De muntcrisis van 2006

Wordt 2006 het jaar van een instortende dollar, een opbrekende euro en een hoge vlucht van de Chinese yuan? In een wereldeconomie met zoveel spanningen en onevenwichtigheden is het niet onverstandig om voorbereid te zijn op woelige tijden op de wisselmarkten.

Vraag economen wat op dit ogenblik de wereldwijde risico’s zijn en ze zullen het waarschijnlijk hebben over energieprijzen en protectionisme. De meer vermetele onder hen zullen zelfs de vogelgriep en het Iraanse nucleaire programma durven aanroeren. Slechts weinigen zullen echter blijven stilstaan bij het muntrisico, want in de voorbije jaren hebben heel wat economen in verband met de wisselkoersen iets te vaak wolf geroepen. Omdat er van die geloofwaardigheid niet veel overschiet, verkiezen we over andere zaken te praten, wat gegeven de tegendraadse aard van de wisselmarkten betekent dat 2006 het jaar kan worden dat de wisselkoersrisico’s uiteindelijk werkelijkheid worden. Het is daarbij vooral uitkijken naar drie gebieden.

De dollar: het jaar van de teleurgang?

Het eerste en grootste risico is dat de dollar, die het op de deviezenmarkten erg te verduren krijgt sinds 2002, de strijd opgeeft en instort. Economen waarschuwen al sinds jaren dat de wereldeconomie ten prooi is aan enorme en onhoudbare onevenwichtigheden. Omdat de Amerikaanse consumenten (en hun regering) als gekken geld uitgeven en nauwelijks sparen, moet de Verenigde Staten naar het buitenland kijken om fondsen te vinden om te investeren in bedrijfsuitrusting, gebouwen en dergelijke. Het gevolg was ook een oplopend tekort op de lopende rekening en verplichtingen ten opzichte van de rest van de wereld die de pan uitswingen. De VS had in 2005 toegang nodig tot zowat 800 miljard dollar buitenlands geld en in 2006 zal dat bedrag waarschijnlijk dichter in de buurt liggen van 900 miljard dollar.

Buitenlanders zullen in 2006 dus dollars moeten kopen en niet weinig ook. Als ze niet bereid zijn om dat te doen, zal de dollar moeten vallen. Op een kleinere schaal is dat trouwens wat sinds 2002 aan het gebeuren is. Maar de bedragen die ermee gepaard gaan, zijn nu veel groter en de buitenlandse investeerders hebben stilaan hun buik vol van dollars. Het risico bestaat dat de afglijding van de dollar in 2006 steeds sneller zal gaan. Het probleem is dat dit de waarde vermindert van de Amerikaanse effecten die buitenlandse investeerders al in handen hebben. Veronderstel dat ze besluiten om die te verkopen en hun geld elders te plaatsen. Zou 2006 dan het jaar kunnen worden van de teleurgang van de dollar?

De euro: het jaar van de barsten?

Misschien. Maar misschien zullen de problemen wel aan de andere kant van de oceaan liggen. Het is niet allemaal koek en ei in de eenheidsmuntzone van Europa. Vooral Italië schoof in het midden van 2005 onder de schijnwerpers: een grote economie met een zware bureaucratie en hoge bedrijfskosten, die steeds minder competitief wordt en niet bereid is hervormingen door te voeren, een geschiedenis van devaluaties met zich sleept en een bevolking heeft die steeds minder opgetogen is over de euro. Kan het zijn dat ze de eenheidsmunt afvoert? En als Italië dat doet, zouden dan andere landen volgen omdat hun concurrentiekracht aangetast wordt door een Italiaanse devaluatie?

Het gebruikelijke antwoord luidt: “Ja, maar nu nog niet.” Als Italië er niet in slaagt hervormingen door te voeren, zal zijn economie verslechteren tot op het punt dat een uittreding behoorlijk aantrekkelijk wordt. Maar dat ligt nog veraf in de toekomst. De euro afzweren zou duur zijn en een politiek trauma veroorzaken. De zaken lopen op dit ogenblik niet zo heel slecht en de druk kan nog wel een decennium opgebouwd worden, vooraleer de keuze tussen hervormingen en een uittreding uit de euro onvermijdelijk wordt.

De vrees voor een uiteenvallen van de eurozone is dus van de frontpagina’s verdwenen. Maar is dat wel verstandig? Financiële markten hebben immers de nare gewoonte om de kwestie aan te roeren als er economische problemen opduiken. Als ooit, ergens in de toekomst, de eurozone zou uiteenvallen, dan zullen de investeerders waarschijnlijk geen euro’s in bezit willen hebben als het gebeurt. Dat kan ertoe leiden dat zo’n verafgelegen evenement naderbij getrokken wordt met de snelheid van een Ferrari. Als een markt als Italië blijft onderpresteren en weigert hervormingen toe te staan, dan zullen de snuggere traders misschien beginnen te verkopen. Een instorting van de euro in 2006? Het is niet uitgesloten.

De yuan: het jaar van de fenomenale stijging?

Amerika en Europa mogen dan al riskante munten vertonen, maar de aandacht gaat dezer dagen in discussies over de vooruitzichten voor de wereldeconomie al snel naar China. Sleept de rijzende draak ook wisselrisico’s mee?

Hoewel China sinds kort een nieuw, flexibel wisselkoersregime hanteert, verwachten de meeste commentatoren dat de Chinese autoriteiten de munt in grote lijnen stabiel zullen houden. Het risico bestaat echter dat de regering er andere ideeën op na zal houden in 2006. De Chinese economie stormt vooruit met een zo sterk investeringsvolume, dat capaciteitsoverschotten al beginnen op te duiken in heel wat sectoren van de economie. Intussen blijft de vraag van de consumenten op zijn minst glansloos. De Chinese regering is beleidslijnen aan het invoeren om die problemen aan te pakken. Ze zet een domper op de kapitaalbestedingen en tracht de retailverkoop aan te zwengelen. Maar die maatregelen zijn slechts ten dele doeltreffend en in de loop van 2006 zouden in de zoektocht naar een krachtiger beleidshefboom de ogen wel eens kunnen vallen op de munt.

Toelaten dat de yuan opwaardeert, kan ertoe bijdragen dat de investeringen, althans in de exportsector, gestremd worden, terwijl terzelfder tijd de kostprijs van de import naar beneden gehaald wordt, waardoor de koopkracht van de consumenten zou toenemen. Aangenomen wordt dat de impact krachtiger zou zijn in een land met een meer gedereguleerd financieel systeem, maar een stijging van de yuan kan China’s politiek om de economie af te remmen en opnieuw in evenwicht te brengen, ondersteunen. Op dit ogenblik zijn er maar weinigen die geloven dat de yuan tegen het einde van 2006 met 20 % zal mogen stijgen. Maar als de economie te snel blijft groeien, kan een dergelijke politiek aantrekkelijk beginnen te lijken.

De auteur is directeur van het economiedepartement van de Economist Intelligence Unit.

Robin Bew

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content