paul De Grauwe (KU Leuven): “Een multilateraal monetair systeem kan maar werken als er geloofwaardige globale instellingen achter staan. Die zijn er nog niet en ik denk ook niet dat de VS of China snel soevereine bevoegdheden zullen afstaan aan wereldinstellingen. Kijk maar hoe moeilijk de creatie van de eurozone was. Alleen een grote en onbeheersbare globale financiële crisis zou de wereldleiders kunnen inspireren om die instellingen te bouwen, maar op zo’n moment is het vaak ieder voor zich.”

Moet ECB interveniëren?

Is een stabiel monetair systeem nog verre toekomstmuziek, dan rest de wereld een systeem van vlottende wisselkoersen tussen de grote muntblokken – dollar, euro, renminbi en yen. Maar omdat de Aziatische groeilanden in het kader van hun exportstrategie hun munten kunstmatig laag houden, kan enkel de euro-dollarwisselkoers op dit moment vrij bewegen, met als risico dat hier overdreven schommelingen ontstaan en dat de eurozone, hoewel de handelsbalans met de rest van de wereld vandaag ongeveer in evenwicht is, mee in het bad wordt getrokken om het globale onevenwicht op te vangen. Via een hogere euro worden wij verleid om meer in te voeren en wordt het moeilijker om uit te voeren, waardoor we dus een deel van het Amerikaanse tekort zouden overnemen.

De huidige sterkte van de Europese economie smoort op dit moment echter elke klaagzang over een sterke euro in de kiem. Moet de Europese Centrale Bank (ECB) lijdzaam toezien hoe de VS haar economische problemen tracht uit te voeren naar de eurozone? Paul De Grauwe: “De sterke euro is het gevolg van een sterke Europese economie. De ECB hoeft dus nu nog niet tussenbeide te komen met een expansiever monetair beleid. Dat zou enkel de inflatie aanwakkeren. Maar als de conjunctuur verzwakt en de euro blijft doorstijgen, dan moet de ECB wel interveniëren, rechtstreeks in de wisselmarkten, of via renteverlagingen.”

Daan Killemaes

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content