De manager als schietschijf

Miel Dekeyser, meer dan een kwarteeuw Amerika-watcher voor de BRTN-radio, schoolde zichzelf om tot een snibbige commentator van het sociaal-economische universum. In zijn nieuwe boek laat hij managers spitsroeden lopen.

Als een gezonde relativering van de managersboeken die ook in Vlaanderen de jongste weken verschijnen, lijkt Stuur maar een manager nog het best leesbaar. Vanuit dat perspectief neemt het boek van Miel Dekeyser een kritische scharnierfunctie in tussen de boeken van onder meer Charles Handy, Jo Cornu en Karel Vinck die hier de voorbije weken de revue passeerden en de op stapel staande getuigenissen van Pierre Godfroid en Norbert von Kunitzki. De meeste van deze namen vindt men uitgebreid terug in Dekeysers uitgesponnen essay, dat naar het einde toe verdacht veel lijkt op een doorlichting van het gedachtegoed van de Britse economiefilosoof Handy.

GRONDSTOFFEN.

In het begin van het boek beschrijft Dekeyser een beeld dat dienst kan doen als synthese : “Die samenleving draait als een carrousel rond het management. De middelpuntvliedende kracht wordt groter naarmate de carrousel sneller draait en steeds meer mensen moeten loslaten.” Dekeyser wilde die middelpuntvliedende kracht meten. “Dat meten was alleen mogelijk als de acteurs van dit moderne drama in hun rol lieten kijken. Een aantal van hen heeft dat heel vriendelijk en welwillend gedaan. Ze deden het, of ze nu topmanager waren in de zware industrie, vakbondsleider, klusjesman in een PWA-dienst of interim bij Suzanne van Interlabor.”

Vooraf kreeg hij een ethisch kompas mee van Johan Verstraeten. De professor aan het Centrum voor Economische Ethiek ( KU-Leuven) wijst op de McDonaldisering van de arbeidsmarkt. “Zoals de hamburgertenten ons continent overspoelen, zo heeft ook de daarbijbehorende werkmentaliteit haar intrede gedaan. Je personeel kneden naar de behoeften van het bedrijf. Het moet alleen maar klaar staan om gebruikt te worden.” Later stelt Dekeyser, samen met de Amerikaan Ethan Kapstein, dat die koele ommezwaai al tijdens de vorige eeuw werd ingezet. Toen het landbouwtijdperk zijn zwanenzang kende, boden de boeren “hun eeltige handen aan in de fabrieken, maar ze kregen er nog minder voor dan op het land. Arbeiders werden grondstoffen. Nu spreken we van human resources, menselijke grondstoffen. Het onderscheid is subtiel.”

Vandaag worden die opties des te sterker aangevoeld omdat de economie ook de politiek ingepalmd heeft, dixit Dekeyser. Verstraeten waarschuwt al op de eerste bladzijden van het boek voor die evolutie : “Je krijgt een soort bezetting van de politiek door de economie. Wanneer in de politiek het geld gaat bepalen wat kan of niet kan, vernietig je de essentie van de politiek. En dat loopt uit in een subtiele, totalitaire maatschappij.”

OERKAPITALISME.

Alweer stuiten we op het woord subtiel, maar dat is Dekeysers boek nu net niet. In plaats van Verstraetens oordeel onder de kritische loep te schuiven, zoekt hij al te graag bevestigingen ervan. Vanzelfsprekend ontwikkelt hij dan het nochtans door een kritisch auteur als hijzelf zo vermaledijde mechanisme dat Barbertje moet hangen. Barbertje staat in dit geval voor de manager in het algemeen, al krijgen ook de in gebreke blijvende vakbonden een veeg uit de pan. Alles en iedereen, niet het minst de weekbladen Business Week en Trends, worden geciteerd voor zover ze in het kraam van Dekeysers these passen.

Die werkwijze is vooral sneu voor enkele geïnterviewde managers, die als arrogant, gevoelloos en egoïstisch geportretteerd worden. Vooral met Sidmar-topman Norbert von Kunitzki moet Dekeyser lange tijd gepraat hebben. Aanvankelijk lijkt het zelfs te klikken tussen beiden, zeker wanneer de staalbaas uiteenzet dat we teruggevallen zijn “in het tijdperk van het oerkapitalisme. Een maatschappij is opnieuw een verzameling van kapitalen, die in een mum van tijd veel vers geld moeten binnenhalen.”

In de naoorlogse jaren had de manager ook aandacht voor de groei en de stabiliteit van de onderneming, nu is hij slechts de al te gewillige (want potverterende) speelbal van de op onmiddellijk rendement beluste aandeelhouders. Dekeyser legt von Kunitzki ook een forse uitspraak over controversiële magiërs à la Thyl Gheyselinck in de mond : “Die mannen worden naar buiten toe als tovenaars voorgesteld. Eigenlijk zijn ze wat de Amerikanen noemen the bastard from out of town.” Ze gaan er met de vuile voeten doorheen, terwijl de echte verantwoordelijken (aandeelhouders of politici) veilig in de coulissen blijven. Als het moet, dient die huurling ook als schietschijf, als kop van Jut.

Alle gejen en gejudas ten spijt, kan Dekeysers boek ook gelezen worden als een waarschuwing voor het onvruchtbare kortetermijnkapitalisme, dat finaal het hele stelsel dreigt te ondermijnen. Vooral in zijn commentaar op Charles Handy komt dat aspect scherp naar voren. In die zin moet de uitgave wel degelijk au sérieux genomen worden.

LUC DE DECKER

Miel Dekeyser, Stuur maar een manager. Icarus, 221 blz., 595 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content