De mythe van de Antoine Dansaertstraat, Brussel

Het moet goed vijftien jaar geleden zijn. Sonia Noël van Stijl had de Zwitserse designer ErnstWalder van het label A Propos naar België gehaald en de Belgische modepers op een brunch uitgenodigd naar de hoek van de Antoine Dansaertstraat en de Leon Lepagestraat. Er was net een nieuwe bar geopend en daar moesten we évidemment even de dagschotel gaan proeven in gezelschap van Herr Walder. Modeboetiek Stijl was toen al enkele jaren open en had vrij snel de reputatie het avant-gardewerk van ‘s werelds beste ontwerpers in huis te halen. Ook dat van Walder, een designer die het niet slecht deed bij het publiek dat graag bij Stijl kwam shoppen.

Zoveel jaren later bestaat de bar in kwestie al niet meer. Ook de kleren van Ernst Walder zijn hier niet meer te vinden, maar Stijl is gebleven. Al was het met vallen en opstaan. Nog steeds, trouwens. Het dieptepunt kwam in 1995, toen Sonia Noël besliste haar winkel te verhuizen naar een groter pand, iets verderop in de straat.

“Ik heb altijd geloofd in investeren op lange termijn,” zegt Noël, die vandaag labels als Ann Demeulemeester, Dries Van Noten, AF Vandevorst en Helmut Lang verkoopt. “Volgend jaar bestaat Stijl twintig jaar en na al die jaren kan ik van een trouw publiek spreken. Ik heb het niet altijd even makkelijk gehad, maar ik zette altijd door. En in de buurt heb ik inderdaad veel winkels zien komen en gaan. Modezaken vooral. Want de hippe bars en restaurants die ook deel uitmaken van de buurt, die doen het uitstekend. Fantastisch toch, dat mensen hier weer uitgaan?”

Ze heeft het over wonderboy Frédéric Nicolai, de man die in het oude pand van Stijl halfweg de jaren negentig met het restaurant Bonsoir Clara van start ging, en kort nadien in de ene uitloper van de Dansaertstraat, aan de (toen nog verlaten) Sint-Gorikshallen, de eet- en drinketablissementen Zebra, Mappa Mundo en Le Roi des Belges opstartte. Nicolai wist ongegeneerd de buurt nieuw leven in te blazen en ruimde schijnbaar moeiteloos jarenlange leegstand uit de weg. Goed acht jaar later zorgt het Nicolai-imperium voor constant leven in de brouwerij, zelfs na sluitingstijd van de shops. Niet iedere bewoner van de buurt vindt dat even leuk, maar het wonen is hier echt niet meer weg te denken. Een primeur? Misschien wel, want wonen in dit soort grote winkelassen ligt niet meteen voor de hand.

De eeuwige belofte

Maar ís de Dansaertstraat wel een winkelas? “Het succes van de Dansaertstraat is een mythe,” zegt Christophe Coppens, befaamd hoedenmaker en initiatiefnemer van Atelier Coppens, het open atelier aan de Nieuwe Graanmarkt, en van de gelijknamige shop op de hoek van de Dansaertstraat en de Leon Lepagestraat. “Daar bedoel ik in principe niets verkeerds mee. De Dansaertstraat is niet vergelijkbaar met straten in andere landen. Eigenlijk vind je hier niet bijster veel creatieve shops. Oké, hier zitten avant-gardistische modezaken en zeer leuke bars en restaurants en het is absoluut een van de tofste wijken van Brussel, maar hoelang kun je blijven spreken van een beloftevolle wijk in volle expansie? Tien jaar? Vijftien jaar? Dan moet het nu wel gaan gebeuren.”

Wat Coppens ook bedoelt, is: dit is geen echte winkel-wandelstraat. Hier komen niet zo veel dames hun namiddag doorbrengen zoals in de bovenstad, aan de Louizalaan of de Waterloolaan. Vaak gaat het zo: een wagen stopt abrupt voor de deur – dubbel geparkeerd als het moet -, de bestuurster stapt uit en gaat aankopen doen in één winkel, om nadien weer te vertrekken. Geen minuut te veel verloren en vooral: geen twee winkels bezocht.

“Natuurlijk zijn er uitzonderingen,” zegt Coppens. “Er zijn best wel mensen die een bezoek aan de buurt combineren met een tentoonstelling of een etentje.” Noël beaamt dat. “Veel mensen denken dat hier volop geshopt wordt, maar dat is niet zo. Het mooiste bewijs is dat sommige ietwat commerciële labels hier hun publiek niet vinden. Bepaalde merken zijn hier de voorbije vijf jaar gekomen in de hoop hun wagon aan onze locomotief te hangen. Ik denk aan een winkel als La Belle et la Bête, aan Strelli en Collège, aan Nicole Cadine en Natan. Alleen hebben sommige merken zich in een schoentje willen wringen dat te krap zat. Collège is verhuisd naar de bovenstad en ook Natan zag in dat zijn publiek hier niet voorbij kwam.”

Volgens Miet Crabbé, de vrouw achter Lena Lena, die op de hoek van de Dansaertstraat en de Graanmarkt een winkel heeft, is deze buurt veeleer een etalage. “Een straat waar veel windowshopping gebeurt. Kijken maar daarom niet kopen. Vooral op zaterdag lopen constant mensen binnen en buiten. En neen, dat zijn niet noodzakelijk toeristen.” Dat laatste valt trouwens ook bij Stijl op. Noël: “Amper één klant op de tien is een toerist, echt niet meer.”

Halt aan de leegstand

De meeste voorbijgangers zijn te vinden in de as Dansaertstraat-Ortstraat (waar de Beursschouwburg en het recent geopende Marriott Hotel liggen). Niet ver van Nicolais restaurants dus, en vlakbij die andere lokker: L’Archiduc, een jazzcafé waar ArnoHintjens en de zijnen geregeld opduiken en Toots Thielemans al eens een deuntje speelt. Feit is dat hier de voorbije jaren heel wat oude panden werden opgefrist. Denk maar aan de inplanting van het hoekpand met de Arteveldestraat, waar tot voor kort een brocantezaak zat en nu het Italiaanse designlabel Kartell huist. Of aan het huis waar juweelontwerpster Christa Reniers haar woonst, atelier en winkel onderbracht, nadat ze het eerst compleet had gerenoveerd. Sinds Reniers hier kwam te zitten (en niet langer in een veel kleiner pand aan de Oude Graanmarkt) is haar omzet verdubbeld, zegt ze onomwonden.

Vlakbij is ook de grootse renovatie van de oude Sarma gebeurd: een complex dat goed is voor 23 nieuwbouwflats, enkele winkelpanden (zoals Girbaud en Nebu) en een restaurant. Momenteel zijn onderhandelingen aan de gang om de achterliggende ruimte te verhuren aan iemand die er een soort cultureel centrum van wil maken. De appartementen worden te koop aangeboden. “Eventueel zelfs gezamenlijk,” zegt de woordvoerster van de Belgische firma Elco, die het pand aankocht en het complex realiseerde. “Momenteel ligt de huurprijs van de achterliggende ruimte rond de 200 euro per vierkante meter per jaar. Wat de koopsom van de appartementen betreft, zitten we aan ongeveer 2000 euro per vierkante meter, maar dit soort appartementen heeft onder meer een volledig afgewerkte keuken. Niet niks dus.”

Trekt dit soort winkelpanden extra aandacht? “Ik kan alleen vergelijken met onze eerste winkel in Oostende,” zegt Lieve Meulenbergs, eigenares van de designwinkel Nebu in dat complex. “Hier kun je iets verder gaan in het avant-gardeaanbod. Het beste van Edra, Cassina, maar ook Belgische designers lopen hier goed. En het leuke is ook dat je er mensen tegen het lijf loopt die rond de zestig draaien en al veertig jaar te midden van het design wonen. Echte kenners dus, en dat voelt goed.” Meulenbergs huurt het pand, en dat doen ook de andere shopeigenaars in deze buurt. “Kopen is intussen onmogelijk geworden,” zegt Christa Reniers, die in 1999 samen met zeven andere kopers een groot pand in de straat kocht voor twintig miljoen Belgische frank (496.000 euro). Die luttele miljoenen waren weliswaar genoeg voor de aankoop, niet voor de renovatie.

Uitverkoop aan het kanaal

Misschien is kopen nu nog wel een optie aan het andere eind van de straat, richting kanaal. In de buurt van de Leon Lepagestraat begonnen enkele designers jaren geleden al met eigen winkels (die ze weliswaar huren). De voorbeelden zijn legio: Azniv Afsar (een Brusselse ontwerpster met Armeense roots), Mieke Cosyn, en iets recenter Christophe Coppens en Jean-Paul Knott. Sonia Noël opende in dit deel van de Dansaertbuurt ook een tweede zaak, waar alleen de designerkleren van de Belgische ontwerper Martin Margiela verkocht worden. Veel voorbijgangers zie je hier niet, maar het dubbel parkeren is des te meer aan de orde.

“Weet je, de Dansaertstraat heeft een geweldige naam,” zegt Linda Van Waesberge, sinds jaren medewerkster van de vzw Modo Bruxellae, die Brusselse designers een hart onder de riem steekt en jaarlijks enkele mode-evenementen organiseert in de Dansaertbuurt. “Je kunt dat terecht vinden of niet. Maar zeg nu eens eerlijk, waar kun je als beginnend ontwerper naartoe? Welke andere buurt is klaar voor artistiek talent? Daarmee heb ik niet gezegd dat het hier vlotjes rond draait. De economische situatie is nu eenmaal wat ze is.”

De toevallige voorbijganger zal het al wel gemerkt hebben. Op tal van etalages prijken aankondigingen van grootse uitverkopen. Niet omdat er een verbouwing volgt, wel omdat de boeken worden neergelegd. Dat is zo voor de nochtans toonaangevende boetiek Via Della Spiga (waar veel internationale designmode verkocht werd) en voor een winkel als Van V. (met werk van Belgische bodem). Wat in deze buurt in elk geval opvalt, is dat niet elke boetiek dagelijks open is en dat de openingstijden doorgaans ronduit abnormaal zijn. Veel boetieks zijn alleen op afspraak open en dan kun je natuurlijk niet verkopen aan bussen Japanners op zoek naar de jongste Belgische modehype.

Maar personeel is duur, zo klinkt het, en dus moet je eerst eens bellen naar de boetiek van Mieke Cosyn en Jean-Paul Knott, om maar enkele voorbeelden te geven, vooraleer de voordeur opengaat. Een vicieuze cirkel? Of een wel erg dure etalage?

Durven of verdwijnen

Wat was de Dansaertbuurt voor Sonia Noël ze ontdekte? Een plek waar veel panden leegstonden, en nogal wat zaken op sterven na dood waren. Stijl kwam te zitten in een winkel waar voordien zaden en granen werden verkocht. Vlakbij zat ook een touwenwinkel en ook nu nog springen de ietwat aparte speciaalzaken eruit: zo is Ancien Maison Orlans nog steeds de betere klassieke kleermaker, verkopen ze bij Mertens alle soorten houten lijsten en bij Sougné alles om mee te gaan vissen. “Al die winkels draaiden perfect in de jaren zeventig,” zegt Noël, die niets liever wil dan dat dergelijke zaken blijven bestaan. “Iets verderop was de groothandelsmarkt gevestigd en die sfeer proef je nog een beetje. Tot voor kort zat hier trouwens een schitterende poulier, Vermeire-Bellemans, maar de schoondochter wou een modezaak starten. Tja, onbegrijpelijk (lacht).”

Sonia Noël verwacht veel van de doorsteek naar het kanaal, waar onlangs de bar Walvis openging, een trendy place to be, waar niet alleen hippe dertigers met de juiste lifestylebladen komen op zoek naar een dure Insalata Caprese, maar ook Turkse en Marokkaanse bewoners van om de hoek. In dit deel van de Dansaertstraat staat nog heel wat leeg en kan er dus wel wat gebeuren. Dat heeft ook het stadsbestuur begrepen, want er wordt volop werk gemaakt van grondige poetsbeurten aan de vele pleintjes in de buurt.

Maar wie wil nog investeren in trendy modezaken? Christophe Coppens is even visionair: “Het is al tien jaar niet het moment voor grootse experimenten. We zijn nu eenmaal de jaren tachtig gepasseerd. Maar er bestaat ook zoiets als durf. Toen ik mijn Atelier Coppens opende en in de etalage meteen een grootse lichtreclame hing, kreeg ik een hoop sms’jes. Of ik van plan was de buurt over te nemen? Natuurlijk niet. Alleen wou ik wel tonen dat ik er was.” Christa Reniers is een zelfde mening toegedaan: “Wie geen eigen identiteit uitstraalt, gaat er na een tijd resoluut uit. Wie wil overleven in de Dansaertstraat, moet er een beetje uitspringen.”

Veerle Windels

“De Dansaertstraat is een dure etalage. Mensen doen er aan window-shopping, maar kopen er weinig.”

(Miet Crabbé, Lena Lena)Appartementen in de Brusselse Dansaertstraat worden verkocht voor 2000 euro per vierkante meter.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content