De mythe van de diensteneconomie

Geert Noels Geert Noels is chief economist van Econopolis.

De auteur is hoofdeconoom van Petercam Vermogensbeheer.

r werden in december 2003 geen jobs gecreëerd in de Verenigde Staten en in de Amerikaanse industrie gingen er voor de 41ste opeenvolgende maand jobs verloren. Sommigen wijten de slechte decembermaand aan het minder aanwerven van kerstmannen (echt waar), maar de oorzaken van de jobmalaise liggen dieper.

Nu kan het zijn dat we gewoon wat meer geduld moeten oefenen en dat de jobgroei met vertraging volgt op het economische herstel. Voor Amerika zou dat echter een nieuwe ervaring zijn, want na de vorige recessie kwam de arbeidsmarkt al een jaar eerder opnieuw tot leven.

Jobs die verhuizen, blijven weg. Het grote verschil met de vorige recessies is echter de globalisering van de wereldeconomie, het wereldwijde aanbod aan tewerkstelling en de versnelde desindustrialisering. Er is een nooit geziene rush geweest om productiecapaciteit over te hevelen naar Azië. Niet alleen laaggeschoolde jobs en basissectoren, ook hoogtechnologische activiteiten zijn gedelokaliseerd. De tewerkstelling die vroeger cyclisch verdween en later weer terugvloeide, is nu structureel verdwenen uit de VS. China heeft in de afgelopen jaren evenveel industriële jobs gecreëerd als de VS er verloren heeft. Toeval?

In het verleden was er trouwens eerst een significante groei in de industriële tewerkstelling voordat het jobaanbod in de dienstensector toenam. Alsof de industrie de vonk geeft die de motor van de rest van de economie in gang zet. Een deel van de zogenaamde dienstenjobs zijn natuurlijk gecamoufleerde industriële jobs. Transport hoorde vroeger bij de industrie, want het werd in de fabriek gedaan. Nu zijn het diensten, want het wordt uitbesteed. Een deel van de afkalving van de industrie en de groei van de diensten is dus alleen statistisch geweest. Volgens sommige berekeningen zou dat zelfs de helft van de groei in de diensten verklaren.

Eerste test voor de diensteneconomie. Als de VS het voorbeeld wordt van de draagkracht van een diensteneconomie, is er nu een eerste serieuze test. Tot nu toe is dit ‘nieuwe economische model’ er niet in geslaagd om op dezelfde impulsen (renteverlaging en belastingverlagingen) even soepel en krachtig te reageren als de ‘oude industriële economie’.

Maar het nieuwe model schiet niet alleen tekort qua jobcreatie, ook qua waardecreatie. Volgens een studie van het Franse CDC-IXIS(1) blijkt zo’n economie niet genoeg waarde te creëren om de import van de buitenlands geproduceerde goederen te financieren. Met andere woorden: door de productie van hoogwaardige producten in China en andere landen te laten doen, ondergraaft de VS zijn internationale koopkracht. Er zijn immers maar weinig diensten die internationaal verhandeld kunnen worden. Amerika heeft wel een sterke positie in financiële diensten, die als enige dienst een sterk positieve bijdrage leveren tot de betalingsbalans. Een andere belangrijke dienstensector, de detailhandel, doet dat echter niet en levert dus geen buitenlandse koopkracht op. De detailhandel is volgens een studie van McKinsey echter voor driekwart verantwoordelijk voor de onlangs gehypete productiviteitsgroei in de VS (het Wal-Mart-effect). De kwaliteit van die groei zou dus wel eens minder krachtig kunnen zijn en economisch minder positieve effecten opleveren dan alle voorgaande die aan productiezijde lagen.

Industrie geeft meer koopkracht. Het doel van dit artikel is niet om te ontkrachten dat kennis en diensten een belangrijkere rol spelen in onze economie. Het begint er echter op te lijken dat het niet dezelfde dynamiek en welvaartscreatie geeft dan een economie die zelf produceert. Toch raden heel wat economen aan dat onze Europese (en Belgische) economie de industrie meer en meer loslaat en focust op diensten. De industrie die we behouden moet liefst hoogtechnologisch zijn.

De VS is al het verst geëvolueerd in dit model. Maar daar blijkt (zie grafiek) dat de afkalving van de tewerkstelling in de technologie nog hoger is geweest dan in de industrie in het algemeen, zowel op korte als op lange termijn. En omdat een diensteneconomie niet dezelfde internationale koopkracht heeft, krijg je uiteindelijk financieringsproblemen om de goederen te kopen die met zoveel overtuiging en bijna goedkoper in het buitenland worden geproduceerd.

Het zou dus kunnen dat economen hetzelfde gaan ontdekken als wat mensen met gezond boerenverstand al lang wisten. Het verlies van goedbetaalde, gesofisticeerde industriële jobs compenseer je niet met Wal-Mart-, McDonald’s– of DHL-banen, of met jobs in financieel advies. Een land dat de knowhow van het maken verliest om zich te concentreren op de knowhow van het ontwikkelen, verkopen en financieren, ondergraaft uiteindelijk die drie laatste vaardigheden. Zo’n land zal naar een lager bestedingsniveau moeten zakken.

Geert Noels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content