De misnoegde vastgoed- en horecamagnaat

De Vlaamse investeringsmaatschappij Lessius gaat in vereffening. Het financieringsvehikel van een club Vlaamse ondernemers had evenveel potentie als pretentie, maar slaagde nimmer in zijn opzet. De jezuïet Lenaert Leys (1554-1623), alias Leonardus Lessius, schonk zijn naam aan het Vlaamse fonds. Deze laatmiddeleeuwse econoom schreef onder meer het traktaat De Iustitia et Iure, dat goed twee eeuwen als handleiding diende voor rechtbanken en overheden bij economische geschillen. De aandachtige lezer zal de ironie niet ontgaan. Zeventien jaar na het roemruchte doopfeest valt het doek over het investeringsfonds.

Een juridische spielerei verstoort echter de doodsreutel van Lessius. Een van de wanklanken aan het sterfbed komt van Eddy Vermeersch. De 61-jarige zakenman heeft tentakels die verder reiken dan de grenzen van het obligate ondernemerscircuit. Toch zal zijn naam voor eeuwig verbonden blijven met de befaamde place m’as-tu vu in de streek van Sint-Martens-Latem: Auberge du Pêcheur.

Zo strijdlustig als Eddy Vermeersch de fanfare van ontevreden minderheidsaandeelhouders op gang trok, zo voorzichtig klinkt de man aan de telefoon. Geschrokken van de (media)aandacht die het dossier-Lessius opwekt, trekt Vermeersch een muur van stilzwijgen rond zich op. “Ik wil dit proces niet via de pers voeren, en heb liever dat u contact opneemt met Deminor. Dank u voor het begrip.” En de omerta gaat verder, want talloze gecontacteerde protagonisten uit het dossier persen de lippen op elkaar. Een schril contrast met de bombarie van de beginjaren, toen de superlatieven niet gespaard werden. Dan maar in de archiefkast gedoken.

De familie Vermeersch maakte aanvankelijk furore in de staal- en metaalhandel. Het Wondelgemse familiebedrijf Metaalhandel Vermeersch, dat in de jaren zeventig Albert Frère tot zijn aandeelhouders mocht rekenen, werd eind jaren tachtig ondergebracht onder de koepel Disteel. Dat was de fusiegroep van de staalbelangen van Cockerill-Sambre, waarover Eddy Vermeersch de leiding kreeg. Vermeersch herstructureerde en rationaliseerde de négoce – zoals de staalhandel destijds in het jargon heette – onder het goedkeurende oog van zijn mentor Jean Gandois. Dat zorgde voor talloze fricties, en Eddy Vermeersch werd getrakteerd op syndicale acties, tot een heuse gijzeling toe.

Tijdens diezelfde woelige periode kwam Eddy Vermeersch, samen met broer Paul, als aandeelhouder in beeld bij de overname van Ghent Grain Terminals, samen met Electrorail en Leievoeders. Een nevenstap die uitliep op een financieel debacle.

Midden jaren negentig werden de broers nog geplaagd door een niet zo wervend hoofdstuk in hun professionele carrière, dat hen tot vandaag achtervolgt. Hun textielbedrijf Mancover legde de boeken neer in een sfeer van ondoorzichtigheid. Mancover leek een schelp te zijn waarin de tapijtenproducent Imperial Carpet Company schuilging. Een waslijst aan vennootschappen (sommige zonder enige activa), een overheveling van personeel naar diverse vennootschappen… Het waren maar enkele van de vreemde zaken waar curator Herman Willems mee geconfronteerd werd. “De gebroeders Vermeersch werden in eerste aanleg veroordeeld tot gevangenisstraffen en het betalen van een boete. Maar ze gingen natuurlijk in beroep, en dat beroep moet nog altijd voorkomen,” zegt Willems. “Ze zijn vermogend en hebben een bataljon advocaten en professoren op hun zaak gezet, waardoor het zo lang aansleept. En na het beroep komt uiteraard Cassatie enzovoort.”

De familie Vermeersch had meer succes in de vastgoedbranche. Samen met schoonbroer Eric De Witte – zowel Eddy Vermeersch als Eric De Witte huwde met een dochter Versele van de veevoedergroep Versele-Laga uit Deinze – drukten ze hun stempel met de Nationale Immobiliën en Beleggingsmaatschappij (NIB). Voornamelijk aan de kust realiseerde NIB talloze projecten, met als bekroning de transformatie van het Grand Hotel op de zeedijk van Knokke. In 1987 werd NIB ontbonden en de activa werden ondergebracht in de vennootschap Pabema. Daarbij werd de actieradius verlegd naar een bredere waaier van vastgoedprojecten, waaronder industriële verkavelingen en kantoorbouw.

Maar ook solo legt Eddy Vermeersch een bijzonder track record voor. Eind september voegde hij nog het bekende restaurant Ter Dycken uit Knokke-Heist toe aan zijn inmiddels befaamde horecagroep. Naast Auberge du Pêcheur behoort ook het Gossethotel in Groot-Bijgaarden, Serwir in Sint-Niklaas en het traiteurbedrijf Diner Privé tot het imperium. Ter Dycken sluit goed aan bij de Auberge, want vele klanten frequenteren die zaak in de week, om tijdens het weekend af te zakken naar hun stulp in Knokke, waar ze dan Ter Dycken kunnen aandoen.

Freddy Vanmassenhove, burgemeester van Sint-Martens-Latem, omschrijft Vermeersch als een minzaam man. “Maar wel iemand die recht op zijn doel afgaat, en daarbij soms problemen heeft met de, in zijn ogen onlogische, wetten en reglementeringen. Hij spant de wagen vaak voor het paard.” De Auberge du Pêcheur is voor de burgemeester wel een schitterend visitekaartje. “Een monument dat Vermeersch heeft uitgebouwd tot op de grens van wat de omgeving kan dragen.”

EDDY VERMEERSCH

61 jaar.

Heeft belangen in onder meer de vastgoed- en de horecasector.

Voornamelijk bekend van hotel-restaurant Auberge du Pêcheur in Sint-Martens-Latem.

Klaagt het mismanagement aan bij de Vlaamse investeringsmaatschappij Lessius.

Lieven Desmet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content